Перевод: со всех языков на английский

take up a lot of time

1 lot

حِصَّة \ allocation: sth. that is allocated. lot: an amount or quantity: We can share this load; you take this lot and I’ll take that lot. period: (in schools) the time taken by one lesson: We have history in the second period today. portion: a part; a share: We shared the rice, and everybody got a small portion. quota: an official share, to be given or received: Our library has received this year’s quota of new books. share: a division of sth. that is shared: He has eaten more than his share of the cake.

Arabic-English glossary > lot
2 require, to need; take

تَطَلَّبَ \ call for: to need; demand: This work calls for great care. involve: to result in (sth. that cannot be avoided): His job involved a lot of foreign travel. require, to need; take: to need (effort, money; time, etc.): I took (or it took or it took me) two hours to get here. \ See Also احتاج (اِحْتَاجَ)، استلزم (اِسْتَلْزَمَ)‏

Arabic-English glossary > require, to need; take
3 tijd

tijd

1 [als ononderbroken eenheid; tijdsduur] time

2 [tijdstip; juiste/geschikte moment] time

3 [tijdvak] time(s) ⇒ period, age

4 [seizoen] season ⇒ time

5 [taalkunde] tense

♦voorbeelden:

1   hij heeft er tijd en geld voor over • he's got both the time and the money for it

     in de helft van de tijd • in half the time

     in een jaar tijd • (with)in a year

     na bepaalde tijd • after some/a time, eventually

     geruime tijd • a considerable time, a good while

     de hele tijd • all the time, the whole time

     een hele tijd geleden • quite a while ago

     het is hoog tijd om te vertrekken • it's high time we left

     en dat is hoog tijd ook! • and about time too!

     het is de hoogste tijd! • 〈 in kroeg〉 time, (gentlemen,) please!

     een tijd lang • for a while/time

     ik heb haar lange tijd niet gezien • I haven't seen her for/in ages/quite a while

     een lange/korte tijd duren • last a long/short time

     voor onbepaalde tijd • indefinitely, for an indefinite period

     sedert onheuglijke tijden • since time immemorial

     〈 sport〉 een scherpe tijd neerzetten • record/run a fast time

     vrije tijd • spare/free time, time off, leisure (time)

     waar blijft de tijd? • where's the time gone (to)?

     iets een tijdje doen • 〈 ook〉 take a turn at something

     het zal mijn tijd wel duren • I won't be around to see it

     het duurde een tijdje voor ze eraan gewend was • it was/took a while before/until she got used to it

     ik ben niet aan tijd gebonden • I'm not pressed for time

     ik geef je vijf seconden de tijd • I'm giving you five seconds

     je moet jezelf de tijd geven • take your time

     iemand de tijd geven/gunnen • give someone time

     zich de tijd niet gunnen (om) • not take the time (to)

     heb je even tijd? • have you got a moment/a sec?

     die tijd heb ik gehad • I'm past that now, I've been through that

     geen/genoeg tijd hebben om … • have no/enough time to …

     tijd genoeg hebben • have plenty of/enough time

     de tijd hebben • have time

     we hebben hem een tijd niet gezien • we haven't seen him for a/some while/some time

     we hebben de tijd aan onszelf • our time is our own

     weinig tijd hebben • not have got much time, be pressed for time

     je hebt nog 14 dagen de tijd • you've got 14 days left

     tijd kosten • take time

     als je geen tijd hebt, maak je maar tijd • if you haven't got time, make time

     de tijd nemen voor iets • take one's time about/over something

     tijd opnemen • record the time

     tijd rekken • 〈 sport〉 use delaying tactics

     er is geen tijd te verliezen • there's no time to lose/to be lost

     de tijd verstrijkt • time passes

     dat was me nog eens een tijd! • what a time that was!, those were the days!

     tijd winnen • gain time; 〈 bij gevaar ook〉 play for time

     mijn tijd zit erop • ±I've done my stint

     in de baas zijn tijd • during/on the boss's time

     uw tijd is om • your time is up

     binnen afzienbare tijd • within the foreseeable future

     binnen niet al te lange tijd • (with)in the not too distant future, before (too) long

     binnen de kortst mogelijke tijd • in (next to) no time

     het heeft in tijden niet zo geregend • it hasn't rained like this for ages

     met de tijd breidde de hongersnood zich uit • as time went on the famine spread

     dit zal met de tijd wel beter gaan • it'll probably get better in time

     met zijn tijd geen raad weten • have time on one's hands

     na korte tijd lukte het ons om … • we soon managed to …

     〈 sport〉 de 400 meter op tijd lopen • run a timed 400 metres

     sinds enige tijd • for some time (past)

     een tijd van 11 seconden • a time of 11 seconds

     het is maar voor korte tijd • it's only for a short while

     voor de tijd van • for a period of

     〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • time will tell

2   de tijd van aankomst • the time of arrival

     vorig jaar om dezelfde tijd • (at) the same time last year

     de plaatselijke tijd • local time

     de tijd is rijp om … • the time is ripe to …

     heeft u de tijd ? • have you got the time?

     〈 pregnant〉 het is tijd • it's time; 〈 tijd om te stoppen〉 time's up

     〈 pregnant〉 als het mijn tijd is • when my time comes

     't is allang tijd geweest • it's long past/ 〈 informeel〉way past/way over time

     als de tijd daar is • when the time/day comes

     〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 zijn tijd uitdoen • serve one's time

     zijn tijd uitzitten • serve/ 〈 informeel〉 do one's time

     de tijd verdrijven/korten/doden • kill time

     eindelijk! het werd tijd • at last! it was about time (too)!

     het wordt tijd dat … • it is (high) time that …

     〈 pregnant〉 het wordt mijn tijd • I must be off, it's time for me to go

     bij tijd en wijle • now and again/then

     morgen/gisteren om deze tijd • (about/ ^Aaround) this time tomorrow/yesterday

     tijd om te eten/te slapen • time to eat/to go to bed

     op vaste tijden • at set/fixed times

     〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 op tijd en stond • in due course

     net op tijd • just in time

     op tijd • in time 〈om iets te doen/voorkomen〉; on time 〈 volgens een bepaald tijdschema, afspraak e.d.〉

     de bussen lopen precies op tijd • the buses run to/on time/schedule

     stipt op tijd • punctual; 〈 informeel〉 on the dot

     ruim op tijd • with plenty of time to spare

     op tijd naar bed gaan • not go to bed late

     zij is over tijd • she's late with her period, her period's late/overdue

     rond die tijd • around then/that time

     sinds korte tijd • recently, lately

     te allen tijde • at all times

     te zijner tijd • in due course, when appropriate

     tegen die tijd • by that time, by then

     ten tijde van hun huwelijk • at the time of their marriage

     ten tijde van Hendrik VIII • in the days/time/age of Henry VIII

     van tijd tot tijd • from time to time

     van die tijd af • from that time (on/onward(s), (ever), since (that time)

     een tijd van komen en een tijd van gaan • ±nothing lasts forever

     warm voor de tijd van het jaar • warm for the/this time of year

     sterven voor zijn tijd • die before one's time/prematurely

     je moet de eerste tijd nog rustig aandoen • to begin with/at first you must take it easy

     in minder dan geen tijd • in (less than) no time

     een tijdje • a while

     veel tijd in beslag nemen • take up a lot of time

     tijd te kort komen • run out/run short of time

     〈 spreekwoord〉 komt tijd, komt raad • time reveals all things

3   betere tijden gekend hebben • have known better times/seen better days

     een dure tijd • a time/period when the cost of living is high

     goede/slechte tijden • good/bad times

     de laatste tijd • lately, recently

     hij heeft een moeilijke tijd gehad • he's been through/had a hard time

     de goede oude tijd • the good old days

     dat is allemaal verleden tijd • that's all in the past/water under the bridge

     zijn (beste) tijd gehad hebben • be past one's best/prime, have seen better days

     die tijd is geweest/‘voorbij’ • those days are gone/past/over

     er is een tijd geweest dat … • there was a time when …

     niet met zijn tijd meegaan • be behind the times

     de tijden zijn veranderd • times have changed

     zijn tijd (ver) vooruit zijn • be (far/well/ 〈 informeel〉 (way) ahead of one's time

     bij tijden • at times/intervals

     (goed) bij de tijd zijn • be right up to date, be on the ball

     in tijden van oorlog • in times of war

     in deze/onze tijd • in these times, nowadays

     in deze tijd van het jaar • at this time of (the) year

     in vroeger tijd • in earlier times/the past

     met zijn tijd meegaan • keep up with/move with the times

     uit de tijd raken • go/get/become out of date; become outdated

     die muziek is uit de tijd • that music is out of date/old-fashioned

     dat was voor mijn tijd • that was before my time/day

     dat was voor die tijd heel ongebruikelijk • in/for those days it was most unusual

     vóór die tijd was het een klooster • it used to be/previously it was a monastery

     vóór de tijd van de auto • before the era of the car

5   de tegenwoordige/verleden tijd • the present/past tense

     〈 figuurlijk〉 dat is voltooid verleden tijd • that's over and done with, that's ancient history

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tijd
4 dedicar tiempo a

(v.) = take + time on

Ex. Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

* * *

(v.) = take + time on

Ex: Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

Spanish-English dictionary > dedicar tiempo a
5 anuncio comercial

m.

commercial, ad, advertisement, advert.

* * *

(n.) = commercial

Ex. Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

* * *

(n.) = commercial

Ex: Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

Spanish-English dictionary > anuncio comercial
6 en condiciones de igualdad

= on an equal footing, on equal terms, on an equal basis

Ex. With a payment system the consumer controls production, and all goods compete on an equal footing.

Ex. Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

Ex. All appropriate measures shall be taken to establish adequate legal protection of the rights of women on an equal basis with men.

* * *

= on an equal footing, on equal terms, on an equal basis

Ex: With a payment system the consumer controls production, and all goods compete on an equal footing.

Ex: Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

Ex: All appropriate measures shall be taken to establish adequate legal protection of the rights of women on an equal basis with men.

Spanish-English dictionary > en condiciones de igualdad
7 en igualdad de condiciones

= other things being equal, on equal terms, one of equals, ceteris paribus, in a tie, on an equal footing, on an equal basis, all (other) things being equal

Ex. Other things being equal, the capability of a service will tend to increase as the resources devoted to it increase.

Ex. Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

Ex. Above all, the relationship between Western experts and the Third World must be one of equal partners, not of donor and recipient.

Ex. It is seen that open access to land can lead to overpopulation in a ceteris paribus sense.

Ex. In a tie, the data suggests the nod would go to search engines = En igualdad de condiciones, los datos nos dan a entender que serían los buscadores los que ganarían el pulso, en última instancia.

Ex. With a payment system the consumer controls production, and all goods compete on an equal footing.

Ex. All appropriate measures shall be taken to establish adequate legal protection of the rights of women on an equal basis with men.

Ex. Some of the modern evidence supporting the law of demand shows that, all other things being equal, when the price of a good rises, the amount of it demanded decreases.

* * *

= other things being equal, on equal terms, one of equals, ceteris paribus, in a tie, on an equal footing, on an equal basis, all (other) things being equal

Ex: Other things being equal, the capability of a service will tend to increase as the resources devoted to it increase.

Ex: Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

Ex: Above all, the relationship between Western experts and the Third World must be one of equal partners, not of donor and recipient.

Ex: It is seen that open access to land can lead to overpopulation in a ceteris paribus sense.

Ex: In a tie, the data suggests the nod would go to search engines = En igualdad de condiciones, los datos nos dan a entender que serían los buscadores los que ganarían el pulso, en última instancia.

Ex: With a payment system the consumer controls production, and all goods compete on an equal footing.

Ex: All appropriate measures shall be taken to establish adequate legal protection of the rights of women on an equal basis with men.

Ex: Some of the modern evidence supporting the law of demand shows that, all other things being equal, when the price of a good rises, the amount of it demanded decreases.

Spanish-English dictionary > en igualdad de condiciones
8 relacionado con las mujeres

(adj.) = women-related

Ex. Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

* * *

(adj.) = women-related

Ex: Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

Spanish-English dictionary > relacionado con las mujeres
9 sin discriminar

= indiscriminate, on equal terms

Ex. Nonetheless, the indiscriminate use of both terms in a data base creates a situation in which the serious scholar is either deprived of access to half of the material in the collection, or must consult two sequences.

Ex. Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

* * *

= indiscriminate, on equal terms

Ex: Nonetheless, the indiscriminate use of both terms in a data base creates a situation in which the serious scholar is either deprived of access to half of the material in the collection, or must consult two sequences.

Ex: Rather than take a whole lot of time on this, let me utter a brief commercial on behalf of a book which addresses precisely this area of women-related headings, Joan Marshall's 'On Equal Terms'.

Spanish-English dictionary > sin discriminar
10 занимать много времени

1) General subject: be time-consuming (Maintaining a vegetable garden that could truly sustain a family is a time-consuming and often costly task.), take up a lot of time, be a lengthy process

2) Mathematics: the procedure takes a good deal of time

Универсальный русско-английский словарь > занимать много времени
11 veel tijd in beslag nemen

veel tijd in beslag nemen

take up a lot of time

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > veel tijd in beslag nemen
12 mucho

adj.

a lot of, too much, much, plenty of.

adv.

1 a lot, much, very much, a great deal.

2 very often, too often.

m.

a great deal, quite much, much, a lot.

* * *

mucho

► adjetivo

1 (singular - en afirmativas) a lot of; (- en negativas, interrogativas) a lot of, much

■ hicieron mucho ruido they made a lot of noise

■ no tiene mucho dinero he hasn't got a lot of/much money

■ ¿nos queda mucha gasolina? have we got a lot of/much petrol left?

2 (plural - en afirmativas) a lot of, lots of; (- en negativas, interrogativas) a lot of, many

■ son muchos socios en ese club the club has a lot of members

■ hay mucha gente esperando there are a lot of people waiting

■ tiene muchos discos he's got lots of records

■ no hay muchas copas there aren't a lot of/many glasses

■ ¿tienes muchos libros? have you got a lot of/many books?

■ hace mucho calor/frío it's very hot/cold

■ tengo mucha hambre/sed I'm very hungry/thirsty

3 (demasiado - singular) too much; (- plural) too many

■ es mucho trabajo para una sola persona it's too much work for just one person

■ el proyecto supone demasiados problemas the project involves too many problems

■ ya son muchas preguntas that's far too many questions

► pronombre

1 (singular) a lot, much; (plural) a lot, many

■ no me queda mucho por hacer I haven't got much left to do

■ muchos de ellos acudieron many of them came

■ muchos de mis amigos viven en el extranjero a lot of my friends live abroad

■ muchos dicen que no es apto para el trabajo a lot of people say he's not suitable for the job

► adverbio

1 (de cantidad) a lot, much

■ mucho mejor/peor much better/worse

■ era mucho más peligroso de lo que pensábamos it was much more dangerous than we thought

■ se preocupa mucho por ellos he worries a lot about them

■ me gusta mucho I like it a lot

■ lo siento mucho I'm really sorry

■ me alegro mucho de verte I'm very pleased to see you

■ ¿te ha gustado la película? --sí, mucho did you like the film? --yes, very much

■ ¿estaba buena la comida? --sí, mucho was the food good? --yes, very good

2 (de tiempo)

■ mucho antes/después much earlier/later

■ hace mucho que no nos vemos we haven't seen each other for a long time

3 (de frecuencia) often

■ no vienen mucho por aquí they don't come here often

\

FRASEOLOGÍA

como mucho at the most

■ te pagarán como mucho treinta euros they'll pay you thirty euros at the most

con mucho by far

■ es con mucho el mejor concursante he's the best competitor by far

muy mucho familiar very much so

ni con mucho nowhere near as

■ no es ni con mucho tan inteligente he's nowhere near as clever

ni mucho menos far from

■ no es ni mucho menos tonto he's far from stupid

por mucho que however much

■ por mucho que lo intentes no lo conseguirás you won't get it however much you try

* * *
1. (f. - mucha)
adj.

many, much, a lot of, plenty of
2. adv.
much, a lot

- como mucho
- con mucho
- mucho tiempo 3. (f. - mucha)
pron.

many, much, a lot

* * *

1. ADJ

1) [en singular] [en oraciones afirmativas] a lot of, lots of; [en oraciones interrogativas y negativas] a lot of, much

tengo mucho dinero — I have a lot of o lots of money

había mucha gente — there were a lot of o lots of people there

¿tienes mucho trabajo? — do you have a lot of o much work?

no tengo mucho dinero — I don't have a lot of o much money

hace mucho calor — it's very hot

tengo mucho frío — I'm very cold

tengo mucha hambre — I'm very hungry

tengo mucha sed — I'm very thirsty

tuve mucha suerte — I was very lucky

no hace mucho tiempo — not long ago

llevo aquí mucho tiempo — I've been here a long time

2) [en plural] [en oraciones afirmativas] a lot of, lots of; [en oraciones interrogativas y negativas] a lot of, many

tiene muchas plantas — he has got a lot of o lots of plants

muchas personas creen que no — a lot of o lots of people don't think so

se lo he dicho muchas veces — I've told him many o lots of times

¿había muchos niños en el parque? — were there a lot of o many children in the park?

no había muchos patos en el lago — there weren't a lot of o many ducks on the lake

3) * [con singular colectivo]

había mucho borracho — there were a lot of o lots of drunks there

hay mucho tonto suelto — there are a lot of o lots of idiots around

mucho beso, pero luego me critica por la espalda — she's all kisses, but then she criticizes me behind my back

4) (=demasiado)

es mucho dinero para un niño — it's too much money for a child

es mucha mujer para ti — * that woman is too much for you

esta es mucha casa para nosotros — * this house is too big for us

2. PRON

1) [en singular]

a) [en frases afirmativas] a lot, lots; [en frases interrogativas y negativas] a lot, much

tengo mucho que hacer — I have a lot o lots to do

tiene la culpa de mucho de lo que pasa — he's to blame for a lot of o much of what has happened

el plan tiene mucho de positivo — there's a lot about the plan that is positive

su discurso tiene mucho de fascista — his rhetoric contains a lot of fascist elements

¿has aprendido mucho en este trabajo? — have you learnt a lot o much from this job?

no tengo mucho que hacer — I haven't got a lot o much to do

-¿cuánto vino queda? -mucho — "how much wine is left?" - "a lot" o "lots"

b) [referido a tiempo] long

¿te vas a quedar mucho? — are you staying long?

no tardes mucho — don't be long

¿falta mucho para llegar? — will it be long till we arrive?

-¿cuánto nos queda para acabar? -mucho — "how long till we finish?" - "ages"

hace mucho que no salgo a bailar — it's a long time o ages since I went out dancing

2) [en plural] [en frases afirmativas] a lot, lots; [en frases interrogativas y negativas] a lot, many

somos muchos — there are a lot of o lots of us

son muchos los que no quieren — there are a lot o lots who don't want to

muchos dicen que... — a lot of o lots of o many people say that...

muchos de los ausentes — many of o a lot of those absent

-¿hay manzanas? -sí, pero no muchas — "are there any apples?" - "yes, but not many o not a lot"

¿vinieron muchos? — did many o a lot of people come?

-¿cuántos había? -muchos — "how many were there?" - "a lot" o "lots"

3. ADV

1) (=en gran cantidad) a lot

come mucho — she eats a lot

te quiero mucho — I love you very much o a lot

viene mucho — he comes often o a lot

me gusta mucho el jazz — I really like jazz, I like jazz a lot

sí señor, me gusta y mucho — I do indeed like it and I like it a lot

- son 75 euros -es mucho — "that will be 75 euros" - "that's a lot"

alegrarse mucho — to be very glad

correr mucho — to run fast

lo siento mucho — I'm very o really sorry

¡mucho lo sientes tú! — * a fat lot you care! *

trabajar mucho — to work hard

• mucho antes — long before

• mucho más — much o a lot more

• mucho menos — much o a lot less

• muy mucho, se guardará muy mucho de hacerlo — * he'll jolly well be careful not to do it *

• si no es mucho pedir — if that's not asking too much

eso es mucho pedir — it's a lot to ask

• pensárselo mucho, se lo pensó mucho antes de contestar — he thought long and hard about it before replying

• mucho peor — much o a lot worse

2) [en respuestas]

-¿estás cansado? -¡mucho! — "are you tired?" - "I certainly am!"

-¿te gusta? -no mucho — "do you like it?" - "not really"

3) [otras locuciones]

• como mucho — at (the) most

como mucho leo un libro al mes — at (the) most I read one book a month

• con mucho — by far, far and away

fue, con mucho, el mejor — he was by far the best, he was far and away the best

no se puede comparar, ni con mucho, a ninguna de nuestras ideas — it bears no comparison at all o you can't begin to compare it with any of our ideas

• cuando mucho — frm at (the) most

• tener a algn en mucho — to think highly of sb

• ni mucho menos, Juan no es ni mucho menos el que era — Juan is nothing like the man he was

mi intención no era insultarte, ni mucho menos — I in no way intended to insult you, I didn't intend to insult you, far from it

• por mucho que, por mucho que estudies — however hard you study

por mucho que lo quieras no debes mimarlo — no matter how much you love him, you shouldn't spoil him

* * *
I
adverbio

a) <salir/ayudar> a lot

me gusta muchísimo — I like it/her/him very much o a lot

funciona mucho mejor — it works much o a lot better

trabaja mucho — he works very hard

¿llueve mucho? — is it raining hard?

por mucho que insistas — no matter how much you insist

después de mucho discutir — after long discussions

b) ( en respuestas)

¿estás preocupado? - mucho — are you worried? - (yes, I am,) very

¿te gusta? - sí, mucho — do you like it? - yes, very much; para locs ver mucho III 3)
II
- cha adjetivo

1)

a) (sing) a lot of; ( en negativas e interrogativas) much, a lot of

¿tienes mucha hambre? — are you very hungry?

b) (pl) a lot of; ( en negativas e interrogativas) many, a lot of

somos muchos — there are a lot of us

¿recibiste muchos regalos? — did you get many o a lot of presents?

2) (sing)

a) (fam) ( con valor plural)

mucho elogio pero no me lo van a publicar — they're full of praise but they're not going to publish it

hay mucho sinvergüenza por ahí — there are a lot of rogues around

b) (fam) ( con valor ponderativo)

era mucho jugador para un equipo así — he was much too good a player for a team like that
III
- cha pronombre

1) (refiriéndose a cantidad, número)

mucho de lo que ha dicho — much o a lot of what he has said

tengo mucho que hacer — I have a lot to do

si no es mucho pedir — if it's not too much to ask

muchos creen que... — many (people) believe that...

2) mucho ( refiriéndose a tiempo) a long time

hace mucho que no lo vemos — we haven't seen him for a long time

¿falta mucho para llegar? — are we nearly there?

¿tuviste que esperar mucho? — did you have to wait long?

3) (en locs)

como mucho — at (the) most

con mucho — by far, easily

ni mucho menos — in no way

no es un buen pianista ni mucho menos — he isn't a good pianist, far from it

* * *

= heavily, much, widely, a great deal, eminent + Nombre, utmost, vitally + Verbo, plenty, to any great degree, severely, lots of, rather a lot, numerable, a whole lot (of), a great deal of, a good deal of, greatly, wide [wider -comp., widest -sup.], broad [broader -comp., broadest -sup.], extensively, a barrel/barrow load of monkeys, bags of.

Ex. Regular overhaul of guiding is important, especially for the new user who may rely heavily upon it.

Ex. Although the 1949 code was much longer than its predecessor, the 1908 code, it only contained rules pertaining to headings.

Ex. An aggressive approach is made to publicity, with posters and leaflets distributed widely, visits to local shops, post offices, doctors surgeries etc, to drum up business, and the use of volunteers to hand out leaflets at street corners = Se inicia una campaña de publicidad enérgica, distribuyendo de forma general folletos y pósteres, visitando las tiendas, oficinas de correos y consultorías médicas de la localidad, etc., para promocionar el negocio, además de utilizar voluntarios para distribuir prospectos por las esquinas de las calles.

Ex. Thus charwomen and porters in a university work in an institution where books are used a great deal but they themselves are highly unlikely to use them.

Ex. 'I think it makes eminent sense, for the reasons I've outlined,' he said and started toward the door.

Ex. Indeed, he must take the utmost care never to jump to conclusions.

Ex. Though the reference librarian cannot enter the reference process until he receives the question from the enquirer he is vitally concerned about all of its stages.

Ex. One of the great glories of books is that there are plenty to suit everybody, no matter what our taste, our mood, our intellectual ability, age or living experience.

Ex. Consumer advice centres were not used to any great degree by the working classes or those groups most at risk as consumers -- the elderly, divorced, widowed and separated.

Ex. Pressure on space will create the desire on the part of the editor to limit severely the length any paper being published.

Ex. Though reference work is the backbone of their task, they do lots of things that are not reference work.

Ex. Carlyle has been dead nearly a hundred years, but many an academic would like to agree with Carlyle even if, perhaps, universities have changed rather a lot since his day.

Ex. During the past decade both groups have developed numerable measures to assess creative potential.

Ex. For the libraries in Belgium CD-ROM offers a new range of possibilities and a whole lot of reference works will be searchable and much more used.

Ex. As earlier sections amply demonstrate, there is a great deal of choice with regards to data bases.

Ex. There is a good deal of scope for users and novice cataloguers to find difficulty in identifying the appropriate heading for many of the works which are the responsibility of corporate bodies.

Ex. The computer can greatly assist in thesaurus compilation and updating.

Ex. The method is sufficiently flexible to allow for wide modifications.

Ex. In 'upper town' streets are broad, quiet, and tree-shaded; the homes are tall and heavy and look like battleships, each anchored in its private sea of grass.

Ex. Fiction classifications are used extensively in public libraries.

Ex. The landlord is as mad as a barrel load of monkeys, but a fine man and ex-soldier.

Ex. His colleagues would say he's as daft as a brush, has bags of energy and enthusiasm but gets the job done.

----

* a costa de mucho = at (a) great expense.

* afectar mucho = hit + hard.

* Algo a lo que hay que dedicar mucho tiempo = time-consuming [time consuming].

* Algo que lleva mucho tiempo de hacer = time-consuming [time consuming].

* a muchos niveles = many-levelled [many-leveled, -USA].

* andarse con mucho cuidado = walk on + eggshells, tread + the thin line between... and.

* andarse con mucho ojo = keep + Posesivo + eyes peeled, keep + Posesivo + eyes skinned, keep + Posesivo + eyes (wide) open.

* arriesgar mucho = play (for) + high stakes.

* avanzar mucho = travel + a long way down the road.

* bajar mucho = go + way down.

* beber mucho = drink + heavily.

* bebida alcohólica con muchos grados = hard drink, hard liquor.

* cada vez mucho mayor = fast-increasing, exploding.

* causar muchas víctimas = take + a toll on life.

* como mucho = at best, at most, if at all, at the most, at the very latest.

* conceder mucha importancia a = lay + great store on.

* con mucha antelación = far in advance.

* con mucha ceremonia = ceremoniously.

* con mucha diferencia = by far.

* con mucha energía = high energy.

* con mucha frecuencia = very often.

* con mucha información = populated.

* con mucha labia = glibly, smooth-talking.

* con mucha palabrería = glibly.

* con mucha población = heavily populated.

* con mucha pompa = ceremoniously.

* con mucha prisa = without a minute to spare.

* con muchas actividades = event-filled.

* con muchas deudas = heavily indebted.

* con muchas ilustraciones = copiously illustrated.

* con muchas imágenes = image intensive.

* con muchas prestaciones = feature-filled, multifacility.

* con mucha vitalidad = lively [livelier -comp., liveliest -sup.].

* con mucho = very much, far + Verbo, grossly, by far, by a long shot, by a long way, hands down.

* con mucho ánimo = spiritedly.

* con mucho bombo = ceremoniously.

* con mucho contenido = information packed [information-packed].

* con mucho esfuerzo = painfully.

* con mucho éxito = with a wide appeal.

* con mucho protocolo = ceremoniously.

* con mucho público = well attended [well-attended].

* con muchos acontecimientos = event-filled.

* con muchos detalles = elaborately.

* con muchos eventos = event-filled.

* con muchos huesos y poca carne = bony [bonier -comp., boniest -sup.].

* con muchos lectores = with a wide appeal.

* con muchos miramientos = ceremoniously.

* con mucho trabajo = painfully.

* conseguir mucho = do + much.

* contener mucho = be high in.

* costar mucho trabajo = have + a tough time, have + a hard time.

* dar mucha importancia = put + a premium on.

* dar mucho en qué pensar = give + Nombre + much to think about, give + Nombre + a lot to think about.

* dar mucho valor a Algo = value + Nombre + highly.

* darse (muchos) aires = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.

* decir mucho de Algo = speak + volumes.

* de hace muchos años = long-standing.

* de hace mucho tiempo = age-old, long-term, long-lost.

* dejar mucho que desear = fall (far) short of + ideal, leave + a lot to be desired, leave + much to be desired.

* demandar mucho esfuerzo por parte de Alguien = tax + Posesivo + imagination.

* de muchas formas = in more ways than one.

* de muchas maneras = in every way.

* de mucho arraigo = long-established.

* de mucho beneficio = high-payoff.

* de mucho cuidado = badass.

* de mucho provecho = high-payoff.

* de muchos usos = all-purpose.

* desde hace muchos años = for years.

* desde hace mucho tiempo = for ages, long-time [longtime], far back in time, for a long time, long since, in ages (and ages and ages).

* desear mucha suerte a Alguien = wish + Nombre + the (very) best of luck.

* desempeñando muchas funciones = in many capacities.

* destacar con mucho sobre = stand out + head and shoulders (above/over), be head and shoulder (above/over).

* día de mucho calor = scorcher.

* donde cabe mucho también cabe poco = what holds a lot will hold a little.

* durante el transcurso de muchos años = over many years.

* durante muchas horas = for many long hours.

* durante muchos años = for many years, for years to come, for many years to come, over many years, for years and years (and years).

* durante mucho tiempo = long [longer -comp., longest -sup.], for generations, long-time [longtime], for a long time to come, for long periods of time, for a long period of time, lastingly, for a very long time, for many long hours, for a long time, in ages (and ages and ages).

* durar mucho = last + long.

* durar mucho rato = take + a long time.

* durar mucho tiempo = last + long.

* echar muchas horas al día = work + long hours.

* echar mucho de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* el que mucho abarca poco aprieta = jack of all trades, master of none.

* en muchos aspectos = in most respects.

* en muchos casos = in many instances.

* en muchos grupos = in many quarters.

* en muchos grupos de la población = in many quarters.

* en muchos sectores = in many quarters.

* en muchos sectores de la población = in many quarters.

* en muchos sentidos = in many ways, in many respects, in most respects, in more ways than one.

* escribir mucho sobre Algo = a lot + be written about, much + be written about.

* existen de muchos tipos = come in + many guises.

* existir mucha diferencia entre... y... = be a far cry from... to....

* faltar mucho = be a long way off.

* faltar mucho (para) = there + be + a long way to go (before), have + a long way to go (before).

* fue durante mucho tiempo = long remained.

* ganar mucho dinero = make + good money, earn + good money.

* guardar con mucho cariño = treasure.

* guardar muchas esperanzas = get + Posesivo + hopes up.

* gustar mucho = come up + a treat, go down + a treat.

* gustar mucho las mujeres = womanise [womanize, -USA].

* gustar mucho lo dulce = have + a sweet tooth.

* haber de muchos tipos = come in + all/many (sorts of) shapes and sizes.

* haber recorrido mucho mundo = be well-travelled.

* haber viajado mucho = be well-travelled.

* hace muchas lunas = all those many moons ago, many moons ago.

* hace muchos años = many years ago.

* hace mucho tiempo = long since, all those many moons ago, many moons ago.

* hacer mucho = do + much.

* hacer mucho dinero = make + good money, earn + good money.

* hacer mucho por = go + a long way (towards/to/in) + Gerundio.

* hacer muchos aspavientos por Algo = make + a song and dance about.

* hace ya mucho tiempo que = gone are the days of.

* hombre que tiene mucho mundo = a man of the world.

* ir con mucho ojo = keep + Posesivo + eyes peeled, keep + Posesivo + eyes skinned, keep + Posesivo + eyes (wide) open.

* la mayoría con mucho = the vast majority of.

* llenar mucho = be filling.

* lo mucho que = how extensively.

* mucha gente + esperar que = be widely expected.

* muchas ganancias = high return.

* Muchas gracias = Thank you very much.

* muchas horas = long hours.

* muchas otras cosas = much else.

* muchas otras cosas más = much else besides.

* mucha suerte = best of luck.

* muchas veces = multiple times.

* mucho + Adjetivo = very much + Adjetivo, significantly + Adjetivo.

* mucho antes = early on.

* mucho antes de = well before.

* mucho + Comparativo = a good deal + Comparativo.

* mucho dinero = big bucks.

* mucho esfuerzo = hard work.

* mucho interés = keen interest.

* mucho más = order of magnitude, much more, much more so, a lot more, lots more.

* mucho más + Adjetivo = all the more + Adjetivo, far + Adjetivo Comparativo.

* mucho más + Adverbio/Adjetivo = far more + Adverbio/Adjetivo, far more + Adverbio/Adjetivo.

* mucho más allá de = far beyond.

* mucho más cerca = far closer.

* mucho más de = well over + Expresión Numérica.

* mucho más rápido = far faster.

* mucho mayor = far greater, far larger, very much greater.

* mucho mejor = far better.

* mucho mejor que = far superior to.

* mucho menos = a great deal less, let alone, far less.

* mucho menos + Adjetivo = far + Adjetivo Comparativo.

* mucho + Nombre = a lot of + Nombre, bleeding + Adjetivo/Nombre.

* mucho peor = far worse.

* mucho que + Infinitivo = a lot + Infinitivo.

* mucho ruido y pocas nueces = much ado about nothing, storm in a teacup, Posesivo + bark is worse than + Posesivo + bite.

* muchos = many, good many, many a(n).

* muchos beneficios = high return.

* muchos jefes y pocos trabajadores = too many chiefs and not enough Indians.

* muchos más = a great many more.

* muchos + Nombre = a lot of + Nombre.

* mucho tiempo = long time, long periods of time, a very long time, long hours, ample time, for a long time.

* mucho tiempo antes de (que) = long before.

* mucho tiempo después = ages and ages hence.

* mucho tiempo después (de que) = long after.

* mucho trabajo = hard graft.

* ni con mucho = not by a long shot.

* ni mucho menos = by any stretch (of the imagination), by any means, not by a long shot.

* no estar finalizado (con mucho) = fall (far) short of + completeness.

* no existir muchos indicios de que = there + be + little sign of.

* no haber muchas señales de que = there + be + little sign of.

* no hace mucho = in the recent past.

* no hace mucho tiempo = not so long ago.

* Nombre + no tardará mucho en = it won't be long before + Nombre.

* Nombre + no tardó mucho en = it wasn't long before + Nombre.

* no mucho después = not long after.

* no parar mucho en un sitio = live out of + a suitcase.

* no pasar mucho tiempo antes de que + Subjuntivo = be not long before + Indicativo.

* no perderse mucho = be no great loss.

* pasar mucho tiempo antes de que = be a long time before.

* pasar por muchas dificultades = be to hell and back.

* persona con mucha ambición = social climber.

* persona que ha viajado mucho = seasoned traveller.

* poner mucho ahínco = try + Posesivo + heart out.

* poner mucho ahínco en = put + Posesivo + heart into.

* poner mucho empe = put + Posesivo + heart into.

* poner mucho empeño = try + Posesivo + heart out.

* poner mucho empeño en + Verbo = be at pains to + Infinitivo.

* poner mucho empeño por = take + (great) pains to.

* poner mucho esmero por = take + (great) pains to.

* por muchas razones = in many ways.

* por mucho que lo + intentar = try as + Pronombre + might.

* por mucho que lo intento = for the life of me.

* por mucho tiempo = for long, for long periods of time.

* prometer mucho = promise + great possibilities, bode + well.

* que consume mucha CPU = CPU intensive.

* que consume mucha energía = energy-intensive.

* que contiene muchas imágenes = image intensive.

* quedar mucho más por hacer = much more needs to be done.

* quedar mucho (para) = have + a long way to go (before), there + be + a long way to go (before).

* quedar mucho por conocer = there + be + a great deal yet to be learned, there + be + still a great deal to be learned.

* quedar mucho por hacer = more needs to be done, have + a long way to go.

* quedar mucho por saber = there + be + a great deal yet to be learned, there + be + still a great deal to be learned.

* que deja mucho al azar = hit-or-miss.

* que hay que dar muchas vueltas = circuitous.

* que hay que dedicarle mucho tiempo = time-intensive.

* que ocupa mucho espacio = space-consuming.

* que se percibe desde hace mucho tiempo = long-felt.

* que utiliza muchos recursos = resource-intensive.

* quien mucho abarca poco aprieta = bite off more than + Pronombre + can chew.

* resaltar con mucho sobre = stand out + head and shoulders (above/over), be head and shoulder (above/over).

* saber un poco de todo y mucho de nada = jack of all trades, master of none.

* ser de mucho uso = take + Nombre + a long way.

* ser mucho = be a mouthful.

* ser mucho más = be all the more.

* ser mucho más que = be far more than.

* sin mucha antelación = at short notice.

* sin mucha anticipación = at short notice.

* sin mucha dificultad = painlessly.

* sin muchas contemplaciones = unceremoniously.

* sin muchos inconvenientes = without much grudging.

* sin pensarlo mucho = off the top of + Posesivo + head.

* sorprenderse mucho = eyes + pop (out), Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + head, Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + socket.

* tener mucha distancia que recorrer = have + a long way to go.

* tener mucha personalidad = be full of character.

* tener mucho camino que recorrer = have + a long way to go.

* tener mucho carácter = be full of character.

* tener mucho cuidado = be extra vigilant.

* tener mucho éxito = hit + a home run, hit it out of + the park, knock it out of + the park.

* tener mucho interés en = have + a high stake in.

* tener mucho interés por = be keen to.

* tener mucho que ver con = have + a great deal to do with.

* tener mucho tiempo libre = have + plenty of time to spare.

* trabajando mucho = hard at work.

* trabajar muchas horas al día = work + long hours.

* trabajar mucho = work + hard.

* usuario que hace mucho uso del préstamo = heavy borrower.

* venir de mucho tiempo atrás = go back + a long way.

* Verbo + mucho = Verbo + hard.

* y cuanto mucho menos = much less.

* y mucho más = and much more.

* y mucho menos = much less, least of all.

* y mucho(s) más = and more.

* * *
I
adverbio

a) <salir/ayudar> a lot

me gusta muchísimo — I like it/her/him very much o a lot

funciona mucho mejor — it works much o a lot better

trabaja mucho — he works very hard

¿llueve mucho? — is it raining hard?

por mucho que insistas — no matter how much you insist

después de mucho discutir — after long discussions

b) ( en respuestas)

¿estás preocupado? - mucho — are you worried? - (yes, I am,) very

¿te gusta? - sí, mucho — do you like it? - yes, very much; para locs ver mucho III 3)
II
- cha adjetivo

1)

a) (sing) a lot of; ( en negativas e interrogativas) much, a lot of

¿tienes mucha hambre? — are you very hungry?

b) (pl) a lot of; ( en negativas e interrogativas) many, a lot of

somos muchos — there are a lot of us

¿recibiste muchos regalos? — did you get many o a lot of presents?

2) (sing)

a) (fam) ( con valor plural)

mucho elogio pero no me lo van a publicar — they're full of praise but they're not going to publish it

hay mucho sinvergüenza por ahí — there are a lot of rogues around

b) (fam) ( con valor ponderativo)

era mucho jugador para un equipo así — he was much too good a player for a team like that
III
- cha pronombre

1) (refiriéndose a cantidad, número)

mucho de lo que ha dicho — much o a lot of what he has said

tengo mucho que hacer — I have a lot to do

si no es mucho pedir — if it's not too much to ask

muchos creen que... — many (people) believe that...

2) mucho ( refiriéndose a tiempo) a long time

hace mucho que no lo vemos — we haven't seen him for a long time

¿falta mucho para llegar? — are we nearly there?

¿tuviste que esperar mucho? — did you have to wait long?

3) (en locs)

como mucho — at (the) most

con mucho — by far, easily

ni mucho menos — in no way

no es un buen pianista ni mucho menos — he isn't a good pianist, far from it

* * *

= heavily, much, widely, a great deal, eminent + Nombre, utmost, vitally + Verbo, plenty, to any great degree, severely, lots of, rather a lot, numerable, a whole lot (of), a great deal of, a good deal of, greatly, wide [wider -comp., widest -sup.], broad [broader -comp., broadest -sup.], extensively, a barrel/barrow load of monkeys, bags of.

Ex: Regular overhaul of guiding is important, especially for the new user who may rely heavily upon it.

Ex: Although the 1949 code was much longer than its predecessor, the 1908 code, it only contained rules pertaining to headings.

Ex: An aggressive approach is made to publicity, with posters and leaflets distributed widely, visits to local shops, post offices, doctors surgeries etc, to drum up business, and the use of volunteers to hand out leaflets at street corners = Se inicia una campaña de publicidad enérgica, distribuyendo de forma general folletos y pósteres, visitando las tiendas, oficinas de correos y consultorías médicas de la localidad, etc., para promocionar el negocio, además de utilizar voluntarios para distribuir prospectos por las esquinas de las calles.

Ex: Thus charwomen and porters in a university work in an institution where books are used a great deal but they themselves are highly unlikely to use them.

Ex: 'I think it makes eminent sense, for the reasons I've outlined,' he said and started toward the door.

Ex: Indeed, he must take the utmost care never to jump to conclusions.

Ex: Though the reference librarian cannot enter the reference process until he receives the question from the enquirer he is vitally concerned about all of its stages.

Ex: One of the great glories of books is that there are plenty to suit everybody, no matter what our taste, our mood, our intellectual ability, age or living experience.

Ex: Consumer advice centres were not used to any great degree by the working classes or those groups most at risk as consumers -- the elderly, divorced, widowed and separated.

Ex: Pressure on space will create the desire on the part of the editor to limit severely the length any paper being published.

Ex: Though reference work is the backbone of their task, they do lots of things that are not reference work.

Ex: Carlyle has been dead nearly a hundred years, but many an academic would like to agree with Carlyle even if, perhaps, universities have changed rather a lot since his day.

Ex: During the past decade both groups have developed numerable measures to assess creative potential.

Ex: For the libraries in Belgium CD-ROM offers a new range of possibilities and a whole lot of reference works will be searchable and much more used.

Ex: As earlier sections amply demonstrate, there is a great deal of choice with regards to data bases.

Ex: There is a good deal of scope for users and novice cataloguers to find difficulty in identifying the appropriate heading for many of the works which are the responsibility of corporate bodies.

Ex: The computer can greatly assist in thesaurus compilation and updating.

Ex: The method is sufficiently flexible to allow for wide modifications.

Ex: In 'upper town' streets are broad, quiet, and tree-shaded; the homes are tall and heavy and look like battleships, each anchored in its private sea of grass.

Ex: Fiction classifications are used extensively in public libraries.

Ex: The landlord is as mad as a barrel load of monkeys, but a fine man and ex-soldier.

Ex: His colleagues would say he's as daft as a brush, has bags of energy and enthusiasm but gets the job done.

* a costa de mucho = at (a) great expense.

* afectar mucho = hit + hard.

* Algo a lo que hay que dedicar mucho tiempo = time-consuming [time consuming].

* Algo que lleva mucho tiempo de hacer = time-consuming [time consuming].

* a muchos niveles = many-levelled [many-leveled, -USA].

* andarse con mucho cuidado = walk on + eggshells, tread + the thin line between... and.

* andarse con mucho ojo = keep + Posesivo + eyes peeled, keep + Posesivo + eyes skinned, keep + Posesivo + eyes (wide) open.

* arriesgar mucho = play (for) + high stakes.

* avanzar mucho = travel + a long way down the road.

* bajar mucho = go + way down.

* beber mucho = drink + heavily.

* bebida alcohólica con muchos grados = hard drink, hard liquor.

* cada vez mucho mayor = fast-increasing, exploding.

* causar muchas víctimas = take + a toll on life.

* como mucho = at best, at most, if at all, at the most, at the very latest.

* conceder mucha importancia a = lay + great store on.

* con mucha antelación = far in advance.

* con mucha ceremonia = ceremoniously.

* con mucha diferencia = by far.

* con mucha energía = high energy.

* con mucha frecuencia = very often.

* con mucha información = populated.

* con mucha labia = glibly, smooth-talking.

* con mucha palabrería = glibly.

* con mucha población = heavily populated.

* con mucha pompa = ceremoniously.

* con mucha prisa = without a minute to spare.

* con muchas actividades = event-filled.

* con muchas deudas = heavily indebted.

* con muchas ilustraciones = copiously illustrated.

* con muchas imágenes = image intensive.

* con muchas prestaciones = feature-filled, multifacility.

* con mucha vitalidad = lively [livelier -comp., liveliest -sup.].

* con mucho = very much, far + Verbo, grossly, by far, by a long shot, by a long way, hands down.

* con mucho ánimo = spiritedly.

* con mucho bombo = ceremoniously.

* con mucho contenido = information packed [information-packed].

* con mucho esfuerzo = painfully.

* con mucho éxito = with a wide appeal.

* con mucho protocolo = ceremoniously.

* con mucho público = well attended [well-attended].

* con muchos acontecimientos = event-filled.

* con muchos detalles = elaborately.

* con muchos eventos = event-filled.

* con muchos huesos y poca carne = bony [bonier -comp., boniest -sup.].

* con muchos lectores = with a wide appeal.

* con muchos miramientos = ceremoniously.

* con mucho trabajo = painfully.

* conseguir mucho = do + much.

* contener mucho = be high in.

* costar mucho trabajo = have + a tough time, have + a hard time.

* dar mucha importancia = put + a premium on.

* dar mucho en qué pensar = give + Nombre + much to think about, give + Nombre + a lot to think about.

* dar mucho valor a Algo = value + Nombre + highly.

* darse (muchos) aires = give + Reflexivo + such airs, aggrandise + Reflexivo.

* decir mucho de Algo = speak + volumes.

* de hace muchos años = long-standing.

* de hace mucho tiempo = age-old, long-term, long-lost.

* dejar mucho que desear = fall (far) short of + ideal, leave + a lot to be desired, leave + much to be desired.

* demandar mucho esfuerzo por parte de Alguien = tax + Posesivo + imagination.

* de muchas formas = in more ways than one.

* de muchas maneras = in every way.

* de mucho arraigo = long-established.

* de mucho beneficio = high-payoff.

* de mucho cuidado = badass.

* de mucho provecho = high-payoff.

* de muchos usos = all-purpose.

* desde hace muchos años = for years.

* desde hace mucho tiempo = for ages, long-time [longtime], far back in time, for a long time, long since, in ages (and ages and ages).

* desear mucha suerte a Alguien = wish + Nombre + the (very) best of luck.

* desempeñando muchas funciones = in many capacities.

* destacar con mucho sobre = stand out + head and shoulders (above/over), be head and shoulder (above/over).

* día de mucho calor = scorcher.

* donde cabe mucho también cabe poco = what holds a lot will hold a little.

* durante el transcurso de muchos años = over many years.

* durante muchas horas = for many long hours.

* durante muchos años = for many years, for years to come, for many years to come, over many years, for years and years (and years).

* durante mucho tiempo = long [longer -comp., longest -sup.], for generations, long-time [longtime], for a long time to come, for long periods of time, for a long period of time, lastingly, for a very long time, for many long hours, for a long time, in ages (and ages and ages).

* durar mucho = last + long.

* durar mucho rato = take + a long time.

* durar mucho tiempo = last + long.

* echar muchas horas al día = work + long hours.

* echar mucho de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* el que mucho abarca poco aprieta = jack of all trades, master of none.

* en muchos aspectos = in most respects.

* en muchos casos = in many instances.

* en muchos grupos = in many quarters.

* en muchos grupos de la población = in many quarters.

* en muchos sectores = in many quarters.

* en muchos sectores de la población = in many quarters.

* en muchos sentidos = in many ways, in many respects, in most respects, in more ways than one.

* escribir mucho sobre Algo = a lot + be written about, much + be written about.

* existen de muchos tipos = come in + many guises.

* existir mucha diferencia entre... y... = be a far cry from... to....

* faltar mucho = be a long way off.

* faltar mucho (para) = there + be + a long way to go (before), have + a long way to go (before).

* fue durante mucho tiempo = long remained.

* ganar mucho dinero = make + good money, earn + good money.

* guardar con mucho cariño = treasure.

* guardar muchas esperanzas = get + Posesivo + hopes up.

* gustar mucho = come up + a treat, go down + a treat.

* gustar mucho las mujeres = womanise [womanize, -USA].

* gustar mucho lo dulce = have + a sweet tooth.

* haber de muchos tipos = come in + all/many (sorts of) shapes and sizes.

* haber recorrido mucho mundo = be well-travelled.

* haber viajado mucho = be well-travelled.

* hace muchas lunas = all those many moons ago, many moons ago.

* hace muchos años = many years ago.

* hace mucho tiempo = long since, all those many moons ago, many moons ago.

* hacer mucho = do + much.

* hacer mucho dinero = make + good money, earn + good money.

* hacer mucho por = go + a long way (towards/to/in) + Gerundio.

* hacer muchos aspavientos por Algo = make + a song and dance about.

* hace ya mucho tiempo que = gone are the days of.

* hombre que tiene mucho mundo = a man of the world.

* ir con mucho ojo = keep + Posesivo + eyes peeled, keep + Posesivo + eyes skinned, keep + Posesivo + eyes (wide) open.

* la mayoría con mucho = the vast majority of.

* llenar mucho = be filling.

* lo mucho que = how extensively.

* mucha gente + esperar que = be widely expected.

* muchas ganancias = high return.

* Muchas gracias = Thank you very much.

* muchas horas = long hours.

* muchas otras cosas = much else.

* muchas otras cosas más = much else besides.

* mucha suerte = best of luck.

* muchas veces = multiple times.

* mucho + Adjetivo = very much + Adjetivo, significantly + Adjetivo.

* mucho antes = early on.

* mucho antes de = well before.

* mucho + Comparativo = a good deal + Comparativo.

* mucho dinero = big bucks.

* mucho esfuerzo = hard work.

* mucho interés = keen interest.

* mucho más = order of magnitude, much more, much more so, a lot more, lots more.

* mucho más + Adjetivo = all the more + Adjetivo, far + Adjetivo Comparativo.

* mucho más + Adverbio/Adjetivo = far more + Adverbio/Adjetivo, far more + Adverbio/Adjetivo.

* mucho más allá de = far beyond.

* mucho más cerca = far closer.

* mucho más de = well over + Expresión Numérica.

* mucho más rápido = far faster.

* mucho mayor = far greater, far larger, very much greater.

* mucho mejor = far better.

* mucho mejor que = far superior to.

* mucho menos = a great deal less, let alone, far less.

* mucho menos + Adjetivo = far + Adjetivo Comparativo.

* mucho + Nombre = a lot of + Nombre, bleeding + Adjetivo/Nombre.

* mucho peor = far worse.

* mucho que + Infinitivo = a lot + Infinitivo.

* mucho ruido y pocas nueces = much ado about nothing, storm in a teacup, Posesivo + bark is worse than + Posesivo + bite.

* muchos = many, good many, many a(n).

* muchos beneficios = high return.

* muchos jefes y pocos trabajadores = too many chiefs and not enough Indians.

* muchos más = a great many more.

* muchos + Nombre = a lot of + Nombre.

* mucho tiempo = long time, long periods of time, a very long time, long hours, ample time, for a long time.

* mucho tiempo antes de (que) = long before.

* mucho tiempo después = ages and ages hence.

* mucho tiempo después (de que) = long after.

* mucho trabajo = hard graft.

* ni con mucho = not by a long shot.

* ni mucho menos = by any stretch (of the imagination), by any means, not by a long shot.

* no estar finalizado (con mucho) = fall (far) short of + completeness.

* no existir muchos indicios de que = there + be + little sign of.

* no haber muchas señales de que = there + be + little sign of.

* no hace mucho = in the recent past.

* no hace mucho tiempo = not so long ago.

* Nombre + no tardará mucho en = it won't be long before + Nombre.

* Nombre + no tardó mucho en = it wasn't long before + Nombre.

* no mucho después = not long after.

* no parar mucho en un sitio = live out of + a suitcase.

* no pasar mucho tiempo antes de que + Subjuntivo = be not long before + Indicativo.

* no perderse mucho = be no great loss.

* pasar mucho tiempo antes de que = be a long time before.

* pasar por muchas dificultades = be to hell and back.

* persona con mucha ambición = social climber.

* persona que ha viajado mucho = seasoned traveller.

* poner mucho ahínco = try + Posesivo + heart out.

* poner mucho ahínco en = put + Posesivo + heart into.

* poner mucho empe = put + Posesivo + heart into.

* poner mucho empeño = try + Posesivo + heart out.

* poner mucho empeño en + Verbo = be at pains to + Infinitivo.

* poner mucho empeño por = take + (great) pains to.

* poner mucho esmero por = take + (great) pains to.

* por muchas razones = in many ways.

* por mucho que lo + intentar = try as + Pronombre + might.

* por mucho que lo intento = for the life of me.

* por mucho tiempo = for long, for long periods of time.

* prometer mucho = promise + great possibilities, bode + well.

* que consume mucha CPU = CPU intensive.

* que consume mucha energía = energy-intensive.

* que contiene muchas imágenes = image intensive.

* quedar mucho más por hacer = much more needs to be done.

* quedar mucho (para) = have + a long way to go (before), there + be + a long way to go (before).

* quedar mucho por conocer = there + be + a great deal yet to be learned, there + be + still a great deal to be learned.

* quedar mucho por hacer = more needs to be done, have + a long way to go.

* quedar mucho por saber = there + be + a great deal yet to be learned, there + be + still a great deal to be learned.

* que deja mucho al azar = hit-or-miss.

* que hay que dar muchas vueltas = circuitous.

* que hay que dedicarle mucho tiempo = time-intensive.

* que ocupa mucho espacio = space-consuming.

* que se percibe desde hace mucho tiempo = long-felt.

* que utiliza muchos recursos = resource-intensive.

* quien mucho abarca poco aprieta = bite off more than + Pronombre + can chew.

* resaltar con mucho sobre = stand out + head and shoulders (above/over), be head and shoulder (above/over).

* saber un poco de todo y mucho de nada = jack of all trades, master of none.

* ser de mucho uso = take + Nombre + a long way.

* ser mucho = be a mouthful.

* ser mucho más = be all the more.

* ser mucho más que = be far more than.

* sin mucha antelación = at short notice.

* sin mucha anticipación = at short notice.

* sin mucha dificultad = painlessly.

* sin muchas contemplaciones = unceremoniously.

* sin muchos inconvenientes = without much grudging.

* sin pensarlo mucho = off the top of + Posesivo + head.

* sorprenderse mucho = eyes + pop (out), Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + head, Posesivo + eyes + pop out of + Posesivo + socket.

* tener mucha distancia que recorrer = have + a long way to go.

* tener mucha personalidad = be full of character.

* tener mucho camino que recorrer = have + a long way to go.

* tener mucho carácter = be full of character.

* tener mucho cuidado = be extra vigilant.

* tener mucho éxito = hit + a home run, hit it out of + the park, knock it out of + the park.

* tener mucho interés en = have + a high stake in.

* tener mucho interés por = be keen to.

* tener mucho que ver con = have + a great deal to do with.

* tener mucho tiempo libre = have + plenty of time to spare.

* trabajando mucho = hard at work.

* trabajar muchas horas al día = work + long hours.

* trabajar mucho = work + hard.

* usuario que hace mucho uso del préstamo = heavy borrower.

* venir de mucho tiempo atrás = go back + a long way.

* Verbo + mucho = Verbo + hard.

* y cuanto mucho menos = much less.

* y mucho más = and much more.

* y mucho menos = much less, least of all.

* y mucho(s) más = and more.

* * *

mucho¹

adverb

1

salen mucho they go out a lot

no salen mucho they don't go out much o a lot

¿salen mucho? do they go out much o a lot?

me ayudaron muchísimo they really helped me a lot

ahora funciona mucho mejor it works much o a lot better now

esto preocupa, y mucho, a los ecologistas this is a matter of great concern to ecologists

trabaja mucho he works very hard

¿llueve mucho? is it raining hard?

me gusta muchísimo I like it a lot o very much

por mucho que insistas, no te va a hacer caso no matter how much you insist o however much you insist he won't listen to you

por mucho que le grites no te oye you can shout as much as you like but he won't hear you

después de mucho discutir llegaron a un acuerdo after long discussions, they reached an agreement

mucho criticar a los demás pero ella tampoco hace nada por ayudar she's forever o always criticizing others but she doesn't do anything to help either

2

(en respuestas): ¿estás preocupado? — mucho are you worried? — (yes, I am,) very

¿te gusta? — sí, mucho do you like it? — yes, very much

para locs ver mucho³ pron C. (↑ mucho (3))

mucho² - cha

adjective

A

1 ( sing) a lot of; (en negativas e interrogativas) much, a lot of

tiene mucha vitamina C it contains a lot of vitamin C

no le tienen mucho respeto they don't have much o a lot of respect for him

había mucha gente there were lots of o a lot of people there

sucedió hace mucho tiempo it happened a long time ago

¿tienes mucha hambre? are you very hungry?

una ciudad con mucha vida nocturna a city with plenty of night life

2 (pl) a lot of; (en negativas e interrogativas) many, a lot of

¿recibiste muchos regalos? did you get many o a lot of presents?

sus muchas obligaciones le impidieron asistir his many commitments prevented him from attending

muchos niños pasan hambre many children go hungry

seis hijos son muchos six children's a lot

somos muchos there are a lot of us

B ( sing)

1 ( fam)

(con valor plural): mucho elogio, mucho cumplido pero no me lo van a publicar they're full of praise and compliments but they're not going to publish it

hoy día hay mucho sinvergüenza por ahí these days there are a lot of rogues around

2 ( fam)

(con valor ponderativo): era mucho jugador para un equipo tan mediocre he was much too good a player for a mediocre team like that

mucho³ - cha

pronoun

A

(refiriéndose a cantidad, número): mucho de lo que ha dicho es falso much o a lot of what he has said is untrue

tengo mucho que hacer I have a lot to do

si no es mucho pedir if it's not too much to ask

muchos creen que … many (people) believe that …

muchos son los llamados pero pocos los elegidos ( Bib) many are called but few are chosen

B

mucho (refiriéndose a tiempo) a long time

hace mucho que no vamos al teatro we haven't been to the theater for a long time o for ages

¿falta mucho para llegar? are we nearly there?, is it much further?

¿tuviste que esperar mucho? did you have to wait long?

mucho antes de conocerte long o a long time before I met you

C ( en locs):

como mucho at (the) most

costará unos 30 dólares como mucho it probably costs about 30 dollars at (the) most

con mucho by far, easily

fue, con mucho, la mejor de la clase she was by far o easily the best in the class, she was the best in the class, by far

cuando mucho at (the) most

ni mucho menos: no pretendo aconsejarte ni mucho menos I'm in no way trying to give you advice

no es un buen pianista ni mucho menos he isn't a good pianist, far from it

* * *

mucho 1 adverbio
a) ‹salir/ayudar› a lot;

‹ trabajar› hard;
◊ no salen mucho they don't go out much o a lot;

me gusta muchísimo I like it very much o a lot;
mucho mejor a lot better;
por mucho que insistas no matter how much you insist;
después de mucho discutir after much discussion
b) ( en respuestas):

◊ ¿estás preocupado? — mucho are you worried? — (yes, I am,) very;

¿te gusta? — sí, mucho do you like it? — yes, very much
mucho 2
◊ - cha adjetivo

a) ( sing) a lot of;

(en oraciones negativas, interrogativas) much, a lot of;
◊ mucho vino a lot of wine;

no gano mucho dinero I don't earn much o a lot of money;
¿ves mucha televisión? do you watch much o a lot of television;
tiene mucha hambre he's very hungry
b) (pl) many, a lot of;

◊ había muchos extranjeros/muchas personas allí there were many o a lot of foreigners/people there;

hace muchos años many years ago
■ pronombre
1 ( referido a cantidad)
a) ( sing) a lot;

( en oraciones negativas) much;
◊ mucho de lo dicho a lot of what was said;

tengo mucho que hacer I have a lot to do;
eso no es mucho that's not much;
no queda mucha there isn't much left
b) (pl) many;

◊ muchos creen que … many (people) believe that …;

muchos de nosotros many of us
2
◊ mucho

a) ( referido a tiempo):

◊ hace mucho que no la veo I haven't seen her for a long time;

¿te falta mucho para terminar? will it take you long to finish?;
mucho antes long before;
¿tuviste que esperar mucho? did you have to wait long?
b) ( en locs)

◊ como mucho at (the) most;

con mucho by far, easily;
ni mucho menos far from it;
por mucho que … however much …
mucho,-a
I adj indef
1 (abundante, numeroso) (en frases afirmativas) a lot of, lots of
mucha comida, a lot of food
muchos animales, lots of animals
(en frases negativas) much, many pl: no queda mucho azúcar, there isn't much sugar left
no conozco muchos sitios, I don't know many places
2 (intenso) very: tengo mucho calor/miedo, I'm very hot/scared
hizo mucho esfuerzo, he made a great effort
3 (demasiado) es mucha responsabilidad, it's too much responsibility
II pron
1 a lot, a great deal, many: muchos fuimos al baile, many/lots of us went to the dance
muchos de nosotros/vosotros, many of us/you
de ésos tengo muchos, I've got lots of those
III adverbio
1 (cantidad) a lot, very much: me arrepentí mucho, I was very sorry
2 (tiempo) hace mucho que desapareció, he went missing a long time ago
hace mucho que estamos aquí, we have been here for a long time
(a menudo) often: vamos mucho al cine, we go to the cinema quite often
♦ Locuciones: como mucho, at the most
con mucho, by far
¡ni mucho menos!, no way!
por mucho (que), however much
Recuerda que el singular es much, el plural es many, y que estas dos palabras se suelen usar en frases negativas (no tengo demasiado tiempo, I haven't got much time), mientras que a lot (of) y lots (of) se encuentran en frases afirmativas: Tengo mucho dinero. I've got a lot of/lots of money. En frases interrogativas se usa tanto much y many como a lot o lots of: ¿Tienes mucho dinero?, Have you got much/ a lot of/lots of money? Sin embargo, en preguntas que empiezan por how sólo puedes emplear much o many: ¿Cuánto dinero tienes?, How much money have you got?
' mucho' also found in these entries:
Spanish:
abandonarse
- abrigar
- abultar
- achicharrar
- achicharrarse
- acoger
- adelantar
- adentro
- adorar
- afear
- afecta
- afectar
- afecto
- agradecer
- alejarse
- antes
- aparato
- aprecio
- aprovechar
- ascendiente
- avejentarse
- avenida
- avenido
- bailar
- bastante
- boato
- bombo
- brío
- cacarear
- caché
- cachet
- calor
- carácter
- cariño
- carrete
- cascar
- cervical
- chapar
- chiflar
- cocerse
- coco
- comer
- contraponer
- costar
- cuando
- de
- deber
- decaer
- decir
- defraudar
English:
ability
- ado
- afraid
- age
- ago
- agony
- all-out
- alone
- anywhere
- around
- as
- attract
- attuned to
- backlog
- badly
- bake
- balance
- be
- best
- booze
- bulky
- busywork
- capital
- cautious
- chalk
- challenging
- charisma
- come along
- come into
- commotion
- concern
- deal
- dear
- demand
- devoted
- difficult
- do
- dog days
- doing
- easily
- emotional
- enthusiastic
- esteem
- exhilarate
- experience
- extravagant
- fancy
- far
- fat
- few

* * *

mucho, -a

♦ adj

1. [gran cantidad de] a lot of;

comemos mucho pescado/mucha verdura we eat a lot of fish/vegetables;

había mucha gente there were a lot of people there;

producen muchos residuos they produce a lot of waste;

tengo muchos más/menos amigos que tú I've got a lot more/fewer friends than you;

no tengo mucho tiempo I haven't got much o a lot of time;

no nos quedan muchas entradas we haven't got many o a lot of tickets left;

¿hay muchas cosas que hacer? are there a lot of things to do?, is there much to do?;

no tengo muchas ganas de ir I don't really o much feel like going;

tengo mucho sueño I'm very sleepy;

hoy hace mucho calor it's very hot today;

hace mucho tiempo a long time ago;

¡mucha suerte! the best of luck!;

¡muchas gracias! thank you very much!

2. (singular) [demasiado]
hay mucho niño aquí there are rather a lot of kids here;

mucha sal me parece que le estás echando I think you're overdoing the salt a bit, I think you're adding a bit too much salt;

ésta es mucha casa para mí this house is much too big for me;
Fam
es mucho hombre he's a real man;

es mucho coche para un conductor novato it's far too powerful a car for an inexperienced driver;

es mucha mujer para ti she's out of your league!;
Fam
mucho lujo y mucho camarero trajeado pero la comida es horrible it's all very luxurious and full of smartly dressed waiters, but the food's terrible

♦ pron
(singular) a lot;
* * *

mucho

I adj

1 singular a lot of, lots of; en frases interrogativas y negativas tb

much;

mucho tiempo a lot of time;

no tengo mucho tiempo I don’t have a lot of time o much time;

tengo mucho frío I am very cold;

es mucho coche para mí this car’s too much for me

2 plural a lot of, lots of; en frases interrogativas y negativas tb

many;

muchos amigos a lot of friends;

no tengo muchos amigos I don’t have a lot of friends o many friends

II pron

1 singular a lot; en frases interrogativas y negativas tb

much;

no tengo mucho I don’t have much o a lot

2 plural a lot; en frases interrogativas y negativas tb

many;

no tengo muchos I don’t have many o a lot;

muchos creen que … a lot of people o many people think that …

III adv

1 a lot; en frases interrogativas y negativas tb

much;

¿cuesta mucho? does it cost a lot o much?;

nos vemos mucho we see each other often o a lot;

hace mucho que no te veo I haven’t seen you for a long time;

¿dura/tarda mucho? does it last/take long?

2

:

como mucho at the most;

10 meses dan para mucho o

dan mucho de sí you can do a lot in 10 months;

no es ni con mucho he is far from being …;

ni mucho menos far from it;

por mucho que however much

* * *

mucho adv

1) : much, a lot

mucho más: much more

le gusta mucho: he likes it a lot

2) : long, a long time

tardó mucho en venir: he was a long time getting here

3)

por mucho que : no matter how much

mucho, - cha adj

1) : a lot of, many, much

mucha gente: a lot of people

hace mucho tiempo que no lo veo: I haven't seen him in ages

2)

muchas veces : often

mucho, - cha pron

1) : a lot, many, much

hay mucho que hacer: there is a lot to do

muchas no vinieron: many didn't come

2)

cuando mucho or

como mucho : at most

3)

con mucho : by far

4)

ni mucho menos : not at all, far from it

* * *

mucho¹ adj

1. (en general) a lot of / lots of

como mucho queso I eat a lot of cheese

lee muchos libros he reads a lot of books lots of es lo mismo que a lot of, pero un poco más familiar

como mucho queso I eat lots of cheese Much es singular y suele sustituir a lot of en frases negativas e interrogativas

no tenemos mucho tiempo we haven't got much time

¿ganas mucho dinero? do you earn much money? many es plural y suele sustituir a lot of en frases negativas e interrogativas

no tiene muchos amigos he hasn't got many friends

¿marcaste muchos goles? did you score many goals?

2. (otras expresiones) very

hace mucho calor it's very hot

tengo muchas ganas de verte I'm really looking forward to seeing you

mucho² adv

1. (en general) a lot

esta planta ha crecido mucho this plant has grown a lot

los atletas se entrenan mucho athletes train a lot

me gusta mucho I like it a lot

trabajamos mucho we work hard

lo siento mucho I'm very sorry / I'm really sorry

2. (comparaciones) much

era mucho más fácil de lo que pensaba it was much easier than I thought

comes mucho más que yo you eat much more than me

3. (mucho tiempo) a long time

hace mucho que no te veo I haven't see you for a long time

como mucho at the most

ni con mucho nowhere near as

ni mucho menos far from

no está acabado, ni mucho menos it is far from finished

por mucho que however much

mucho³ pron

1. (en singular frases afirmativas) a lot

aún me queda mucho por hacer I've still got a lot left to do

2. (en singular frases negativas e interrogativas) much / a lot

no es mucho lo que pides you're not asking for much

3. (con plurales) many / a lot

muchos de sus amigos acudieron many of his friends came

Spanish-English dictionary > mucho
13 trabajo

m.

1 work.

una casa tan grande da mucho trabajo a big house like that is a lot of work

hacer un buen trabajo to do a good job

ser un trabajo de chinos (informal figurative) to be a finicky job

trabajo de campo field work

trabajo en o de equipo teamwork

trabajo físico physical effort

trabajo intelectual mental effort

trabajo manual manual labor

trabajos forzados o forzosos hard labor

trabajo de oficina office work

trabajo social social work

trabajo sucio dirty work

trabajo temporal temporary work

2 job (empleo).

buscar/encontrar trabajo to look for/find work o a job

no tener trabajo to be out of work

3 work (place).

en el trabajo at work

ir al trabajo to go to work

4 essay (escrito) (por estudiante).

5 labor (economics & politics).

6 effort (esfuerzo).

costar mucho trabajo to take a lot of effort

tomarse el trabajo de hacer algo to go to o take the trouble of doing something

7 work place, job, workplace.

pres.indicat.

1^st person singular (yo) present indicative of spanish verb: trabajar.

* * *

trabajo

► nombre masculino

1 (ocupación) work

2 (tarea) task, job

3 (empleo) job, employment

4 (esfuerzo) effort

5 EDUCACIÓN report, paper

► nombre masculino plural trabajos

1 figurado (penalidades) hardships

\

FRASEOLOGÍA

ahorrarse el trabajo to save oneself the trouble

con gran trabajo / con mucho trabajo with great effort

cuesta trabajo... it's hard to...

■ cuesta trabajo aceptarlo it's hard to accept it

estar sin trabajo to be out of work

ir al trabajo to go to work

sin trabajo (fácilmente) easily

tomarse el trabajo de to take the trouble to

puesto de trabajo job

trabajo a destajo piecework

trabajo de chinos familiar very intricate work, time-consuming work

trabajo de equipo teamwork

trabajo de media jornada part-time job

trabajo eventual casual labour (US labor)

trabajo intelectual brainwork

trabajo por turno / trabajo por turnos shiftwork

trabajos forzados / trabajos forzosos hard labour (US labor) sing

trabajos manuales arts and crafts, handicrafts

* * *

noun m.

1) work, job

2) labor

3) effort

* * *

SM

1) (=labor) work

tengo mucho trabajo — I have a lot of work

me queda trabajo para una hora — I have an hour's work left

¡buen trabajo! — good work!

en reconocimiento a su trabajo como actor — in recognition of his work as an actor

tiene una enorme capacidad de trabajo — she's a very willing worker

planchar la ropa es el trabajo que menos me gusta — the ironing is the job I like least

a veces le sale algún que otro trabajillo — he gets odd jobs now and then

• el trabajo de la casa — the housework

• ropa de trabajo — work clothes

• estar sin trabajo — to be unemployed

los que están sin trabajo — the unemployed

quedarse sin trabajo — to find o.s. out of work, lose one's job

- ¡esto es un trabajo de chinos!

trabajo a destajo — piecework

trabajo de campo, trabajo en el terreno — fieldwork

trabajo en equipo — teamwork

trabajo intelectual — brainwork

trabajo manual — manual labour, manual labor (EEUU)

trabajo nocturno — night work

trabajo por turnos — shiftwork

trabajos forzados — hard labour sing, hard labor (EEUU) sing

trabajos manuales — (Escol) handicrafts

trabajo social — social work

trabajo sucio — dirty work

2) (tb: puesto de trabajo) job

le han ofrecido un trabajo en el banco — he's been offered a job at the bank

tengo un trabajo de media jornada — I have a job working half-days

no encuentro trabajo — I can't find work o a job

trabajo eventual — temporary job

trabajo fijo — permanent job

3) (tb: lugar de trabajo) work

vivo cerca de mi trabajo — I live near work o near my workplace

está en el trabajo — she's at work

me puedes llamar al trabajo — you can call me at work

ir al trabajo — to go to work

4) (=esfuerzo)

lo hizo con mucho trabajo — it cost him a lot of effort to do it

han sido muchos años de trabajo para ganar el pleito — it has taken many years' hard work to win the lawsuit

• ahorrarse el trabajo — to save o.s. the trouble

• costar trabajo, le cuesta trabajo hacerlo — he finds it hard to do

me cuesta trabajo decir que no — I find it hard to say no

• dar trabajo, reparar la casa nos ha dado mucho trabajo — it was hard work o a real job repairing the house

los niños pequeños dan mucho trabajo — small children are a lot of work

• tomarse el trabajo de hacer algo — to take the trouble to do sth

- trabajo te doy, trabajo te mando

5) (=obra) (Arte, Literat) work; (Educ) essay; [de investigación] study

uno de los mejores trabajos del arquitecto — one of the architect's greatest works

tengo que entregar dos trabajos mañana — I have to hand in two essays tomorrow

6) (Econ)

a) (=mano de obra) labour, labor (EEUU)

b) (tb: Ministerio de Trabajo) ≈ Department of Employment, ≈ Department of Labor (EEUU)

* * *

masculino

1)

a) ( empleo) job

conseguir trabajo — to get o find work, to get o find a job

buscar trabajo — to look for work o for a job

quedarse sin trabajo — to lose one's job

no tiene trabajo fijo — he doesn't have a steady job

un trabajo de media jornada or (AmL) de medio tiempo or (Esp) a tiempo parcial — a part-time job

trabajo de jornada completa or de or a tiempo completo — full-time work o job

b) ( lugar) work

está en el trabajo — she's at work

ir al trabajo — to go to work

2) (actividad, labor) work

requiere años de trabajo — it takes years of work

trabajo en equipo — teamwork

el trabajo de la casa — housework

este bordado tiene mucho trabajo — a lot of work has gone into this embroidery

los niños dan mucho trabajo — children are hard work

buen trabajo! — well done!

fue premiado por su trabajo en esa película — he was given an award for his performance in that movie

- trabajo a destajo

- trabajo a reglamento

- trabajo de campo

- trabajo de chinos

- trabajo de parto

- trabajo de práctica

- trabajos forzados

- trabajos manuales

- trabajo voluntario

3)

a) ( tarea) job

limpiar el horno es un trabajo que odio — cleaning the oven is a job o chore I hate

b) ( obra escrita) piece of work

hice un trabajo sobre Lorca — I did a paper on Lorca

4) ( esfuerzo)

con mucho trabajo consiguió levantarse — with great effort she managed to get up

me cuesta trabajo creerlo — I find it hard to believe

se tomó/dio el trabajo de venir — she took the trouble to come

5) (Econ) labor*

* * *

masculino

1)

a) ( empleo) job

conseguir trabajo — to get o find work, to get o find a job

buscar trabajo — to look for work o for a job

quedarse sin trabajo — to lose one's job

no tiene trabajo fijo — he doesn't have a steady job

un trabajo de media jornada or (AmL) de medio tiempo or (Esp) a tiempo parcial — a part-time job

trabajo de jornada completa or de or a tiempo completo — full-time work o job

b) ( lugar) work

está en el trabajo — she's at work

ir al trabajo — to go to work

2) (actividad, labor) work

requiere años de trabajo — it takes years of work

trabajo en equipo — teamwork

el trabajo de la casa — housework

este bordado tiene mucho trabajo — a lot of work has gone into this embroidery

los niños dan mucho trabajo — children are hard work

buen trabajo! — well done!

fue premiado por su trabajo en esa película — he was given an award for his performance in that movie

- trabajo a destajo

- trabajo a reglamento

- trabajo de campo

- trabajo de chinos

- trabajo de parto

- trabajo de práctica

- trabajos forzados

- trabajos manuales

- trabajo voluntario

3)

a) ( tarea) job

limpiar el horno es un trabajo que odio — cleaning the oven is a job o chore I hate

b) ( obra escrita) piece of work

hice un trabajo sobre Lorca — I did a paper on Lorca

4) ( esfuerzo)

con mucho trabajo consiguió levantarse — with great effort she managed to get up

me cuesta trabajo creerlo — I find it hard to believe

se tomó/dio el trabajo de venir — she took the trouble to come

5) (Econ) labor*

* * *

trabajo¹

¹ = employment, endeavour [endeavor, -USA], job, labour [labor, -USA], leg work, occupation, task, work, working environment, workload [work load], pursuit, workmanship, footwork, handwork, professional position, working practice, pursuit in life, handiwork, lifework, line of business, toil, industry.

Ex: Under WOMEN -- EMPLOYMENT, for instance, are listed works on the health and safety hazards of employment, the wages of employment, the problems of mothers, married and/or single women and employment, and so on.

Ex: Eventually, it came to be recognized that the Classification Research Group's endeavours might be pertinent to the problem of alphabetical indexing.

Ex: To ease the cataloguer's job and save him the trouble of counting characters, DOBIS/LIBIS uses a special function.

Ex: An editor is a person who prepares for publication an item not his own and whose labour may be limited to the preparation of the item for the manufacturer.

Ex: DOBIS/LIBIS may replace the typewriter, the catalog card, and much leg work, but it cannot replace the decision-making capabilities of the library staff.

Ex: Headings such as SALESMEN AND SALESMANSHIP and FIREMEN, since they are assigned to works covering the activities of both men and women in these occupations, are not specific.

Ex: Further, menu screens will be necessary until the user has specified the task that he wishes executed or the information that he wishes to retrieve sufficiently for execution or retrieval to be effected.

Ex: The Classification Research Group (CRG) has been a major force in the development of classification theory, and has made a major contribution towards work on a new general classification scheme.

Ex: This article examines the various features now available on copiers and comments on the usefulness in a working environment.

Ex: Each of these changes, if we were to deal with them in an adequate manner, create severe workload problems for the cataloging department.

Ex: What is more arguable is whether or not it is a bibliographical pursuit at all since it bears little relationship to the physical nature of the book.

Ex: William R Lethaby, the architect who had Westminster Abbey in his charge for over twenty years, once said 'Art is thoughtful workmanship'.

Ex: If we decide to take on making up a subject file there'd be a lot of footwork even if we use that list as a basis = Si decidimos aceptar crear un fichero ordenado por materias habría mucho trabajo incluso si usamos esta lista como base.

Ex: The newspaper's suppression after the first issue was not, as some historians have declared, the handwork of Massachusetts' Puritan clergy = La supresión del periódico después de su primer número no fue, como algunos historiadores han declarado, por la intervención del clero puritano de Massachussetts.

Ex: In virtually all of her professional positions she has been involved with the handling of documents.

Ex: While many believe that print on paper will never die, new formats are already changing working practice in many spheres.

Ex: People who are blind, regardless of their pursuit in life, will not have access to current information, books, learning, or education opportunities unless all libraries and blindness organizations agree to work together.

Ex: Rather than bringing in butchers to do the handiwork of his dissections, Vesalius himself worked on the human cadavers and said that students of medicine should do the same.

Ex: This is an eloquent, moving testament to the lifework of a major artist of unimpeachable technique and passion.

Ex: The computer people are muscling in on our line of business and we can't stop them.

Ex: Furthermore, the computer can be used, and is already being used, to eliminate drudgery, busywork, and useless toil in library systems.

Ex: In fact, the terms of the contrast are highly ambivalent: order vs. anarchy, liberty vs. despotism, or industry vs. sloth, and also dissimulation vs. honesty.

* acoso en el trabajo = workplace mobbing.

* agenda de trabajo = work agenda.

* agobiado de trabajo = up to + Posesivo + eyeballs in work.

* ahorrar el trabajo de = save + effort in.

* almuerzo de trabajo = work luncheon.

* ámbito de trabajo = field of endeavour.

* amor al trabajo = love of work.

* ansiedad en el trabajo = job anxiety, work anxiety.

* anterior al trabajo = pre-service.

* anuncio de trabajo = help wanted ad, help wanted notice.

* anuncios de trabajo = help-wanted advertising.

* año de trabajo = man year.

* ascender en el trabajo = step up + the career ladder.

* ascenso en el trabajo = job promotion.

* aspirar a un puesto de trabajo = aspire to + position.

* asunto relacionado con el trabajo = work-related issue.

* avanzar en + Posesivo + trabajo = advance + Posesivo + work, advance + Posesivo + work.

* basado en el trabajo en equipo = team-based.

* bibliografía de trabajo = working bibliography.

* biblioteconomía especializada en el trabajo de referencia = reference librarianship.

* bolsa de trabajo = labour exchange, job opportunities, employment bureau, employment centre, employment opportunity, job centre, job pool.

* borrador de trabajo = working paper.

* buscador de trabajo = job applicant, job seeker.

* buscar trabajo = seek + employment.

* buscar trabajo en la calle = work + the streets.

* campo de trabajo = field of endeavour.

* campo de trabajos forzados = labour camp, forced labour camp.

* cantidad de trabajo = workload [work load].

* carga de trabajo = workload [work load].

* centro de trabajo = workplace.

* cobrar en un trabajo = job + pay.

* comenzar el turno de trabajo = go on + duty.

* comida de trabajo = business meal, professional meal.

* compañero de trabajo = co-worker [coworker], male colleague, work colleague, fellow worker.

* complementos del trabajo = fringe benefits, fringes.

* conciliación del trabajo y la familia = reconciliation of work and family.

* con demasiado trabajo = overworked.

* condiciones del contrato de trabajo = terms of employment.

* condiciones de trabajo = working conditions.

* con mucho trabajo = painfully.

* conseguir un puesto de trabajo = obtain + position.

* conseguir un trabajo = enter + job, land + job.

* con trabajo = in post.

* contratar al primero que solicita el trabajo = hire on a first-come, first-take basis.

* contrato de trabajo = contract position.

* conversación de trabajo = shop talk.

* costar mucho trabajo = have + a tough time, have + a hard time.

* costar trabajo = have + Posesivo + work cut out for + Pronombre, have + Posesivo + job cut out for + Pronombre.

* cualquier trabajo temporal = casual job.

* cubrir un puesto de trabajo = fill + position.

* cuestión relacionada con el trabajo = work-related issue.

* dar permiso en el trabajo = give + time off work.

* dar trabajo = present + burden.

* dedicar trabajo = expend + effort.

* definición de trabajo = working definition.

* dejar a Alguien sin trabajo = put + Nombre + out of work.

* dejar el puesto de trabajo = resign from + Posesivo + post.

* dejar el trabajo = resign from + Posesivo + post, quit + Posesivo + job, jump + ship.

* dejar sin trabajo = put + Nombre + out of work.

* dejar un puesto de trabajo = resign from + Posesivo + position.

* dejar un trabajo = quit, resign + Posesivo + post.

* denominación del puesto de trabajo = job title, occupational title.

* dentro del mismo trabajo = intraoccupational.

* derecho del trabajo = employment law.

* desarrollar + Posesivo + trabajo = advance + Posesivo + work.

* desarrollar un plan de trabajo = develop + agenda.

* descripción del puesto de trabajo = job description, position description, job profile.

* desempeñar un trabajo = exercise + work.

* despedir del trabajo = make + redundant.

* después del horario de trabajo = after hours [after-hours].

* de trabajo = working.

* día del trabajo = Labour Day.

* día de trabajo = working day.

* día internacional del trabajo = Labour Day.

* diario automático de trabajo = time log.

* dignidad del trabajo = dignity of work.

* dinámica de trabajo = workflow [work flow].

* distribución del trabajo = workflow [work flow].

* distribuir el trabajo = spread + the load.

* división del trabajo = division of labour.

* documento de trabajo = working document, working draft.

* eficacia en el trabajo = quality of service.

* elaborar un plan de trabajo = develop + agenda.

* eliminar puestos de trabajo = shed + jobs, axe + jobs, cut + jobs.

* empresa de trabajo = industrial affiliation.

* encomendar un trabajo a Alguien = assign + job.

* encontrar trabajo = find + a job.

* encontrar trabajo en una biblioteca = join + library.

* en el horario de trabajo = on company time.

* en el trabajo = on-the-job, at work.

* enseñanza antes de empezar el trabajo = pre-service education.

* enseñanza en el trabajo = in-service education.

* entorno de trabajo = working environment, work environment.

* entrevista de trabajo = job interview.

* equipo de trabajo = study team, project team, work team.

* esclavo del trabajo = workaholic.

* escribir un trabajo = write + essay.

* espacio de trabajo = workspace.

* específico de un trabajo concreto = job-specific.

* estación de trabajo = workstation [work station], desktop workstation.

* estación de trabajo remota = outstation.

* estadía de trabajo = work visit.

* estar mareado de tanto trabajo = be reeling.

* estar relacionado con el trabajo = be work related.

* estar saturado de trabajo = work to + capacity.

* estar sin trabajo = stay out of + work.

* estrategia que ahorra trabajo = labour saver.

* estrés en el trabajo = job stress.

* evaluar el rendimiento en el trabajo = evaluate + work performance.

* excedencia en el trabajo = leave of absence.

* ficha de trabajo = worksheet, project worksheet.

* formación continua en el trabajo = workplace training, workplace learning.

* formación en el trabajo = in-service training, in-service education, in-service, on-the-job training, in-service support.

* funciones del puesto de trabajo = position + entail + duty.

* grupo de trabajo = study group, study team, task force, working party, task group, research group, working group, project team.

* grupo de trabajo por tema de interés = breakout group.

* guía de trabajo = working guide.

* hábito de trabajo = work habit, working habit.

* hablar del trabajo = talk + shop.

* hacer + Posesivo + trabajo = get on with + Posesivo + work.

* hacer (todo) el trabajo pesado = do (all) + the donkey work.

* hacer un buen trabajo = do + a good job.

* hacer un trabajo = do + work, do + job.

* hacer un trabajo sobre = do + a project about.

* hasta aquí de trabajo = up to + Posesivo + eyeballs in work.

* hasta el cuello de trabajo = up to + Posesivo + eyeballs in work.

* herramienta de trabajo = tool, tool.

* hora de trabajo = man-hour.

* horario de trabajo = hours of operation, working hours, work hours.

* horario intenso de trabajo = long hours, the.

* horarios de trabajo demasiado cargados = over-long hours.

* igualdad de oportunidad en el trabajo = equal employment opportunity.

* igualdad de retribución por un trabajo de valor comparable = equal pay for comparable work.

* igualdad de retribución por un trabajo de igual valor = equal pay for equal work.

* incentivo en el trabajo = work incentive, labour incentive.

* indicador del trabajo realizado = workload indicator.

* intercambio de puestos de trabajo = job exchange.

* jornada de trabajo = workshop.

* liberar del exceso de trabajo = relieve + overload.

* liberar de trabajo = relieve + pressure.

* línea de trabajo = line of work.

* llamar al trabajo para excusarse por enfermedad = call in + sick.

* llegar tarde al trabajo = be late for work.

* lugar de trabajo = affiliation, institutional affiliation, working environment, workplace, place of work, worksite [work site], home institution.

* lugar de trabajo del autor = author affiliation.

* magistratura del trabajo = industrial tribunal.

* marco de trabajo = framework.

* medida de seguridad e higiene en el trabajo = health and safety standard.

* memoria de trabajo = working memory.

* mercado de trabajo = labour market, job market.

* mercado de trabajo, el = employment market, the.

* mesa de trabajo = desk, study table.

* método de trabajo = working method.

* Ministerio de Trabajo = Department of Labor.

* modelo de trabajo = working model, business model.

* mucho trabajo = hard graft.

* negligente en el trabajo = malpractitioner.

* neurosis producida por el trabajo = occupational neurosis.

* NISTF (Grupo de Trabajo sobre los Sistemas Nacionales de Información de la A = NISTF (Society of American Archivists National Information Systems Task Force).

* no perder el trabajo = stay in + work.

* norma de trabajo = working rule.

* no tener trabajo = be unemployed.

* obtener un puesto de trabajo = obtain + position.

* ocupar un puesto de trabajo = assume + position, take up + post, hold + post.

* oferta de trabajo = job advertisement, job offer, help wanted ad, help wanted notice.

* ofertas de trabajo = help-wanted advertising.

* oportunidad de trabajo = career opportunity.

* organización del trabajo = workflow [work flow], working arrangement.

* paquete de trabajo = workpackage.

* para trabajos pesados = heavy-duty.

* pérdida de puestos de trabajo = squeeze on jobs.

* permiso de trabajo = work permit.

* permuta de trabajo = job exchange.

* persona encargada de hacer los trabajos sucios = hatchetman.

* persona obsesiva con el trabajo = workoholic [workholic], workaholic.

* persona que asigna el trabajo = assigner.

* persona que deja un trabajo = leaver.

* persona que reparte el trabajo = assigner.

* personas sin trabajo remunerado, los = unwaged, the.

* plan de trabajo = research agenda, work plan, working plan, work schedule.

* política de trabajo = policy.

* postura exigida por el trabajo = work posture.

* proceso de trabajo = work process.

* programa de formación en el trabajo = in-service training program(me).

* programa de trabajo = work schedule.

* programa de trabajo como interno residente = residency.

* promoción en el trabajo = job promotion.

* propuesta de trabajo = project proposal.

* proyecto de trabajo = work project.

* puente de trabajo = catwalk.

* puesto de trabajo = appointment, position, post, opening, career path, professional position, position held.

* puesto de trabajo de libre designación = line position.

* puesto de trabajo ocupado = position held.

* puestos de trabajo ocupados = positions held.

* quitar puestos de trabajo = shed + jobs, axe + jobs, cut + jobs.

* realizar el trabajo = get + Posesivo + work done.

* realizar + Posesivo + trabajo = advance + Posesivo + work.

* realizar un trabajo = perform + work, undertake + work.

* realizar un trabajo monótono = have + Posesivo + nose to the grindstone.

* red de trabajo = peer-to-peer network.

* relacionado con el trabajo = job-related, work-related.

* relación de trabajo = working relation, working relationship, work relationship, work relation.

* relativo al trabajo = occupational.

* rendimiento en el trabajo = work performance.

* reunión de trabajo = business meeting, business session.

* ropa de trabajo = work clothes.

* rutina de trabajo = work process.

* sala de trabajo = workroom.

* salir del trabajo = clock off + work.

* salud en el trabajo = occupational health.

* satisfacción en el trabajo = job satisfaction, work satisfaction.

* segregación en el trabajo = job segregation, employment segregation.

* seguridad en el trabajo = safety at work, occupational safety.

* sesión de trabajo = work session, working session.

* sicología del trabajo = occupational psychology.

* sin trabajo = jobless.

* sobrecargado de trabajo = overworked.

* sociología del trabajo = sociology of work.

* soliciante de trabajo = job applicant.

* solicitud de trabajo = job application.

* superficie de trabajo = working surface, work surface.

* taller de trabajo = workshop, study school.

* taller de trabajo esclavo = sweatshop.

* taller de trabajo sobre composición = writing workshop.

* tener trabajo para rato = have + Posesivo + work cut out for + Pronombre, have + Posesivo + job cut out for + Pronombre.

* tener un segundo trabajo = moonlight, work + a second job.

* tener un trabajo = hold down + job.

* tener un trabajo remunerado = be gainfully employed.

* tener un trabajo retribuido = be gainfully employed.

* tensión en el trabajo = job stress.

* tensión producida por el trabajo = occupational stress.

* terminar turno de trabajo = come off + duty.

* toda una vida de trabajo = a lifetime of work.

* tomarse excedencia en el trabajo = take + leave from + employment.

* tomarse + Expresión Temporal + de permiso en el trabajo = take + Expresión Temporal + off, have + Expresión Temporal + off work.

* tomarse unos días de permiso en el trabajo = take + time off work.

* tomarse unos días de permiso en el trabajo = take + time off, take + time out.

* trabajo académico = academic work.

* trabajo a destajo = piecework.

* trabajo a distancia = telecommuting, teleworking, telework.

* trabajo administrativo de apoyo = clerical work.

* trabajo a medias = job share.

* trabajo artesanal = craftsmanship.

* trabajo a tiempo parcial = part-time work, part-time employment, part-time job.

* trabajo atípico = atypical work.

* trabajo autónomo = self-employment.

* trabajo bibliográfico = bibliographic work.

* trabajo bibliotecario = library work.

* trabajo burocrático = paper-keeping.

* trabajo científico = scientific work, scholarly work.

* trabajo compartido = job sharing.

* trabajo complicado = major exercise.

* trabajo con documentación automatizada = computer-based information work.

* trabajo conjunto = interworking.

* trabajo con ordenador = computer work.

* trabajo cotidiano = daily work.

* trabajo creativo = creative work.

* trabajo de alfabetización = literacy work.

* trabajo de apoyo = escort work.

* trabajo de calidad = best practices, lessons learned [lessons learnt].

* trabajo de campo = fieldwork [field work].

* trabajo de catalogación = cataloguing work.

* trabajo de chinos = fiddly [fiddlier -comp., fiddliest -sup.].

* trabajo de clase = term paper, coursework [course work], term project, homework.

* trabajo de detective = sleuthing.

* trabajo de escolta = escort work.

* trabajo de impresión = bookwork.

* trabajo de impresión de material efímero = ephemeral jobbing.

* trabajo de información y de las bibliotecas = library and information work.

* trabajo de investigación = investigative work, research paper, research work.

* trabajo de la casa = housework.

* trabajo de menores = child labour.

* trabajo de poca monta = odd-job.

* trabajo de préstamo de servicios = service job.

* trabajo de referencia = reference work.

* trabajo desinteresado = labour of love.

* trabajo detectivesco = sleuthing.

* trabajo de toda una vida = life's work, lifework.

* trabajo diario = day's work, daily work.

* trabajo doméstico = domestic duty, domestic work, domestic task.

* trabajo duro = hard labour, thirsty work, hard work.

* trabajo duro, mucho trabajo = hard graft.

* trabajo editorial = editorship.

* trabajo en archivística = archives work.

* trabajo en colaboración = interworking.

* trabajo en común = interworking.

* trabajo en curso = work in progress.

* trabajo en equipo = teamwork, collaborative teamwork, team management.

* trabajo en red = networking.

* trabajo en sucio = rough work.

* trabajo entre manos, el = work at hand, the.

* trabajo eventual = jobbing.

* trabajo físico = physical work.

* trabajo improductivo = busywork.

* trabajo individual = independent study, self-study.

* trabajo infantil = child labour, child work.

* trabajo ininterrumpido = continuous work.

* trabajo manual = craft, craft activity, handiwork, manual labour.

* trabajo monótono = drudge work, drudgery.

* trabajo + no faltar = have + Posesivo + work cut out for + Pronombre, have + Posesivo + job cut out for + Pronombre.

* trabajo no remunerado = unpaid work, unremunerated work.

* trabajo pesado = grind, grinding, donkey work.

* trabajo por cuenta propia = self-employment.

* trabajo por libre = freelance [free-lance].

* trabajo por + Posesivo + cuenta = freelance [free-lance].

* trabajo por turnos = shift work.

* trabajo práctico = fieldwork [field work], practical work.

* trabajo preliminar = groundwork, legwork, spadework [spade work].

* trabajo previo = groundwork, spadework [spade work].

* trabajo remunerado = work-for-hire, paid work, paid labour.

* trabajo rutinario = chore, routine work, mundane task.

* trabajos = life's work.

* trabajos de impresión de material efímero = jobbing work.

* trabajos de rescate = rescue work.

* trabajos forzados = forced labour, hard labour.

* trabajo social = social work.

* trabajo sucio = dirty work.

* trabajo sumergido = informal work.

* trabajo temporal = temporary job, casual job.

* trabajo urgente = hurried work, rush job.

* trabajo y esfuerzo = toil and trouble.

* turno de trabajo de atención al usuario = desk duty.

* un trabajo bien hecho = a job well done.

* uso compartido de mesas de trabajo = hot desking.

* útil de trabajo = tool.

* vida en el trabajo = job life.

* visita de trabajo = field trip.

trabajo²

² = assignment, student paper, work, project work, term project.

Nota: Trabajo escrito que debe realizar el estudiante a lo largo de un curso.

Ex: The problems and assignments presented are real problems and assignments, and the people involved are real people, all suitably disguised to protect their identity.

Ex: 5 data collection instruments were used: printouts of data base searches executed by students; a questionnaire; bibliographies from student papers; serial holdings of the university library; and interviews with instructors.

Ex: An authority entry is an entry for which the initial element is the uniform heading for a person, corporate body, or work, as established by the cataloguing agency responsible.

Ex: For instance, if children are doing a project work on dogs, they will hunt out anything and everything that so much as mentions them and the bits thus mined are assiduously transcribed into project folders.

Ex: In 1994, 21 students on an introductory course on communication processes completed analyses of 14 different electronic lists or newsgroups as their term projects.

* impresor de pequeños trabajos = jobbing house, jobbing office, jobbing printer.

* mesa de trabajo = writing desk, work desk.

* preparar un trabajo de clase = research + paper.

* trabajo de clase = essay assignment, class assignment, course assignment, student assignment, written assignment.

* trabajo de lectura obligatoria = a must-read.

* trabajo de restauración = restoration work.

* trabajo editado = published work.

* trabajo escolar = school work [schoolwork].

* trabajo impreso = printed work.

* trabajo publicado = published work.

* trabajos de clase = classroom asignment.

* un trabajo cuqlquiera = casual job.

* * *

trabajo

masculine

A

1

(empleo): conseguir trabajo to get o find work

consiguió un trabajo muy bien pagado he got himself a very well-paid job

hay dos trabajos interesantes en el periódico de hoy there are two interesting vacancies o jobs in today's paper

se fue a la capital a buscar trabajo he went to the capital to look for work o for a job

la pérdida de 200 puestos de trabajo the loss of 200 jobs

se quedó sin trabajo she lost her job, she was made redundant, she was let go ( AmE)

no tiene trabajo fijo he doesn't have a steady job

un trabajo de media jornada a part-time job

buscaba trabajo de jornada completa or a tiempo completo or de tiempo completo I was looking for full-time work o for a full-time job

2 (lugar) work

está en el trabajo she's at work

ir al trabajo to go to work

llámame al trabajo give me a call at work

la estación queda cerca de mi trabajo the station's close to where I work

Compuesto:

trabajo compartido

work-sharing

B (actividad, labor) work

trabajo intelectual intellectual work o brainwork

su capacidad de trabajo es enorme he has an enormous capacity for work

la máquina hace el trabajo de cinco personas the machine does the work of five people

requiere años de trabajo it takes years of work

todo nuestro trabajo ha sido en vano all our work has been in vain

el trabajo en equipo teamwork

el trabajo de la casa housework

es un trabajo especializado/de precisión it's specialized/precision work

me tocó a mí hacer todo el trabajo I ended up doing all the work, I got stuck o ( BrE) landed with all the work ( colloq)

hoy no puedo, tengo mucho trabajo I can't today, I have o I've got a lot of work to do

tengo mucho trabajo acumulado I have a huge backlog of work to do

este bordado tiene mucho trabajo a lot of work has gone into this embroidery

¡buen trabajo! te felicito nice work! well done

fue premiado por su trabajo en esa película he was given an award for his performance in that movie

hacer un trabajo de zapa to work o scheme behind the scenes

le he estado haciendo un trabajo de trabajo y ya lo tengo en el bote I've been quietly working on him o softening him up and now I've got him right where I want him

Compuestos:

● trabajo a destajo

piece work

● trabajo agrícola

agricultural work

● trabajo a reglamento

(CS) work to rule

● trabajo de campo

fieldwork

● trabajo de chinos

fiddly o laborious job

● trabajo de parto

labor*

● trabajo de práctica

work experience

● trabajo en cadena

assembly-line work

● trabajos forzados

mpl hard labor*

● trabajos manuales

mpl handicrafts (pl)

● trabajo social

social work

● trabajo voluntario

voluntary o ( AmE) volunteer work

C

1 (tarea, obra) job

es un trabajo que no lo puede hacer cualquiera it's not a job that just anyone can do

limpiar el horno es un trabajo que odio cleaning the oven is a job o chore I hate

la satisfacción de un trabajo bien hecho the satisfaction of a job well done

me cobró un dineral por un par de trabajos he charged me a fortune for doing a couple of little jobs o tasks

2 (obra escrita) piece of work

un trabajo bien documentado a well-documented piece of work

estoy haciendo un trabajo sobre Lorca I'm doing a paper/an essay on Lorca

D

(esfuerzo): con mucho trabajo consiguió levantarse with great effort she managed to get up

nos dio mucho trabajo pintarlo painting it was hard work o took a lot of work

los niños dan mucho trabajo children are hard work o a lot of work

me cuesta trabajo creerlo I find it hard to believe

nos costó trabajo convencerla de que viniera we had a hard time persuading her to come

se tomó/dio el trabajo de venir a buscarme she took the trouble to come and pick me up

puedes ahorrarte el trabajo de ir hasta allá you can save yourself the trouble o bother of going all the way over there

E ( Econ) labor*

el capital y el trabajo capital and labor

F ( Fís) work

* * *

Del verbo trabajar: ( conjugate trabajar)

trabajo es:

1ª persona singular (yo) presente indicativo

trabajó es:

3ª persona singular (él/ella/usted) pretérito indicativo

Multiple Entries:
trabajar
trabajo
trabajar ( conjugate trabajar) verbo intransitivo
1 ( en general) to work;
◊ trabajo por cuenta propia to be self-employed;

trabajo jornada completa or a tiempo completo to work full-time;
trabajo media jornada to work part-time;
trabajo mucho to work hard;
¿en qué trabajas? what do you do (for a living)?;
estoy trabajando en una novela I'm working on a novel;
trabajo DE or COMO algo to work as sth
2 ( actuar) to act, perform;
◊ ¿quién trabaja en la película who's in the movie?

verbo transitivo
1
a) ‹campo/tierra/madera› to work

b) ‹ masa› ( con las manos) to knead, work

2 (perfeccionar, pulir) to work on
trabajo sustantivo masculino
1
a) ( empleo) job;

◊ buscar trabajo to look for work o for a job;

quedarse sin trabajo to lose one's job;
un trabajo fijo a steady job;
un trabajo de media jornada a part-time job;
un trabajo de jornada completa or a tiempo completo a full-time job
b) ( lugar) work;

◊ está en el trabajo she's at work;

ir al trabajo to go to work
2 (actividad, labor) work;
◊ trabajo en equipo teamwork;

el trabajo de la casa housework;
los niños dan mucho trabajo children are hard work;
¡buen trabajo! well done!;
trabajo de campo fieldwork;
trabajos forzados hard labor^{( conjugate labor)};
trabajos manuales handicrafts (pl);
trabajo voluntario voluntary o (AmE) volunteer work
3
a) ( tarea) job;

◊ limpiar el horno es un trabajo que odio cleaning the oven is a job I hate

b) ( obra escrita) piece of work;

(en universidad, escuela) essay
4 ( esfuerzo):
◊ con mucho trabajo consiguió levantarse with great effort she managed to get up;

me cuesta trabajo creerlo I find it hard to believe
trabajar
I verbo intransitivo
1 to work: trabaja de secretaria, she works as a secretary
trabaja en los astilleros, she works in the shipyard
trabaja bien, he's a good worker
2 Cine (actuar) to act: en esta película trabaja mi actriz favorita, my favourite actress is in this movie
II verbo transitivo
1 (pulir, ejercitar, estudiar) to work on: tienes que trabajar más el estilo, you have to work on your style
2 (la madera) to work
(un metal) to work
(la tierra) to work, till
(cuero) to emboss
2 (comerciar) to trade, sell: nosotros no trabajamos ese artículo, we don't stock that item
trabajo sustantivo masculino
1 work: hoy tengo poco trabajo, I have little work today
2 (empleo) job: no tiene trabajo, he is unemployed
3 (esfuerzo) work, effort: nos costó mucho trabajo hacerlo, it was hard to do it
4 Educ (sobre un tema) paper
(de manualidades) craft work
5 (tarea) task
un trabajo de chinos, a laborious job
' trabajo' also found in these entries:
Spanish:
abarcar
- abundancia
- actual
- adicta
- adicto
- afanosa
- afanoso
- agencia
- agobiada
- agobiado
- agobiante
- antigüedad
- ascender
- asquerosidad
- aterrizar
- balde
- bestialidad
- bicoca
- bolsa
- bordar
- buscar
- cadena
- calendario
- calle
- cambiar
- campo
- capear
- cara
- cargada
- cargado
- caterva
- chapucera
- chapucero
- chapuza
- chollo
- colocarse
- como
- condición
- condicionamiento
- construcción
- cuanta
- cuanto
- cubierta
- cubierto
- dar
- dejar
- desbandada
- descansada
- descansado
- descargar
English:
abandon
- acclaim
- actual
- allocation
- ambivalent
- anxiety
- apathetic
- application
- apply
- apply for
- apprentice
- arm-twisting
- artwork
- assignment
- at
- attack
- backlog
- backup
- barrel
- be-all and end-all
- begrudge
- better
- blouse
- blue
- board
- bog down
- boiler suit
- book
- botch
- bother
- bread-and-butter
- bulk
- burn out
- bury
- busywork
- by
- capacity
- careless
- carry over
- casual
- catch up
- chapter
- choose
- chuck in
- clerical
- collaboration
- colleague
- comedown
- commute
- commuter

* * *

trabajo nm

1. [tarea, actividad, práctica] work;

tengo mucho trabajo que hacer I've got a lot of work to do;

una casa tan grande da mucho trabajo a big house like that is a lot of work;

uno de los últimos trabajos de Diego Rivera one of Diego Rivera's last works;

recibió un Óscar por su trabajo en “Cabaret” she received an Oscar for (her performance in) “Cabaret”;

¡buen trabajo! good work!;

hacer un buen trabajo to do a good job;

Comp

ser un trabajo de chinos [minucioso] to be a fiddly o finicky job;
[pesado] to be hard work
Comp
trabajo de campo fieldwork;
trabajo de o en equipo teamwork;

trabajo físico physical work, manual labour;

trabajos forzados o forzosos hard labour;

trabajo intelectual intellectual work;

trabajo de investigación research work;

trabajo manual manual labour;

trabajos manuales [en el colegio] arts and crafts;

trabajo de oficina office job;

trabajo remunerado paid work;

trabajo social social work;

trabajo sucio dirty work;

trabajo temporal temporary work;

trabajo por turnos shiftwork;

trabajo voluntario voluntary work

2. [empleo] job;

buscar/encontrar trabajo to look for/find work o a job;

no tener trabajo, estar sin trabajo to be out of work;

me he quedado sin trabajo I've been left without a job, I'm out of work;

tener un trabajo fijo to have a permanent job

3. [lugar] work;

en el trabajo at work;

ir al trabajo to go to work;

¿quieres que pase a recogerte al trabajo? do you want me to pick you up from work?

4. [escrito] [por estudiante] essay, paper;

hacer un trabajo sobre algo/alguien to write an essay on sth/sb

5. [esfuerzo] effort;

lograron sacar el armario con mucho trabajo they managed to remove the wardrobe, but not without a lot of effort o but it was no easy task;

costar mucho trabajo (a alguien) to take (sb) a lot of effort;

me cuesta mucho trabajo levantarme por las mañanas I find it a real struggle getting up in the morning;

cuesta trabajo admitir que uno se ha equivocado it's not easy to admit that you're wrong;

tomarse el trabajo de hacer algo to go to o take the trouble of doing sth

6. Econ & Pol labour

7. Fís work

8. Literario
trabajos [apuros] hardships;

pasar trabajos to suffer hardships

* * *

trabajo

m work; ( tarea, puesto) job;

buscar trabajo be looking for work, be looking for a job;

tengo un buen trabajo I have a good job;

costar trabajo be hard o difficult;

tomarse el trabajo de take the trouble to

* * *

trabajo nm

1) : work, job

2) labor: labor, work

tengo mucho trabajo: I have a lot of work to do

3) tarea: task

4) esfuerza: effort

5)

costar trabajo : to be difficult

6)

tomarse el trabajo : to take the trouble

7)

trabajo en equipo : teamwork

8) trabajos nmpl

: hardships, difficulties

* * *

trabajo n

1. (actividad, esfuerzo) work

me gusta el trabajo de oficina I like office work

me costó mucho trabajo repararlo it was hard work mending it

2. (empleo, tarea) job

encontró un trabajo de secretaria she found a job as a secretary

3. (lugar) work

va al trabajo en coche he goes to work by car

en el trabajo at work

4. (redacción) essay / project

trabajos forzados hard labour

trabajos manuales crafts

Spanish-English dictionary > trabajo
14 quitar

v.

1 to remove.

quitar la mesa to clear the table (peninsular Spanish)

quitarle algo a alguien to take something away from somebody

quita tus cosas de en medio clear your things up (out of the way)

de quita y pon removable; detachable (capucha)

2 to take away, to relieve.

María quita los muebles Mary removes the furniture.

el aperitivo me ha quitado el hambre I don't feel hungry after that snack

3 to take up (time).

me quitan mucho tiempo los niños the children take up a lot of my time

4 to take, to steal.

me han quitado la cartera someone has taken o stolen my wallet

5 to switch off.

6 to eliminate, to suppress, to abstract.

María quita el reglamento Mary eliminates the rules.

* * *

quitar

► verbo transitivo

1 (separar) to remove, take off

■ le quitó la piel a la pera he peeled the pear

■ quita la tapa remove the lid

2 (sacar) to take off, take out; (prendas) to take off; (tiempo) to take up

■ el médico quitó los puntos al enfermo the doctor took out the patient's stitches

■ quítate los zapatos take your shoes off

3 (apartar) to take away, take off

■ quita eso de ahí clear that away

4 (hacer desaparecer) to remove; (dolor) to relieve; (sed) to quench

■ si lo comes te quitará el apetito if you eat it, it will spoil your appetite

■ eso te quitará el hambre that'll stop you feeling hungry

■ el café me quita el sueño coffee keeps me awake

5 (despojar) to take; (robar) to steal

■ me han quitado la cartera my wallet's been stolen

■ le quitó la vida he killed him

6 (restar) to subtract; (descontar) to take off

7 (prohibir) to forbid, rule out

■ me han quitado el alcohol I've been told to cut out alcohol

8 (impedir) to prevent

■ eso no quita para que se lo diga that's no reason not to tell him

9 (disminuir) to take away

■ eso no le quita mérito a la obra that doesn't take anything away from the work

10 familiar (radio, agua, etc) to turn off

► verbo pronominal quitarse

1 (desaparecer) to go away, come out

■ se me han quitado las ganas I don't feel like it any more

■ esa mancha no se quita that stain won't come out

2 quitarse de (del juego, bebida, etc) to give up

■ se quitó de fumar she gave up smoking

\

FRASEOLOGÍA

de quita y pon (que se desprende) removable, detachable 2 (no permanente) temporary

¡quita/quítate de ahí! move!, get away!

quitando... except...

quitar de delante to clear away

quitar el hipo figurado to take one's breath away

quitar el sueño (desvelar) to keep awake 2 (preocupar) to worry

■ eso no me quitará el sueño I won't lose any sleep over that

quitar importancia a algo to play something down

quitar la mesa to clear the table

quitar las ganas a alguien to put somebody off

quitarse algo/a alguien de encima to get rid of something/somebody

quitarse años figurado to lie about one's age

quitarse la vida eufemístico to commit suicide 2 (admirar) to admire

* * *

verb

1) to remove

2) take off

3) clear

4) rob

•

- quitarse
- quitarse a alguien
- quitarse algo de encima
* * *

1. VT

1) (=sacar) [gen] to remove; [+ ropa, zapatos] to take off; [+ póster, estantes] to take down

le quitaron las vendas — they took her bandages off, they removed her bandages

tardaron dos días en quitar los escombros — it took two days to clear o remove the rubble

quitaron las banderas de los balcones — they took the flags down from the balconies, they removed the flags from the balconies

quita eso de allí — get that away from there

querían quitarle de su puesto — they wanted to remove him from his post

• quitar la mesa — to clear the table

- quitar de en medio a algn

- no quitarle ojo a algn

2) (=arrebatar) [gen] to take away; [para robar] to take, steal; [+ vida] to take

su hermana le quitó la pelota — his sister took the ball away from him

me quitaron la licencia — I had my licence taken away

le quitaron la cartera en el tren — someone took his wallet on the train, he had his wallet stolen on the train

me quitó la novia — he stole my girlfriend

• quitar el sitio a algn — to steal sb's place

3) (=eliminar) [+ mancha] to remove, get rid of; [+ dolor] to relieve, stop; [+ felicidad, ilusión, ganas] to take away; [+ preocupaciones, temores] to allay

me quitó las ganas de comer — it took my appetite away

trataba de quitarme esa idea de la cabeza — she tried to make me change my mind

• quitar el hambre, un par de rodajas deben quitar el hambre — a couple of slices should stop you feeling hungry

no alimenta mucho, pero quita el hambre — it's not very nutritious, but it's filling

• quitar la sed — to quench one's thirst

el vino no quita la sed — wine doesn't quench your thirst, wine isn't thirst-quenching

• quitar el sueño, el café me quita el sueño — coffee stops me sleeping

ese asunto no me quita el sueño — I'm not losing any sleep over that matter

4) (=restar)

no quita nada de su valor — it does not detract at all from its value

no le quiero quitar méritos — I don't want to detract from him

eso le quita la razón — that shows he's wrong, that proves him wrong

quiero quitar unos cuantos centímetros a mi cintura — I want to lose a few centimetres from around the waist

me quita mucho tiempo — it takes up a lot of my time

quitar extensión a un campo — to reduce the size of a field

• quitar importancia a algo — to play sth down

• quitando el postre comimos bien — apart o aside from the dessert we had a good meal

quitando tres o cuatro, van a ir todos — except for three or four (people), everybody is going

5) (=impedir)

quitar a algn de hacer algo — to stop o prevent sb (from) doing sth

6) (Mat) to take away, subtract

7) [+ golpe] to ward off; (Esgrima) to parry

8) ** [+ dinero] to make

2.

VI

¡quita!, ¡quita de ahí! — (=¡aparta!) get out of the way!; (=¡qué va!) get away!, come off it!

eso no quita —

eso no quita para que me ayudes — that doesn't stop o prevent you helping me, that doesn't mean you can't help me

eso no quita que eche de menos a mi mujer — that doesn't mean I don't miss my wife

- ni quito ni pongo
quita
3.

See:

quitarse

* * *
1.
verbo transitivo

1)

a) (apartar, retirar)

quítalo de aquí! — get o take it out of here!

quita esa silla de en medio! — get that chair out of the way!

quita tus cosas de mi escritorio — take your things off my desk

quitó los obstáculos de mi camino — he removed the obstacles from my path

quitar la mesa — (Esp) to clear the table; (+ me/te/le etc)

quítame las manos de encima! — take your hands off me!

le quitó la piel al pollo — he skinned the chicken

me quitó una pelusa del hombro — she picked a bit of fluff off my shoulder

no le puedo quitar la tapa — I can't get the top off

b) <prenda/anillo> (+ me/te/le etc) to take off

quítale los zapatos — take his shoes off

2) (+ me/te/le etc)

a) ( de las manos)

le quitó la pistola al ladrón — he got o took the gun off the thief

se lo quitó de un manotazo — she swiped it out of his hand

le quité el cuchillo — I took the knife (away) from her

b) ( privar de)

la policía le quitó el pasaporte — the police took his passport away

c) ( robar)

me quitaron la cartera del bolsillo — someone took o stole my wallet from my pocket

me quitó el asiento — he took my seat

3) ( restar) (+ me/te/le etc)

me estás quitando autoridad — you're undermining my authority

me quita mucho tiempo — it takes up a lot of my time

no le quites méritos — give him his due

quitarle años a alguien — to take years off somebody

quitarle importancia a algo — to play something down

le quita valor/credibilidad — it detracts from its value/credibility

4) ( hacer desaparecer) < mancha> to remove, get... out; < dolor> to relieve, get rid of; < sed> to quench; < apetito> to take away; (+ me/te/le etc)

eso te quitará el hambre — that will stop you feeling hungry

hay que quitarle esa idea de la cabeza — we must get that idea out of his head

5) quitando (ger) (fam) except for
2.
quitar vi

1) (Esp fam)

quita (de ahí)! — get out of the way!

quita ya! eso no se lo cree nadie! — oh come off it, nobody believes that!

2) (en locs)

de quita y pon — <funda/etiqueta> removable

eso no quita que...: pero eso no quita que se pueda hacer de otra manera but that doesn't mean that there aren't other ways of doing it; ni quitar ni poner (fam): yo aquí ni quito ni pongo I don't count o my opinion doesn't count around here; quien quita y... (Méx fam): quien quita y me saco la lotería maybe I'll even win the lottery; quien quita y lo encontramos — we might still find it
3.
quitarse v pron

1) ( desaparecer) mancha to come out; dolor go (away); viento to die down; (+ me/te/le etc)

se me quitó el dolor — I got rid of the pain

ya se me quitaron las ganas — I don't feel like it any more

2) (apartarse, retirarse) to get out of the way

quítate de mi vista! — get out of my sight!

3) (refl)

a) <prenda/alhaja/maquillaje> to take off

b) <dolor/resfriado> to get rid of; < miedo> to overcome, get over

se quita años or la edad — she lies about her age

quitarse algo DE algo: quítate el dedo de la nariz! stop picking your nose!; quítate las manos de los bolsillos! take your hands out of your pockets!; quitarse algo/a alguien de encima/en medio to get rid of something/somebody; te has quitado veinte años de encima — you look twenty years younger

* * *

= remove, take off, take away, strip away, roll back, strip, trim off, strip off, take down, commandeer, get off.

Ex. Folders allow a set of papers to be kept together when a set on a given topic is removed from the file.

Ex. Meek took her glasses off and twiddled them as her supervisor related the following incident.

Ex. For example, books close to the door and the circulation desk may be intended for the user who merely wishes to make a swift selection of items to take away and read elsewhere.

Ex. Like its predecessor, it wants to strip away the sentimentality surrounding male-female relationships and reveal the ugly, unvarnished truth.

Ex. Some Russia specialists say President Putin is rolling back liberal economic and political reforms ushered in by his predecessor.

Ex. Pluto, scorned by astronomers who considered it too dinky and distant, was unceremoniously stripped of its status as a planet Thursday.

Ex. If you repeatedly deadhead - trim off the spent flowers - the plant goes into overdrive.

Ex. They gathered a whole sackful, stripped off the husks, and filled the sack again.

Ex. State officials urge people to take down bird feeders after recent reports of sick and dead birds, according to a news release.

Ex. He was left without a scratch and pursued the shooter on foot until the gunman commandeered a passing car.

Ex. The full-length, two-direction zipper makes it easy to get on and off, and the bottom is easy to unzip for diaper changes.

----

* de quita y pon = burn-'em-down-build-'em-up, removable.

* hablar a calzón quitado = lay + Posesivo + cards on the table, put + Posesivo + cards on the table.

* hasta el cuarenta de mayo no te quites el sayo = cast no clout till May is out.

* no poder quitarse Algo de la cabeza = can't get it out of my mind.

* pala de quitar nieve = snow shovel.

* pala para quitar nieve = snow shovel.

* poner y quitar = get on and off.

* que se puede quitar = detachable, removable.

* quita o pon = give or take.

* quitar Algo = take + Nombre + out of + Posesivo + hands.

* quitar con pala = shovel.

* quitar con un cepillo = brush away.

* quitar con un golpe = knock off.

* quitar de las manos = snap up.

* quitar el deseo = suffocate + desire.

* quitar el estigma = destigmatise [destigmatize, -USA].

* quitar el interés = take + the shine off things.

* quitar el mérito a Algo = belittle.

* quitar el poder = disempower.

* quitar el polvo = dust.

* quitar el sufijo a una palabra = strip + suffix.

* quitar el valor = render + valueless.

* quitar frotando = rub off, rub.

* quitar importancia = de-emphasise [de-emphasize, -USA], understate, trivialise [trivialize, -USA], minimise + importance, downplay, gloss over, negate, soft-pedal.

* quitar importancia a un problema = trivialise + trouble.

* quitar la credibilidad = destroy + credence.

* quitar la humedad = dehumidify.

* quitar la idea = wipe away + idea.

* quitar la marca = unmark.

* quitar la mesa = clear away + the things, clear + the table.

* quitar las escamas = scale.

* quitar las ganas de = kill + the momentum.

* quitar las telarañas = dust off + the cobwebs.

* quitarle el sentido = render + meaningless.

* quitarle importancia a las cosas = make + light of things.

* quitarle mérito = obscure + fact.

* quitar mérito = detract from.

* quitar pintura mediante chorro de arena a presión = sandblast.

* quitar puestos de trabajo = shed + jobs, axe + jobs, cut + jobs.

* quitarse = take off, doff, take off.

* quitarse a Alguien de encima = keep + Nombre + off + Posesivo + back, get + Nombre + off + Posesivo + back.

* quitarse de encima = shake off.

* quitarse de en medio = take + Nombre + out.

* quitarse del medio = run for + cover.

* quitarse el sombrero ante = hats off to + Nombre, take + Posesivo + hat off to.

* quitar(se) la ropa = undress.

* quitarse la vida = take + Posesivo + (own) life.

* quitársele a Uno las ganas = put off.

* quitarse una mala reputación = clean up + bad reputation.

* quitarse un (buen) peso de encima = get + a (real) weight off + Posesivo + chest.

* quitarse un peso de encima = take + a weight off + Posesivo + mind, take + a load off + Posesivo + mind.

* quitar una preocupación = allay + concern.

* quitar un peso de encima = remove + burden from shoulders.

* quitar un peso de encima a Alguien = lift + a weight off + Posesivo + shoulders.

* quitar valor = devalue, deflate.

* tener + que quitarse el sombrero = have to hand it to + Nombre.

* ya lo quitas, ya lo pones = burn-'em-down-build-'em-up.

* * *
1.
verbo transitivo

1)

a) (apartar, retirar)

quítalo de aquí! — get o take it out of here!

quita esa silla de en medio! — get that chair out of the way!

quita tus cosas de mi escritorio — take your things off my desk

quitó los obstáculos de mi camino — he removed the obstacles from my path

quitar la mesa — (Esp) to clear the table; (+ me/te/le etc)

quítame las manos de encima! — take your hands off me!

le quitó la piel al pollo — he skinned the chicken

me quitó una pelusa del hombro — she picked a bit of fluff off my shoulder

no le puedo quitar la tapa — I can't get the top off

b) <prenda/anillo> (+ me/te/le etc) to take off

quítale los zapatos — take his shoes off

2) (+ me/te/le etc)

a) ( de las manos)

le quitó la pistola al ladrón — he got o took the gun off the thief

se lo quitó de un manotazo — she swiped it out of his hand

le quité el cuchillo — I took the knife (away) from her

b) ( privar de)

la policía le quitó el pasaporte — the police took his passport away

c) ( robar)

me quitaron la cartera del bolsillo — someone took o stole my wallet from my pocket

me quitó el asiento — he took my seat

3) ( restar) (+ me/te/le etc)

me estás quitando autoridad — you're undermining my authority

me quita mucho tiempo — it takes up a lot of my time

no le quites méritos — give him his due

quitarle años a alguien — to take years off somebody

quitarle importancia a algo — to play something down

le quita valor/credibilidad — it detracts from its value/credibility

4) ( hacer desaparecer) < mancha> to remove, get... out; < dolor> to relieve, get rid of; < sed> to quench; < apetito> to take away; (+ me/te/le etc)

eso te quitará el hambre — that will stop you feeling hungry

hay que quitarle esa idea de la cabeza — we must get that idea out of his head

5) quitando (ger) (fam) except for
2.
quitar vi

1) (Esp fam)

quita (de ahí)! — get out of the way!

quita ya! eso no se lo cree nadie! — oh come off it, nobody believes that!

2) (en locs)

de quita y pon — <funda/etiqueta> removable

eso no quita que...: pero eso no quita que se pueda hacer de otra manera but that doesn't mean that there aren't other ways of doing it; ni quitar ni poner (fam): yo aquí ni quito ni pongo I don't count o my opinion doesn't count around here; quien quita y... (Méx fam): quien quita y me saco la lotería maybe I'll even win the lottery; quien quita y lo encontramos — we might still find it
3.
quitarse v pron

1) ( desaparecer) mancha to come out; dolor go (away); viento to die down; (+ me/te/le etc)

se me quitó el dolor — I got rid of the pain

ya se me quitaron las ganas — I don't feel like it any more

2) (apartarse, retirarse) to get out of the way

quítate de mi vista! — get out of my sight!

3) (refl)

a) <prenda/alhaja/maquillaje> to take off

b) <dolor/resfriado> to get rid of; < miedo> to overcome, get over

se quita años or la edad — she lies about her age

quitarse algo DE algo: quítate el dedo de la nariz! stop picking your nose!; quítate las manos de los bolsillos! take your hands out of your pockets!; quitarse algo/a alguien de encima/en medio to get rid of something/somebody; te has quitado veinte años de encima — you look twenty years younger

* * *

= remove, take off, take away, strip away, roll back, strip, trim off, strip off, take down, commandeer, get off.

Ex: Folders allow a set of papers to be kept together when a set on a given topic is removed from the file.

Ex: Meek took her glasses off and twiddled them as her supervisor related the following incident.

Ex: For example, books close to the door and the circulation desk may be intended for the user who merely wishes to make a swift selection of items to take away and read elsewhere.

Ex: Like its predecessor, it wants to strip away the sentimentality surrounding male-female relationships and reveal the ugly, unvarnished truth.

Ex: Some Russia specialists say President Putin is rolling back liberal economic and political reforms ushered in by his predecessor.

Ex: Pluto, scorned by astronomers who considered it too dinky and distant, was unceremoniously stripped of its status as a planet Thursday.

Ex: If you repeatedly deadhead - trim off the spent flowers - the plant goes into overdrive.

Ex: They gathered a whole sackful, stripped off the husks, and filled the sack again.

Ex: State officials urge people to take down bird feeders after recent reports of sick and dead birds, according to a news release.

Ex: He was left without a scratch and pursued the shooter on foot until the gunman commandeered a passing car.

Ex: The full-length, two-direction zipper makes it easy to get on and off, and the bottom is easy to unzip for diaper changes.

* de quita y pon = burn-'em-down-build-'em-up, removable.

* hablar a calzón quitado = lay + Posesivo + cards on the table, put + Posesivo + cards on the table.

* hasta el cuarenta de mayo no te quites el sayo = cast no clout till May is out.

* no poder quitarse Algo de la cabeza = can't get it out of my mind.

* pala de quitar nieve = snow shovel.

* pala para quitar nieve = snow shovel.

* poner y quitar = get on and off.

* que se puede quitar = detachable, removable.

* quita o pon = give or take.

* quitar Algo = take + Nombre + out of + Posesivo + hands.

* quitar con pala = shovel.

* quitar con un cepillo = brush away.

* quitar con un golpe = knock off.

* quitar de las manos = snap up.

* quitar el deseo = suffocate + desire.

* quitar el estigma = destigmatise [destigmatize, -USA].

* quitar el interés = take + the shine off things.

* quitar el mérito a Algo = belittle.

* quitar el poder = disempower.

* quitar el polvo = dust.

* quitar el sufijo a una palabra = strip + suffix.

* quitar el valor = render + valueless.

* quitar frotando = rub off, rub.

* quitar importancia = de-emphasise [de-emphasize, -USA], understate, trivialise [trivialize, -USA], minimise + importance, downplay, gloss over, negate, soft-pedal.

* quitar importancia a un problema = trivialise + trouble.

* quitar la credibilidad = destroy + credence.

* quitar la humedad = dehumidify.

* quitar la idea = wipe away + idea.

* quitar la marca = unmark.

* quitar la mesa = clear away + the things, clear + the table.

* quitar las escamas = scale.

* quitar las ganas de = kill + the momentum.

* quitar las telarañas = dust off + the cobwebs.

* quitarle el sentido = render + meaningless.

* quitarle importancia a las cosas = make + light of things.

* quitarle mérito = obscure + fact.

* quitar mérito = detract from.

* quitar pintura mediante chorro de arena a presión = sandblast.

* quitar puestos de trabajo = shed + jobs, axe + jobs, cut + jobs.

* quitarse = take off, doff, take off.

* quitarse a Alguien de encima = keep + Nombre + off + Posesivo + back, get + Nombre + off + Posesivo + back.

* quitarse de encima = shake off.

* quitarse de en medio = take + Nombre + out.

* quitarse del medio = run for + cover.

* quitarse el sombrero ante = hats off to + Nombre, take + Posesivo + hat off to.

* quitar(se) la ropa = undress.

* quitarse la vida = take + Posesivo + (own) life.

* quitársele a Uno las ganas = put off.

* quitarse una mala reputación = clean up + bad reputation.

* quitarse un (buen) peso de encima = get + a (real) weight off + Posesivo + chest.

* quitarse un peso de encima = take + a weight off + Posesivo + mind, take + a load off + Posesivo + mind.

* quitar una preocupación = allay + concern.

* quitar un peso de encima = remove + burden from shoulders.

* quitar un peso de encima a Alguien = lift + a weight off + Posesivo + shoulders.

* quitar valor = devalue, deflate.

* tener + que quitarse el sombrero = have to hand it to + Nombre.

* ya lo quitas, ya lo pones = burn-'em-down-build-'em-up.

* * *

quitar [A1 ]

vt

A

1

(apartar, retirar): ¡quita esa silla de en medio! get that chair out of the way!

quita tus cosas de mi escritorio take o get your things off my desk

quitó todos los obstáculos de mi camino he removed all the obstacles from my path

quitar la mesa ( Esp); to clear the table

(+ me/te/le etc): ¡quítame las manos de encima! take o get your hands off me!

le quitó la piel al pollo he skinned the chicken

me quitó una pelusa del hombro she picked a bit of fluff off my shoulder

no le puedo quitar la tapa I can't get the top off

2 ‹prenda/anillo› (+ me/te/le etc) to take off

quítale los zapatos take his shoes off

B ‹juguete/dinero› (+ me/te/le etc):

le quité el cuchillo I took the knife (away) from her

la policía le quitó el pasaporte the police took his passport away

me quitaron la cartera del bolsillo someone took o stole my wallet from my pocket

le quitó la pistola al ladrón he got o took the gun off the thief

se lo quitó de un manotazo she swiped it out of his hand

bailar

C (restar) (+ me/te/le etc):

quítale 26 a 84 take 26 away from 84

no me quites autoridad delante de los niños don't undermine my authority in front of the children

los niños me quitan mucho tiempo the children take up a lot of my time

no es que quiera quitarte la razón pero … I'm not saying you're wrong but …

no le quites méritos give him his due

ese peinado te quita años that hairstyle takes years off you

hay que quitarle un poco de ancho it needs to be taken in a bit

trataba de quitarle importancia al asunto he tried to play the matter down

le quita valor a la casa it detracts from the value of the house

D (hacer desaparecer) ‹mancha› to remove, get … out; ‹dolor› to relieve, get rid of

(+ me/te/le etc): te quita el hambre pero no te alimenta it stops you feeling hungry but it isn't very nourishing

te voy a quitar las ganas de volver a mentirme when I've finished with you, you'll think twice about lying to me again

a ver si le quitas esa idea de la cabeza why don't you try to get that idea out of his head?

E ( fam) (prohibir) (+ me/te/le etc):

el médico me ha quitado la sal/el vino the doctor's told me I mustn't have any salt on my food/I mustn't drink wine

F quitando ger ( fam) except for

quitando a los más chicos todos pueden entrar they can all go in except for the very youngest ones

quitando que tuvimos que esperar mucho rato apart from the fact that we had to wait a long time

■ quitar

vi

A

( Esp fam): ¡quita (de ahí)! get out of the way!

¡quita ya! ¡eso no se lo cree nadie! oh come off it, nobody believes that!

B ( en locs):

de quita y pon ‹funda/etiqueta› removable

tiene una capucha de quita y pon it has a detachable hood

una fe de quita y pon ( iró); a very flexible o convenient sort of faith ( iro)

eso no quita que …: yo lo hago así, eso no quita que se pueda hacer de otra manera I do it like this but that doesn't mean that there aren't other ways of doing it

ni quitar ni poner ( fam): pregúntaselo a él, yo aquí ni quito ni pongo ask him about it, I don't count o my opinion doesn't count around here

en ese asunto él ni quita ni pone he doesn't have any say in that matter

quien quita y … ( Méx fam): quien quita y me lo regrese pronto I hope she brings it back soon

■ quitarse

v pron

A (desaparecer) «mancha» to come out; «dolor» to go, go away; «viento» to die down

(+ me/te/le etc): no hay forma de que se me quite este dolor de cabeza I just can't get rid of this headache

ya se me han quitado las ganas de ir I don't feel like going any more

B (apartarse, retirarse) to get out of the way

¡quítate de mi vista! get out of my sight!

he vendido el negocio, quiero quitarme de problemas I've sold the business, I want to be rid of all this trouble o ( colloq) to be shot of all this hassle

C ( refl)

1 ‹prenda/alhaja/maquillaje› to take off

quítate la chaqueta take your jacket off

2 (deshacerse de) ‹dolor› to get rid of

se quitaban el frío saltando they jumped up and down to warm themselves up o to get warm

me tengo que quitar este miedo ridículo a los aviones I have to overcome o get over this ridiculous fear of flying

3 (retirar) quitarse algo DE algo:

me tuve que quitar una pestaña del ojo I had to get an eyelash out of my eye

¡quítate el dedo de la nariz! stop picking your nose!

¡quítate las manos de los bolsillos! take your hands out of your pockets!

quitarse a algn de en medio to get rid of sb

4 ‹años›

te has quitado veinte años de encima you look twenty years younger

se quita años or la edad she lies about her age

* * *

quitar ( conjugate quitar) verbo transitivo
1 (apartar, retirar):
◊ ¡quítalo de aquí! get it out of here!;

quité la silla de en medio I got the chair out of the way;
quita tus cosas de mi escritorio take your things off my desk;
quitar la mesa (Esp) to clear the table;
¡quítame las manos de encima! take your hands off me!;
no le puedo quitar la tapa I can't get the top off;
le quitó los zapatos she took his shoes off
2 (+ me/te/le etc)
a) ( de las manos):

◊ le quitó la pistola al ladrón he got o took the gun off the thief;

le quité el cuchillo I took the knife (away) from her
b) ( privar de) ‹pasaporte/carnet de conducir› to take away

c) ‹cartera/dinero› to take, steal;

‹asiento/lugar› to take
3 ( restar) (+ me/te/le etc):
◊ me quita mucho tiempo it takes up a lot of my time;

quitarle años a algn to take years off sb;
quitarle importancia a algo to play sth down;
le quita valor it detracts from its value
4 ( hacer desaparecer) ‹ mancha› to remove, get … out;
‹ dolor› to relieve, get rid of;
‹ sed› to quench;
‹ apetito› to take away;
(+ me/te/le etc)
◊ eso te quitará el hambre that will stop you feeling hungry;

hay que quitarle esa idea de la cabeza we must get that idea out of his head
5
◊ quitando ( ger) (fam) except for

verbo intransitivo
1 (Esp fam):
◊ ¡quita (de ahí)! get out of the way!

2 ( en locs)
◊ de quita y pon ‹funda/etiqueta› removable;

eso no quita que … that doesn't mean that …
quitarse verbo pronominal
1 ( desaparecer) [ mancha] to come out;
[ dolor] to go (away);
◊ ya se me quitaron las ganas I don't feel like it any more

2 (apartarse, retirarse) to get out of the way;
◊ ¡quítate de mi vista! get out of my sight!

3 ( refl)
a) ‹prenda/alhaja/maquillaje› to take off

b) ‹dolor/resfriado› to get rid of;

‹ miedo› to overcome, get over;
◊ se quita la edad she lies about her age;

quitarse algo/a algn de encima to get rid of sth/sb
quitar
I verbo transitivo
1 (retirar, separar) to remove: quita todas esas cajas de aquí, get all those boxes out of here
quitar la mesa, to clear the table
2 (ropa, gafas, etc) to take off
3 (eliminar) (la sed) to quench
(el hambre) to take away: el té me quita el sueño, tea keeps me awake
4 (una mancha) to remove, get out
5 (el dolor) to relieve
6 (arrebatar, privar de) le quitó el lápiz, he took the pencil away from him
nos quitaron el asiento, they took our seats
(robar) to steal
7 Mat (restar) to substract
figurado quitar importancia a algo, to play sthg down
figurado quitar las ganas a alguien, to put sb off
figurado le quita mucho tiempo, it takes up a lot of her time
II verbo intransitivo ¡quita!, get away
♦ Locuciones: de quita y pon, removable
fam (excepción hecha de) quitando, except for
' quitar' also found in these entries:
Spanish:
aclarar
- aligerar
- allanar
- careta
- desenmascarar
- desollar
- despejar
- despepitar
- despintar
- despuntar
- hipo
- restar
- sueño
- truco
- alisar
- arrebatar
- aspereza
- coger
- cortar
- desarmar
- descuidar
- espabilar
- espátula
- mancha
- manchar
- minimizar
- polvo
- retirar
- sacar
- soplete
English:
bleach
- bone
- brush off
- clear
- clear away
- clutter
- de-ice
- discourage
- dust
- fillet
- flick
- from
- get off
- get out
- graffiti
- mess
- peel off
- play down
- pull off
- push off
- removable
- remove
- scrub away
- scrub off
- shift
- snatch
- spoil
- strip
- strip off
- sweat off
- table
- take
- take away
- take off
- take out
- trim
- upstage
- wash away
- wash off
- wash out
- whatsit
- whip off
- wipe off
- wrestle
- brush
- clean
- detach
- detachable
- dull
- get

* * *

quitar

♦ vt

1. [retirar, extraer, apartar] to remove;
[ropa, zapatos] to take off; Esp
quitar la mesa [despejar] to clear the table;

al quitar la tapa de la olla salió un delicioso olor when she took the lid off the pot, a delicious smell came out;

le han quitado un tumor del pecho they've removed a tumour from her breast;

quita tus cosas de la cama take your things off the bed;

quita tus cosas de en medio clear your things up (out of the way);

voy a quitar el polvo de los muebles I'm going to dust the furniture;

quitarle algo a alguien [arrebatar, privar de] to take sth away from sb;

me quitó la carta de las manos she took the letter from my hands;

durante la guerra le quitaron la casa they took her house away from her during the war;

le han quitado la custodia de los niños they've taken away custody of the children from her;

eso fue lo que dijo, sin quitar ni poner nada that's what he said, word for word;

Comp

por un quítame allá esas pajas for no reason, over nothing;

Comp
Méx
no quitar el dedo del renglón to keep coming back to the same point

2. [eliminar, suprimir] to remove;

quité la mancha con jabón I removed the stain o got the stain out with soap;

han quitado mi programa favorito de la tele they've taken my favourite programme off the TV;

ese ministerio lo han quitado they've done away with o got rid of that ministry;

el médico me ha quitado el tabaco [prohibido] the doctor has told me to stop smoking

3. [robar] to take, to steal;

me han quitado la cartera someone has taken o stolen my wallet;

le quitaron el puesto they've taken his job away from him

4. [mitigar del todo] [dolor, ansiedad] to take away, to relieve;
[sed] to quench;
el aperitivo me ha quitado el hambre I don't feel hungry after that snack

5. [ocupar] [tiempo, espacio] to take up;

me quitan mucho tiempo los niños the children take up a lot of my time;

el trabajo me quita tiempo para el deporte my job doesn't leave me much time for sport;

el armario va a quitar mucho sitio ahí the wardrobe's going to take up a lot of space there

6. [restar] to take away;

a esa cifra quítale el 20 por ciento take away 20 percent from that figure;

no quiero quitar mérito o [m5] valor a lo que ha hecho I don't want to take away from o detract from what she has done;

le quitó importancia al hecho he played it down

7. [impedir]
esto no quita que sea un vago that doesn't change the fact that he's a layabout;

que me mude de ciudad no quita que nos sigamos viendo just because I'm moving to another city doesn't mean we won't still be able to see each other

8. [exceptuar]
quitando el queso, me gusta todo apart from cheese, I like everything

9. [desconectar] [aparato] to switch off;

quita el gas antes de salir turn the gas off before leaving

♦ vi

1. [apartarse] to get out of the way;

¡quita (de ahí), que no veo! get out of the way, I can't see!

2.
de quita y pon [asa, tapa, capucha] removable

3. Fam [expresando incredulidad]
¡quita!, ¡quite! don't talk rubbish!;

¿casarme yo? ¡quita, quita, estoy muy bien como estoy! me, get married? you must be joking, I'm quite happy as I am!;

¡quita, yo no me lo creo! pull the other one o come off it, you don't expect me to believe that, do you?

♦ See also the pronominal verb quitarse

* * *

quitar

I v/t ropa take off, remove; obstáculos remove;

quitar el polvo dust;

quitar algo a alguien take sth (away) from s.o.;

quitar la mesa clear the table;

de quita y pon fam removable

II v/i

:

¡quita! get out of the way!

* * *

quitar vt

1) : to remove, to take away

2) : to take off (clothes)

3) : to get rid of, to relieve

♦ See also the reflexive verb quitarse

* * *

quitar vb

1. (en general) to take off [pt. took; pp. taken] / to take down

quita los pies del sofá take your feet off the sofa

quítate el abrigo take your coat off

2. (eliminar manchas) to get out / to remove

no puedo quitar la mancha I can't get the stain out

3. (robar cartera, dinero) to take [pt. took; pp. taken]

me han quitado la cartera somebody's taken my wallet

¿quién me ha cogido el lápiz? who's taken my pencil?

¡quita! / ¡quita de ahí! get out of the way!

quitar el sueño to keep awake

quitar la mesa to clear the table

quitar la sed to quench your thirst

Spanish-English dictionary > quitar
15 poco

(pl -chi) 1. adj little

con nomi plurali few

2. adv not much

con aggettivi not very, not greatly

senti un po'! just listen!

a poco a poco little by little, gradually

poco fa a little while ago

fra poco in a little while, soon

poco dopo a little while later, soon after

per poco cheap

( quasi) almost, nearly

* * *

poco agg.indef.

1 ( con riferimento alla quantità) little, not much: bevo poco vino, I don't drink much wine; c'è poca luce qui, there isn't much light here; ci è rimasto poco pane, we haven't got much bread left; ha poca pazienza con i bambini, he hasn't got much (o he has little) patience with children; quello che guadagna è troppo poco per coprire le spese, he doesn't earn enough to cover his expenses

2 ( con riferimento all'intensità) little, not much: ha dato poca importanza alla cosa, he gave little importance to the matter; il lavoro mi dà poca soddisfazione, my work doesn't give me much satisfaction; accettare con poco entusiasmo un invito, to accept an invitation without much enthusiasm; prestai poca attenzione alle sue parole, I didn't pay much attention to what he said // ci è voluto non poco coraggio, it took a lot of courage // avere poca stima di qlcu., to have a low opinion (o not to think much) of s.o. // c'è poco sole, it isn't very sunny; c'era poca nebbia, it wasn't very foggy // ho poca memoria, I've got a poor memory; l'iniziativa ha avuto poco successo, it wasn't a very successful initiative (o the initiative didn't meet with much success)

3 ( con riferimento alla durata) little, short: mi assenterò per poco tempo, I'll be away for a short time; in poco tempo ha fatto molti progressi, he made a lot of progress in a very short time; poco tempo prima, dopo, a short time before, after; è accaduto poco tempo fa, it happened a short time ago (o not long ago) // Usato anche in espressioni ellittiche: poco fa, poc'anzi, a short time ago; di lì a poco, shortly after (o after a while o a little later); fra poco, very soon (o in a little while); a fra poco, see you soon; è poco che l'ho visto, I saw him a short time ago (o it isn't long since I last saw him); manca poco a Natale, it isn't long to Christmas; mi manca poco per finire, I haven't got much more to do (o I've nearly finished); ci fermeremo solo per poco, we'll only stay for a short time (o we shan't stay long) // da poco, ( poco fa) a short time ago, (riferito al pass.) a short time before, ( tempo continuato) for a short time: è uscito da poco, he's (only) just gone out; quando telefonai, erano da poco partiti, when I phoned, they had not long left (o they had only just left)

4 ( con riferimento all'estensione nello spazio): c'è poca distanza dall'albergo alla spiaggia, it isn't far from the hotel to the beach; avevamo fatto poca strada quando cominciò a piovere, we hadn't gone far when it began to rain

5 ( scarso, esiguo) scant, little: sono quadri di poco valore, they are paintings of little (o scant) value; trattare qlcu. con poco riguardo, to treat s.o. with scant (o little) respect // con poca spesa, for a small outlay (o without spending much) // a poco prezzo, at (o for) a low price, cheap // è poca cosa, it's nothing (o it's a drop in the ocean)

6 pl. few, not many; ( alcuni) a few: ho fatto pochi errori nella prova di matematica, I didn't make many mistakes in the maths test; fra pochi minuti, in a few minutes; c'erano poche persone in giro, there weren't many people about (o there were few people about); inviterò i miei genitori e pochi amici, I'll invite my parents and a few friends // mi sono rimasti solo pochi spiccioli, I haven't got much money left // molto pochi, very few; troppo pochi, too few.

poco pron.indef.

1 (very) little, not much: ''Hai del formaggio?'' ''Sì, ma ne ho poco'', ''Have you got any cheese?'' ''Yes, but not much''; ieri avevo del tempo libero, ma oggi ne ho molto poco, I had some spare time yesterday, but I've got very little (o but I haven't got much) today; (ne) capisco poco di matematica, I understand very little about mathematics; resta ben poco da fare, there's (very) little (o there isn't much) left to be done; abbiamo speso poco in quell'albergo, we didn't spend much (o we spent very little) at that hotel; un milione mi pare ( troppo) poco, a million seems too little to me; ci vuole poco per capire che è tutta una truffa, it doesn't take much to understand it's all a swindle // c'è poco da fare, da dire, there's little (o nothing) to be done, to be said; c'è poco da ridere, da scherzare, there's little (o nothing) to laugh about, to joke about // dire che ha torto è poco, it's not enough to say he's wrong // a dir poco, to say the least: saranno state a dir poco centomila persone, there must have been a hundred thousand people there, to say the least // e ti pare poco?, do you think that's nothing? // il che non è poco, which is something // per poco che sia, è sempre qualcosa, however little it is, it's still something // non te la prendere per così poco, don't let such a little (o small) thing upset you // ci voleva così poco a farmi una telefonata, it wouldn't have hurt you to give me a ring; ci vuole così poco ad accontentarlo, it takes so little to please him (o to make him happy) // una cosa da poco, a mere trifle; una moneta da poco, a small coin; è un uomo da poco, he's not up to much // per poco, ( a buon mercato) cheap: l'ho comprato per poco, I got it cheap // per poco non, ( quasi) nearly: per poco non cadevo in acqua, I (very) nearly fell in the water; ci mancò poco che non fosse squalificato, he was (very) nearly disqualified

2 pl. (very) few, not many; ( poche persone) few people; ( alcuni) a few; ( alcune persone) a few people: ''Hai molti amici?'' ''No, ne ho ( assai) pochi'', ''Have you many friends?'' ''No, very few''; pochi di noi, di loro ecc., few of us, them etc.; era conosciuto da pochi, not many people knew him (o he was little known); siamo rimasti in pochi, there were few of us left; c'eravamo noi due e pochi altri, there were the two of us and a few others

3 un poco, un po', a little, some; (con s. pl.) a few, some: un poco di pane, a little (o some) bread; c'erano un bel po' di persone, there were quite a few people there; un altro poco, some (o a little) more; costa un poco di più, it costs (o is) a little more // che po' po' di mascalzone!, what a scoundrel!; che po' po' di sfacciataggine!, what cheek!; con quel po' po' di soldi che ha!, with all the money he has! // In espressioni di tempo: un po' ( di tempo), a short time; un bel po' ( di tempo), quite a while (o quite a long time); un altro po' ( di tempo), a little (o a bit) longer; un po' ( di tempo) prima, dopo, fa, a short time before, later, ago // da un po' ( di tempo), some time ago, (riferito al pass.) some time before, ( tempo continuato), for some time: è da un po' che non lo vedo, I haven't seen him for some time; lo spettacolo era già finito da un po', the show had finished some time before

◆ s.m.

1 little: mi contento del poco, it takes little to please me (o I'm easily satisfied); il poco che ho è tuo, the (o what) little I have is yours; farò quel poco che posso, I'll do what (o the) little I can // il poco è meglio del niente, (prov.) half a loaf is better than no bread

2 (anche f.) un, una poco di buono, (fam.) a bad lot; sono dei poco di buono, they're no good (o they're a bad lot).

poco avv.

1 (con agg. e avv. di grado positivo e con p. pres. e talvolta pp. usato come agg.) not very: poco intelligente, not very bright; poco entusiasmante, not very exciting; poco conosciuto, not very well-known; poco costoso, unexpensive; poco letto, little read; sto poco bene, I'm not very well; una zona poco abitata, a sparsely populated area; un prodotto poco richiesto, a product in small demand

2 (con agg. e avv. compar.) not much; little; ( di tempo) not long: è poco più alto di me, he's not much taller than me; è poco più che un ragazzo, he's little more than a boy; era poco più che ventenne, he was little more than twenty; si sposarono poco più tardi, they got married not long after

3 ( con verbi) little: il suo aiuto fu poco apprezzato, his help was little appreciated; studia molto poco, he studies very little; ci vede poco, he can't see very well; il primato fu superato di poco, the record was only just beaten // me ne importa poco, I don't care much; poco importa se..., it doesn't matter if... // per poco che si rifletta..., you only have to think a bit... // poco o nulla, little or nothing // né punto né poco, not at all // a poco a poco, little by little (o gradually) // press'a poco → pressappoco

4 un poco, un po', a bit: è un po' strano, it's a bit (o rather) strange // fa un po' ridere, (fam.) it makes you laugh // s'è parlato un po' di questo e un po' di quello, we spoke about this and that // un po' per..., un po' per..., what with... and: un po' per il rumore, un po' per il caldo si sentiva frastornato, what with the noise and the heat, he felt quite dizzy // senti un po', look!; vediamo un po', let's see; ma guarda un po'!, just look what's happened!; guarda un po' che cosa hai combinato!, now look what you've done!; dimmi un po' tu se non ho ragione, tell me if I'm not right (o if I'm wrong).

* * *
['pɔko] poco -a, -chi, -che
1. avv

1) (piccola quantità) little, negazione + much

si accontenta di poco — he's easily satisfied

c'è poco da ridere — there's nothing to laugh about

guadagna poco — he doesn't earn much, he earns little

dorme troppo poco — she doesn't get enough sleep

2) (con aggettivo, avverbio) (a) little, negazione + very

sta poco bene — he's not very well

è poco più alta di lui — she's a little o slightly taller than him

è poco probabile — it's not very likely

è poco socievole — he's not very sociable

3)

(tempo) poco dopo — shortly after(wards)

il film dura poco — the film doesn't last long

poco fa — a short while o time ago

fra poco — in a little while

manca poco alla fine — it's almost o nearly finished, it's more or less finished

poco prima — shortly before

ci vediamo poco — we hardly ever see each other

4)

un po' — a little, a bit

è un po' corto — it's a little o a bit short

sono un po' stanco — I'm a bit tired

zoppica un po' — he limps a bit, he has a slight limp

arriverà fra un po' — he'll arrive shortly o in a little while

un po' prima del solito — a little earlier than usual

ha dormito un bel po' — he slept for quite a while

fammi un po' vedere — let me have a look

5)

(fraseologia) (a) poco a poco — bit by bit, little by little

a dir poco — to say the least

eravamo in 30 a dir poco — there were at least 30 of us

è una cosa da poco — it's nothing, it's of no importance

una persona da poco — a worthless individual

ha vinto di poco — he only just won

poco male — never mind, it doesn't matter

per poco non cadevo — I almost o nearly fell

2. agg indef

1) (quantità) little, negazione + (very) much, (numero) few, negazione + (very) many

poco denaro — little o not much money

poco vino — little o not much wine

poche persone — few o not many people

poche idee — few o not many ideas

c'era poca gente — there were only a few people

è un tipo di poche parole — he's a man of few words

a poco prezzo — at a low price, cheap

con poca spesa — for a small outlay

2) (in espressioni ellittiche: tempo) a short time, a little while, (quantità) (a) little

ci vediamo fra poco — see you soon o shortly

l'ha comprato per poco — he bought it cheap

ne abbiamo ancora per poco — we'll only be a little longer

basta poco per farlo contento — it doesn't take much to make him happy

3. pron

1) (a) little

c'è chi ha molto tempo e chi ne ha poco — there are those who have a lot of time and those who have little

2)

(persone) pochi, poche — few (people)

pochi la pensano come lui — few people think as he does

pochi di noi — few of us

4. sm

1) little

il poco che guadagno... — what little I earn...

vive del poco che ha — she lives on the little she has

See:

buono

2)

un po' — a little

un po' di soldi — a little money

un po' di pane — a little bread

un po' di zucchero — a little sugar

un po' di silenzio! — let's have a bit of quiet!

ha un po' di mal di testa — he has a slight headache

ha un po' di influenza — she has a touch of flu

un bel po' di denaro — quite a lot of money, a tidy sum

facciamo un po' per uno — let's do a bit each

3)

po' po'; che po' po' di coraggio! — what courage!

niente po' po' di meno che il presidente in persona! — no less than the president himself!

* * *
1.
pl. - chi, - che ['pɔko, ki, ke] aggettivo indefinito

1) (un numero esiguo di) few, not many

- chi visitatori — not many o few visitors

troppo -che persone — too few people

troppo -chi soldi — too little money

pochissime case — very few houses

2) (una piccola quantità di) little, not much

beve poco vino — he doesn't drink much wine

spendere poco denaro — to spend little money

3) (scarso) little, not much

- che possibilità — little chance

c'è poco rumore — there's not much noise

avere -a memoria — to have a poor memory

4) (di tempo)

poco tempo fa — a short time ago, not long ago

c'è così poco tempo — there's so little time

5) (in frasi esclamative)

- che chiacchiere! — cut the cackle!
2.
pronome indefinito

1) (piccola quantità, scarsa misura)

voglio spendere poco — I don't want to spend much

"è rimasto del gelato?" - "poco" — "is there any ice cream left?" - "not much"

so poco di lui — I don't know much about him

ne ha letti -chi — he read few of them

ci vuole poco a... — it doesn't take much to...

c'è mancato poco — that was a close shave

2) (esiguo numero di persone) few

- chi hanno fiducia in lui — few o not many people trust him

siamo in -chi — there are only a few of us

3) (in espressioni di tempo)

manca poco alle due — it's nearly two o'clock, it's going on for two

ci ha impiegato poco — it didn't take him long

ci sono rimasto poco — I didn't stay there (for) long o a long time

è arrivato da poco — he hasn't been here long, he's just arrived

lavoro qui da poco — I've worked here for a short time

poco fa — a short while ago

poco prima, dopo — shortly before, afterwards

fra o tra poco shortly, before long, very soon; di lì a poco — before long, soon afterwards

4) per poco, di poco

l'ha mancato per o di poco he just missed it; mancare di poco il bersaglio — to strike short of the target, to miss the target by a little

5) per poco (non) (quasi)

per poco (non) perdeva il treno — he almost missed the train

per poco non mi catturavano — I just o narrowly missed being captured

6) per poco che

per poco che sia — however little it is

7) a poco, per poco (a buon mercato) [comprare, vendere] cheap

l'ho avuto per poco — I got it cheap

8) poco da

ho poco da dire — I've got little to say

c'è poco da ridere — it's no laughing matter

c'è poco da scegliere — there's not much to choose

9) da poco

una cosa da poco — a small thing

una persona da poco — a worthless person

10) a dir poco

era sorpreso, a dir poco — he was surprised, to say the least (of it)

è a dir poco testardo! — he's nothing if not stubborn!
3.
sostantivo maschile

1) (piccola quantità) little

quel poco che ha — what little she has

quel poco che ho visto era molto bello — the little I saw was very good

2) un po' di (un poco) a little of, a bit of, some, any

voglio un po' di tè — I want a little o some tea

c'è ancora un po' di gelato? — is there any ice cream left?

bevi ancora un po' di birra! — have some more beer!

posso averne un po' di più? — can I have a little more?

un po' di tutto — a bit of everything

parlo un po' di inglese — I speak a little English

un po' di tempo fa — a little while ago

3) un bel po' di colloq. quite a lot of, a fair amount of

un bel po' di persone — quite a few people, a lot of people

aspettò un bel po' di ore — he waited for a good few hours

un bel po' di tempo fa — a good o long while ago

4) un bel po'

per un bel po' — for a good while

camminò un bel po' — he walked quite a way

è un bel po' che non ci si vede! — long time no see!
4.
avverbio

1) (con un verbo) little, not much

parla poco — he doesn't talk much

ho dormito poco — I didn't sleep (very) much

ci vede poco — he can't see very well

2) (con un avverbio)

sta poco bene — he's not well

poco lontano da qui — not far away from here

poco male! — (non importa) no harm done! (tanto meglio) just as well!

3) (con aggettivo o participio passato) not very

è poco educato — he's not very polite

un lavoro poco pagato — a poorly paid job

i suoi libri sono poco letti — his books are little read

un romanzo poco conosciuto — a little-known novel

4) (con forme comparative) little, not much

è poco più alto di me — he is little o not much taller than me

poco più di un'ora fa — little more than an hour ago

5) un po' (per un certo tempo)

rimani ancora un po' — stay a little longer

aspetta un po'! — wait a bit!

ci vorrà un po' — it will take some time

studio da un po' — I've been studying for some time

ci ho pensato un (bel) po' — I've thought about it quite a bit; (in una certa quantità)

prendine ancora un po' — take some more; (leggermente)

un po' timido — a bit shy

ti senti un po' meglio? — are you feeling any better?

l'arrosto è un po' bruciato — the roast is a bit o slightly burned; (abbastanza)

"parli tedesco?" - "un po'" — "do you speak German?" - "a little bit"; (con valore rafforzativo)

sta un po' zitto! — just keep quiet!

vediamo un po' — let me see

(ma) pensa, guarda un po'! — fancy that! (seguito da altro avverbio)

mangia un po' di più — eat a bit more

parla un po' più forte — speak little o a bit louder

fa un po' meno freddo di ieri — it's a little less cold than yesterday

6) a poco a poco little by little

7) non poco

ero non poco sorpreso — I was not a little surprised

••

sapere di poco — (essere insipido) to be tasteless; (essere poco interessante) to be dull

poco o nulla — little or nothing

non ti credo neanche un po' — you don't fool me for a minute

non è poco! — that's saying a lot!

un po' per la depressione un po' per la disoccupazione — what with the depression and unemployment

un poco di buono — an ugly customer, a bad lot

una poco di buono — a slut pop.
••
Note:

Poco può essere usato come aggettivo, pronome, sostantivo e avverbio. - Come aggettivo e pronome, poco si traduce con little davanti o al posto di nomi non numerabili e con few davanti o al posto di nomi plurali: poco zucchero = little sugar; aggiunse poco a quanto aveva già detto = she added little to what she had already said; pochi libri = few books; ne ho letti pochi = I read few of them. Attenzione a non confondere few = pochi (cioè, un numero insufficiente) con a few = alcuni (cioè, un numero ridotto, ma non necessariamente insufficiente). - Come sostantivo, poco compare in espressioni quali il poco che... = the little... / what little..., un po' / un poco di... = a little (of), a bit (of), some, any: si vedano sotto gli esempi. - Come avverbio, poco si traduce con little o not much con i verbi ( lo vedo molto poco = I see him very little) o con forme al comparativo ( sono poco più grasso di lui = I'm little / not much fatter than him), e con not very davanti ad aggettivi e avverbi ( poco pulito = not very clean; poco chiaramente = not very clearly). - Questi e altri esempi nella voce mostrano come poco si rende spesso in inglese con la negazione di molto: pochi studenti = few students / not many students; ho poco da dire = I've got little to say / I don't have much to say; ho dor mito poco = I slept little / I didn't sleep very much, ecc

* * *

poco

pl. - chi, - che /'pɔko, ki, ke/

Poco può essere usato come aggettivo, pronome, sostantivo e avverbio. - Come aggettivo e pronome, poco si traduce con little davanti o al posto di nomi non numerabili e con few davanti o al posto di nomi plurali: poco zucchero = little sugar; aggiunse poco a quanto aveva già detto = she added little to what she had already said; pochi libri = few books; ne ho letti pochi = I read few of them. Attenzione a non confondere few = pochi (cioè, un numero insufficiente) con a few = alcuni (cioè, un numero ridotto, ma non necessariamente insufficiente). - Come sostantivo, poco compare in espressioni quali il poco che... = the little... / what little..., un po' / un poco di... = a little (of), a bit (of), some, any: si vedano sotto gli esempi. - Come avverbio, poco si traduce con little o not much con i verbi ( lo vedo molto poco = I see him very little) o con forme al comparativo ( sono poco più grasso di lui = I'm little / not much fatter than him), e con not very davanti ad aggettivi e avverbi ( poco pulito = not very clean; poco chiaramente = not very clearly). - Questi e altri esempi nella voce mostrano come poco si rende spesso in inglese con la negazione di molto: pochi studenti = few students / not many students; ho poco da dire = I've got little to say / I don't have much to say; ho dor mito poco = I slept little / I didn't sleep very much, ecc. ⇒ 31

I aggettivo indefinito

1 (un numero esiguo di) few, not many; - chi visitatori not many o few visitors; troppo -che persone too few people; troppo -chi soldi too little money; pochissime case very few houses

2 (una piccola quantità di) little, not much; beve poco vino he doesn't drink much wine; spendere poco denaro to spend little money

3 (scarso) little, not much; - che possibilità little chance; c'è poco rumore there's not much noise; avere -a memoria to have a poor memory

4 (di tempo) poco tempo fa a short time ago, not long ago; c'è così poco tempo there's so little time

5 (in frasi esclamative) -che chiacchiere! cut the cackle!

II pronome indefinito

1 (piccola quantità, scarsa misura) voglio spendere poco I don't want to spend much; "è rimasto del gelato?" - "poco" "is there any ice cream left?" - "not much"; so poco di lui I don't know much about him; ne ha letti -chi he read few of them; ci vuole poco a... it doesn't take much to...; c'è mancato poco that was a close shave

2 (esiguo numero di persone) few; - chi hanno fiducia in lui few o not many people trust him; siamo in -chi there are only a few of us

3 (in espressioni di tempo) manca poco alle due it's nearly two o'clock, it's going on for two; ci ha impiegato poco it didn't take him long; ci sono rimasto poco I didn't stay there (for) long o a long time; è arrivato da poco he hasn't been here long, he's just arrived; lavoro qui da poco I've worked here for a short time; poco fa a short while ago; poco prima, dopo shortly before, afterwards; fra o tra poco shortly, before long, very soon; di lì a poco before long, soon afterwards

4 per poco, di poco l'ha mancato per o di poco he just missed it; mancare di poco il bersaglio to strike short of the target, to miss the target by a little

5 per poco (non) (quasi) per poco (non) perdeva il treno he almost missed the train; per poco non mi catturavano I just o narrowly missed being captured

6 per poco che per poco che sia however little it is

7 a poco, per poco (a buon mercato) [comprare, vendere] cheap; l'ho avuto per poco I got it cheap

8 poco da ho poco da dire I've got little to say; c'è poco da ridere it's no laughing matter; c'è poco da scegliere there's not much to choose

9 da poco una cosa da poco a small thing; una persona da poco a worthless person

10 a dir poco era sorpreso, a dir poco he was surprised, to say the least (of it); è a dir poco testardo! he's nothing if not stubborn!

III sostantivo m.

1 (piccola quantità) little; quel poco che ha what little she has; quel poco che ho visto era molto bello the little I saw was very good

2 un po' di (un poco) a little of, a bit of, some, any; voglio un po' di tè I want a little o some tea; c'è ancora un po' di gelato? is there any ice cream left? bevi ancora un po' di birra! have some more beer! posso averne un po' di più? can I have a little more? un po' di tutto a bit of everything; parlo un po' di inglese I speak a little English; un po' di tempo fa a little while ago

3 un bel po' di colloq. quite a lot of, a fair amount of; un bel po' di persone quite a few people, a lot of people; aspettò un bel po' di ore he waited for a good few hours; un bel po' di tempo fa a good o long while ago

4 un bel po' per un bel po' for a good while; camminò un bel po' he walked quite a way; è un bel po' che non ci si vede! long time no see!

IV avverbio

1 (con un verbo) little, not much; parla poco he doesn't talk much; ho dormito poco I didn't sleep (very) much; ci vede poco he can't see very well

2 (con un avverbio) sta poco bene he's not well; poco lontano da qui not far away from here; poco male! (non importa) no harm done! (tanto meglio) just as well!

3 (con aggettivo o participio passato) not very; è poco educato he's not very polite; un lavoro poco pagato a poorly paid job; i suoi libri sono poco letti his books are little read; un romanzo poco conosciuto a little-known novel

4 (con forme comparative) little, not much; è poco più alto di me he is little o not much taller than me; poco più di un'ora fa little more than an hour ago

5 un po' (per un certo tempo) rimani ancora un po' stay a little longer; aspetta un po'! wait a bit! ci vorrà un po' it will take some time; studio da un po' I've been studying for some time; ci ho pensato un (bel) po' I've thought about it quite a bit; (in una certa quantità) prendine ancora un po' take some more; (leggermente) un po' timido a bit shy; ti senti un po' meglio? are you feeling any better? l'arrosto è un po' bruciato the roast is a bit o slightly burned; (abbastanza) "parli tedesco?" - "un po'" "do you speak German?" - "a little bit"; (con valore rafforzativo) sta un po' zitto! just keep quiet! vediamo un po' let me see; (ma) pensa, guarda un po'! fancy that! (seguito da altro avverbio) mangia un po' di più eat a bit more; parla un po' più forte speak little o a bit louder; fa un po' meno freddo di ieri it's a little less cold than yesterday

6 a poco a poco little by little

7 non poco ero non poco sorpreso I was not a little surprised

IDIOMS

sapere di poco (essere insipido) to be tasteless; (essere poco interessante) to be dull; poco o nulla little or nothing; non ti credo neanche un po' you don't fool me for a minute; non è poco! that's saying a lot! un po' per la depressione un po' per la disoccupazione what with the depression and unemployment; un poco di buono an ugly customer, a bad lot; una poco di buono a slut pop.

Dizionario Italiano-Inglese > poco
16 quanto

1. adj how much

con nomi plurali how many

tutto quanto il libro the whole book

tutti quanti pl every single one sg

quanti ne abbiamo oggi? what is the date today?, what is today's date?

2. adv: quanto dura ancora? how long will it go on for?

quanto a me as for me

quanto costa? how much is it?

quanto prima as soon as possible

in quanto since, because

per quanto ne sappia as far as I know

3. m: teoria f dei quanti quantum theory

* * *

quanto¹ agg.interr.

1 how much; pl. how many: quanto zucchero metti nel caffè?, how much sugar do you put in your coffee?; quanto denaro vi occorre?, how much money do you need?; quanti dischi hai?, how many records have you got?; quante lezioni comprende il corso?, how many lessons does the course consist of?; quanti giorni starai via?, how many days will you be away?; sai quanti spettatori c'erano allo stadio?, do you know how many spectators there were at the ground?; non so quante settimane durerà la mostra, I don't know how many weeks (o how long) the exhibition will last; dimmi quanto pane devo comprare, tell me how much bread I am to get // quanti anni hai?, how old are you?

2 quanto tempo, how long: quanto tempo ci vuole per arrivare alla stazione?, how long does it take to get to the station?; non so quanto tempo mi fermerò qui, I don't know how long I'll stay here // In espressioni ellittiche: quanto è che non lo vedi?, how long is it since you saw him?; da quanto mi aspetti?, how long have you been waiting for me?; quanto dovrai lavorare ancora?, how much longer have you got to work?; di quanto sono in ritardo?, how late am I?; fra quanto saremo a Roma?, how long before we get to Rome?; ogni quanto passa l'autobus?, how often (o how frequently) does the bus run?

3 ( in espressioni ellittiche non di tempo): quanto costa?, how much is it?; quanto ha di febbre?, what's his temperature?; quanti ne abbiamo oggi?, what's the date today?; quanto c'è da qui alla stazione?, how far is it to the station?; non so quanto valga questo anello, I don't know how much this ring is worth

◆ agg.escl. what (a lot of); how: quanto gasolio abbiamo consumato quest'anno!, what a lot of oil we've used this year!; quanto tempo ci hai messo!, what a long time you've been!; quanto freddo abbiamo patito!, how cold it was!; quanto interesse ha suscitato!, what a lot of interest it roused!; quanti giorni sono passati!, how long it's been!; quante me ne ha dette!, how he insulted me! // In espressioni ellittiche: quanto tempo sprecato!, what a lot of time wasted!; quante parole inutili!, what a load of rubbish!; quanti complimenti!, what a lot of fuss!

◆ agg.rel. ( tutto quello che) as... as...: lo puoi tenere quanto tempo vuoi, you can keep it as long as you like; prendi pure quanto denaro ti occorre, take as much money as you need.

quanto¹ avv.

1 interr. (con un agg.) how; (con un v.) how much: quanto è largo?, how wide is it?; quanto è lontana la chiesa?, how far is the church?; quanto bevi di solito?, how much do you usually drink?; quanto sei alto?, how tall are you?; gli chiesi quanto si fosse divertito, I asked him how much he had enjoyed himself; non so quanto l'abbia apprezzato, I don't know how much he appreciated it; chiedono molto per quella casa, ma non ti so dire quanto, they are asking a great deal for that house, but I can't tell you how much // si è pentito e Dio sa quanto!, God only knows how much he regretted it!

2 escl. (con un agg.) how; (con un v.) how (much): quanto è bello!, how beautiful it is!; quanto sono felice di rivederti!, how happy I am to see you again!; quanto mi piace!, how I love it!; chissà quanto desiderava di ritornare!, goodness knows how much he longed to return!; non sai quanto ti ho pensato!, you don't know how much I thought about you!; hanno riso, e quanto!, how they laughed!

3 (in corr. con tanto) as: è ( tanto) studioso quanto intelligente, he is as studious as he is intelligent; è ( tanto) affabile quanto lui, she is as friendly as he is; ho lavorato ( tanto) quanto lui, I worked as hard as he did (o as him); non è ( tanto) facile quanto tu credi, it isn't as (o so) easy as you think; è ( tanto) curioso quanto una scimmia, he's as curious as a cat // quanto più... tanto più, meno → più, meno avv. // tanto... quanto, (sia... sia) both... and: tanto io quanto mio fratello, both my brother and I; si è venduto tanto la casa quanto l'automobile, he sold both his house and his car // non tanto per... quanto per, not so much for... but (o as) for: non è stato tanto per negligenza quanto per ingenuità, it wasn't so much for negligence as for naïvety

4 (in frasi comparative o per rafforzare un superl.): è stimato più di quanto meriti, he's more admired than he deserves; sono arrivato prima di quanto pensassi, I arrived sooner than I expected; si doveva intervenire quanto più rapidamente possibile, it was necessary to intervene as quickly (o as fast) as possible // quanto mai, extremely, very much indeed: mi sono divertito quanto mai, I enjoyed myself very much indeed (o fam. I had a whale of a time); è una persona quanto mai garbata, he's an extremely courteous person // quanto prima → prima // quanto meno → meno avv. // quant'è vero Dio!, as God's my judge!; quant'è vero che mi chiamo..., as sure as my name is...

◆ FRASEOLOGIA: quanto a, as for; ( circa) as to: quanto a te, as for you; quanto agli altri, non ne so nulla, I don't know anything as to the others; quanto a fermarmi una settimana, dovrò pensarci su, as to staying a week, I'll have to think about it // in quanto ( che), ( poiché) since (o as); ( per il fatto che) because: in quanto minorenne, non ha diritto di voto, since (o as) he is under age, he can't vote; non ti ho telefonato in quanto ( che) credevo che non fossi in casa, I didn't phone you, as I thought you weren't in // in quanto, ( in qualità di) as: solo lui, in quanto medico, fu autorizzato a vedere il paziente, only he, as a doctor, was allowed to see the patient // per quanto (con agg. e avv.) however; ( con verbi) although: per quanto indaffarato sia..., however busy you are...; per quanto camminassi in fretta, non riuscii a raggiungerli, although I walked fast I was unable to catch up with them; per quanto, è pur sempre un affare, it's still a bargain, however // tanto quanto, tanto o quanto, ( pressappoco) more or less: ''Sarà costato qualche milione'' ''Sì, tanto quanto'', ''It must have cost a few million'' ''Yes, more or less'' // oggi non gli si può parlare, da quanto è nervoso, (fam.) you can't say a word to him today as he is so uptight.

quanto¹ pron.interr. how much; pl. how many: quanto ne vuoi?, how much do you want (of it)?; quanti ne hai presi?, how many did you get (of them)?; quanti hanno accettato?, how many have they accepted?; quanti di voi sono d'accordo?, how many of you agree?; non so quanti aderirono alla proposta, I don't know how many agreed to the proposal // quanto c'è di vero in quello che dice?, how much truth is there in what he says?

◆ pron.escl. what a lot (of): quanto ne hai consumato!, what a lot you've used!; che bei fiori, e quanti!, what a lot of lovely flowers!; quanti sono intervenuti alla cerimonia!, what a lot of people came to the ceremony!

◆ pron.rel.

1 ( ciò che) what; ( tutto ciò che) all (that): ho quanto mi occorre, I have what (o all) I need; ha fatto quanto ha potuto, he did what he could; quanto ho è a tua disposizione, what (o all) I have is at your disposal; non credere a quanto ti dicono, don't believe what they tell you; c'è molto di vero in quanto afferma, there's a lot of truth in what he says; non dire a nessuno quanto ti ho confidato, don't tell anyone what I let you in on; lo deduco da quanto mi avete detto voi, I guess it from what you told me // quanto di meglio, di peggio, the best, the worst: è quanto di meglio si possa trovare sul mercato in fatto di computer, it's the best computer you can find on the market // in risposta a quanto sopra, in reply to the above // quanto basta, ( con riferimento a dosaggio) sufficient... (to) // per quanto io ne sappia, as far as I know // per quanto si sforzi, non riesce a rendersi simpatica, however hard she tries, she isn't very likable // a quanto dicono..., according to what they say... // questo è quanto, that's all (o that's it)

2 pl. ( tutti coloro che) all those (who), whoever (con costr. sing.): quanti desiderano iscriversi, possono farne richiesta, all those wishing to register can apply to do so; era sempre pronto a dare un consiglio a quanti glielo chiedevano, he was always ready to give advice to whoever asked him for any

3 ( in correlazione con tanto) as: ha speso ( tanto) quanto ha guadagnato, he spent as much as he earned; ''Quanti moduli occorrono?'' ''Tanti quanti sono i candidati'', ''How many forms are needed?'' ''As many as there are candidates''

4 ( in correlazione con tanto) as: possiede tanto denaro quanto tu non immagini, he has as much money as you could ever imagine; non ho tanta pazienza quanta ne ha lei, I haven't got as much patience as she has; c'erano tanti posti quanti erano gli invitati, there were as many seats as there were guests; ha tante preoccupazioni quante ne abbiamo noi, he has as many worries as we have; non ho tanti amici quanti ne hai tu, I haven't as many friends as you have // sono partiti tutti quanti, everyone has left; ha perso tutto quanto, he lost everything; si è sporcato tutto quanto, he got all dirty

5 ( in frasi comparative) than: abbiamo ottenuto più, meno di quanto pensassimo, we got more, less than we expected.

quanto² s.m.

1 ( quantità) quantity: fissare un quanto, to fix a quantity

2 (fis.) quantum*: teoria dei quanti, quantum theory; quanto d'azione, quantum of action.

* * *
['kwanto] I quanto (-a)
1. agg

1) (interrogativo: quantità) how much, (numero) how many

quanti anni hai? — how old are you?

quanti metri desidera? — how many metres would you like?

quanti soldi ti hanno chiesto? — how much did they ask you (for it)?

quanta stoffa ti serve? — how much material do you need?

quanto tempo? — how long?, how much time?

quanto tempo ci metti da qui all'ufficio? — how long does it take you from here to the office?

quante volte? — how often?, how many times?

2)

(esclamativo) quante storie! — what a fuss!

quanto tempo sprecato! — what a waste of time!

3) (relativo: quantità) as much as, (numero) as many as

ti darò quanto denaro ti serve — I'll give you as much money as you need

prendi quanti libri vuoi — take as many books as you want

fermati quanto tempo vuoi — stay as long as you want

2. pron

1) (interrogativo: quantità) how much, (numero) how many

quanto costa? — how much does it cost?

quanto credi costerà? — how much do you think it will cost?

quanto è da qui al negozio? — how far is it from here to the shop?

quanti di loro? — how many of them?

quanto ci hai messo a farlo? — how long did it take you to do it?

quanti ne desidera? — how many do you want?

quanti ne abbiamo oggi? — what's the date today?

quanto stai via? — how long will you be away?

so che devo prendere del pane, ma non so quanto — I know I must get some bread, but I don't know how much

quant'è? — how much is it?

2)

(esclamativo) vedi quanti hanno accettato! — see how many have accepted!

quante me ne ha dette! — (insulti) the way he insulted me!, (bugie) the number of lies he told me!

3) (relativo: quantità) as much as, (numero) as many as

gli darò quanto chiede — I'll give him what o as much as he asks for

è quanto di meglio potessi trovare — it's the best you could find

a quanto dice lui — according to him

in risposta a quanto esposto nella sua lettera... — in answer to the points raised in your letter...

saranno scelti quanti hanno fatto domanda in tempo — all (those) whose applications arrived in time will be selected

per quanto ne so — as far as I know

faremo quanto potremo per aiutarti — we'll do all we can o as much as we can to help you

era tanto felice quanto non lo era mai stato — he was happier than he had ever been

spende tanto denaro quanto ne guadagna — he spends all that o every penny he earns, he spends as much as he earns

fanne venire quanti vuoi — get as many as you like to come
II ['kwanto] avv
1) (quantità) how much, (numero) how many

sapessi quanto abbiamo camminato! — if you knew how far we have walked!

quanto fumi al giorno? — how many (cigarettes) do you smoke a day?

Dio solo sa quanto mi sono arrabbiato! — God only knows how angry I was!

quanto pesi? — how much do you weigh?

quanto sono felice! — how happy I am!

2) (nella misura o quantità che) as much as

aggiungere brodo quanto basta — add sufficient o enough stock, add as much stock as is necessary

dovrai aspettare quanto è necessario — you'll have to wait as long as is necessary

strillava quanto poteva — she was shouting at the top of her voice o as loud as she could

3)

(come) siamo ricchi quanto loro — we are as rich as they are

mi sono riposato quanto mai in questi ultimi tempi — I've had more rest than ever recently

è una ragazza quanto mai spontanea — she's a very natural girl

è famoso non tanto per i romanzi quanto per le poesie — he's famous not so much for his novels as for his poetry

è tanto sciocco quanto cafone — he is as stupid as he is rude, he is both stupid and rude

quanto è vero Iddio...! — I swear to God...!

4)

in quanto — (in qualità di) as, (perché, per il fatto che) as, since

in quanto insegnante — as a teacher

non ho suonato in quanto temevo di svegliarti — I didn't ring as o since I was afraid I would wake you

in quanto a — (per ciò che riguarda) as for

in quanto ai soldi che mi devi... — as for the money you owe me..., as far as the money you owe me is concerned...

5)

per quanto — (nonostante, anche se) however, (tuttavia) although

per quanto si sforzi, non riesce — however hard he tries he can't do it

per quanto sembri complicato — however complicated it may seem

cercherò di fare qualcosa per lui, per quanto non se lo meriti — I'll try and do something for him although o even though he doesn't deserve it

6)

quanto meno — the less

quanto meno uno insiste tanto più gli viene offerto — the less one demands the more one is offered

quanto più mi sforzo di ricordare tanto meno ci riesco — the harder o the more I try to remember the less I succeed

quanto più — the more

quanto più presto potrò — as soon as I can

verrò quanto prima — I'll come as soon o as early as possible
III
sm

Fis quantum

teoria dei quanti — quantum theory

* * *
I 1. ['kwanto]
aggettivo interrogativo (con nomi non numerabili) how much; (con nomi plurali) how many

quanto zucchero vuoi? — how much sugar would you like?

quanto tempo è rimasto? — how much time is there left?

quanto tempo ci hai messo per venire? — how long did you take to come?

- i giorni occorrono per andarci? — how many days does it take to get there?

- i anni hai? — how old are you?

fra quanto tempo arriviamo? — when will we get there?
2.
pronome interrogativo how much; pl. how many

- i siete? — how many of you are there?

non so -i partiranno — I don't know how many (people) will be leaving

a quanto andava la macchina? — how fast was the car going?

a quanto ammontano le perdite? — how much o what do the losses come to?

quanto manca ancora? — (di tempo) how much longer is it? (di spazio) how much further is it?

quanto c'è da qui al mare? — how far is it to the sea?

quanto dura il film? — how long is the film? how long does the film last?

per quanto ne hai? — how long will you be?

da quanto abiti qui? — how long have you been living here?

fra quanto potrai uscire? — when will you be able to get away?

quanto dista casa tua? — how far is your house?

- i ne abbiamo oggi? — what's the date today o today's date?
3.
aggettivo esclamativo

- i regali! -a gente! — what a lot of gifts, people!

quanto tempo ci abbiamo messo! — what a long time we took!
4.
pronome esclamativo

quanto ci sarebbe ancora da dire! — a lot more could be said (about that)!
5.
aggettivo relativo

1)

prendi quanto denaro ti occorre — take as much money as you need

2) (preceduto da preposizione)

hai notato con -a cattiveria gli ha risposto? — did you notice how snappily she answered him?

per -i problemi possano avere,... — how ever many problems they may have
6.
pronome relativo what

ho quanto occorre — I have what I need

non credo a quanto mi ha detto — I don't believe what he told me

tutto quanto — everything

questo è quanto — that's it

-i — (coloro che) those who

tutti -i — everybody, one and all

è quanto di meglio si possa trovare — this is the best that could be found

a quanto dicono — if they're to be believed

da quanto ho capito — as I understand it

per quanto ne so — for all I know, as far as I'm aware, to my knowledge

per quanto mi riguarda — as far as I'm concerned
7.
avverbio

1) (in frasi interrogative) how much

quanto costa? — how much o what does it cost?

quanto fa? — how much is it?

mi piacerebbe sapere quanto lo ha pagato — I'd like to know how much o what he paid for it

quanto è grande il giardino? — how big is the garden?

quanto sei alto? — how tall are you? what's your height?

quanto pesi? — how heavy are you? how much do you weigh?

2) (in che misura)

vedi quanto le cose sono cambiate — you can see how much things have changed

3) (in frasi esclamative)

quant'è brutto! — how ugly it is!

è stupefacente quanto ti assomigli! — it's amazing how much he looks like you!

quanto lo odio! — how I hate him!

quanto mi dispiace! — how sorry I am!

ma quanto sei carina! — how nice you look!

4) (in un comparativo) (con aggettivo)

è bravo quanto lui — he's as good as him

è tanto bella quanto intelligente — she's just as pretty as she is intelligent

era più lontano di quanto non ricordassi — it was further away than I remembered; (con verbo)

rimani pure quanto vuoi — stay as long as you like

lavoro tanto quanto te — I work as much as you do

ti aiuterò quanto è possibile — I'll help you insofar as I can

ho fatto quanto è possibile — I did as much as possible

grande quanto basta — big enough ( per to)

quanto basta per due — just about enough for two

aggiungere sale quanto basta — add salt to taste; (con avverbio)

quanto prima — as soon as possible

5) quanto più

quanto più guadagna, tanto più spende — the more he earns, the more he spends

6) quanto meno

quanto meno si allena, tanto più ingrassa — the less he trains, the more weight he puts on

7) per quanto (sebbene)

per quanto io l'ammiri — however much I admire him, much as I admire him

per quanto ci provi non riesco a farlo — try as I might, I can't do it

8) in quanto (poiché) because; (in qualità di) as

in quanto insegnante — as a teacher

in quanto tale — as such

9) (in) quanto a as for, concerning, regarding

in quanto a voi — as for you

non mi ha detto niente quanto all'ora della riunione — he didn't say anything to me concerning o about the time of the meeting
II ['kwanto]
sostantivo maschile fis. quantum*

* * *

quanto¹

/'kwanto/

I aggettivo interrogativo

(con nomi non numerabili) how much; (con nomi plurali) how many; quanto zucchero vuoi? how much sugar would you like? quanto tempo è rimasto? how much time is there left? quanto tempo ci hai messo per venire? how long did you take to come? -i giorni occorrono per andarci? how many days does it take to get there? -i anni hai? how old are you? fra quanto tempo arriviamo? when will we get there?

II pronome interrogativo

how much; pl. how many; -i siete? how many of you are there? non so -i partiranno I don't know how many (people) will be leaving; a quanto andava la macchina? how fast was the car going? a quanto ammontano le perdite? how much o what do the losses come to? quanto manca ancora? (di tempo) how much longer is it? (di spazio) how much further is it? quanto c'è da qui al mare? how far is it to the sea? quanto dura il film? how long is the film? how long does the film last? per quanto ne hai? how long will you be? da quanto abiti qui? how long have you been living here? fra quanto potrai uscire? when will you be able to get away? quanto dista casa tua? how far is your house? -i ne abbiamo oggi? what's the date today o today's date?

III aggettivo esclamativo

-i regali! -a gente! what a lot of gifts, people! quanto tempo ci abbiamo messo! what a long time we took!

IV pronome esclamativo

quanto ci sarebbe ancora da dire! a lot more could be said (about that)!

V aggettivo relativo

1 prendi quanto denaro ti occorre take as much money as you need

2 (preceduto da preposizione) hai notato con -a cattiveria gli ha risposto? did you notice how snappily she answered him? per -i problemi possano avere,... how ever many problems they may have,...

VI pronome relativo

what; ho quanto occorre I have what I need; non credo a quanto mi ha detto I don't believe what he told me; tutto quanto everything; questo è quanto that's it; -i (coloro che) those who; tutti -i everybody, one and all; è quanto di meglio si possa trovare this is the best that could be found; a quanto dicono if they're to be believed; da quanto ho capito as I understand it; per quanto ne so for all I know, as far as I'm aware, to my knowledge; per quanto mi riguarda as far as I'm concerned

VII avverbio

1 (in frasi interrogative) how much; quanto costa? how much o what does it cost? quanto fa? how much is it? mi piacerebbe sapere quanto lo ha pagato I'd like to know how much o what he paid for it; quanto è grande il giardino? how big is the garden? quanto sei alto? how tall are you? what's your height? quanto pesi? how heavy are you? how much do you weigh?

2 (in che misura) vedi quanto le cose sono cambiate you can see how much things have changed

3 (in frasi esclamative) quant'è brutto! how ugly it is! è stupefacente quanto ti assomigli! it's amazing how much he looks like you! quanto lo odio! how I hate him! quanto mi dispiace! how sorry I am! ma quanto sei carina! how nice you look!

4 (in un comparativo) (con aggettivo) è bravo quanto lui he's as good as him; è tanto bella quanto intelligente she's just as pretty as she is intelligent; era più lontano di quanto non ricordassi it was further away than I remembered; (con verbo) rimani pure quanto vuoi stay as long as you like; lavoro tanto quanto te I work as much as you do; ti aiuterò quanto è possibile I'll help you insofar as I can; ho fatto quanto è possibile I did as much as possible; grande quanto basta big enough ( per to); quanto basta per due just about enough for two; aggiungere sale quanto basta add salt to taste; (con avverbio) quanto prima as soon as possible

5 quanto più quanto più guadagna, tanto più spende the more he earns, the more he spends

6 quanto meno quanto meno si allena, tanto più ingrassa the less he trains, the more weight he puts on

7 per quanto (sebbene) per quanto io l'ammiri however much I admire him, much as I admire him; per quanto ci provi non riesco a farlo try as I might, I can't do it

8 in quanto (poiché) because; (in qualità di) as; in quanto insegnante as a teacher; in quanto tale as such

9 (in) quanto a as for, concerning, regarding; in quanto a voi as for you; non mi ha detto niente quanto all'ora della riunione he didn't say anything to me concerning o about the time of the meeting.

————————

quanto²

/'kwanto/

sostantivo m.

fis. quantum*.

Dizionario Italiano-Inglese > quanto
17 ocupar

v.

1 to occupy (invadir) (territorio, edificio).

han ocupado la casa squatters have moved into the house (ilegalmente)

Ella ocupa un espacio She occupies a space.

2 to occupy (llenar) (mente).

¿en qué ocupas tu tiempo libre? how do you spend your spare time?

los niños me ocupan mucho tiempo the children take up a lot of my time

este trabajo sólo te ocupará unas horas this task will only take you a few hours

3 to take up (superficie, espacio).

4 to hold.

ocupa el primer puesto en las listas de éxitos she's top of the charts

5 to find or provide work for (dar trabajo a).

6 to employ, to give work to, to busy, to take up.

Ellos ocuparon a Ricardo They employed Richard.

7 to need.

Ellos ocupan un auto hoy They need a car today.

8 to need to.

Yo ocupo limpiar el auto I need to clean the car.

* * *

ocupar

► verbo transitivo

1 to occupy, take

■ él siempre ocupa este asiento he always occupies this seat, he always sits here

2 (adueñarse de) to occupy, take

■ el ejército invasor ocupó la ciudad the invading army occupied the city

3 (llenar) to take up

■ la mesa ocupa casi toda la habitación the table takes up most of the room

4 (dedicar) to do

■ ¿en qué ocupa sus ratos libres? what do you do in your spare time?

5 (habitar) to live in, occupy

■ los García ocupan el piso de arriba the Garcías live in the flat upstairs

■ la delegación japonesa ocupa las habitaciones superiores the Japanese delegation occupies the upper rooms

6 (estar - en un cargo) to hold, fill; (- en posición) to occupy, be in

■ ahora ocupa la cartera de Trabajo he is now Minister of Labour

■ no tiene intención de ocupar el cargo he has no intention of taking up the position

■ nuestro equipo ocupa la cuarta posición our team is in fourth place

7 (dar trabajo) to employ

■ el calzado ocupa a casi toda la población most of the town works in the shoe industry

■ mis hijos me ocupan demasiado my children take up too much of my time

► verbo pronominal ocuparse de

1 (encargarse de) to take care of; (tratar) to deal with

\

FRASEOLOGÍA

ocuparse de lo suyo to mind one's own business

* * *

verb

1) to occupy

2) employ

3) inhabit

4) hold

•

- ocuparse de

* * *

1. VT

1) [+ espacio] to take up

la noticia ocupaba dos páginas del periódico — the story took up two pages in the newspaper

el armario ocupa toda la pared — the wardrobe takes up o covers the length of the wall

el nuevo museo se construirá en el espacio que ocupaba el antiguo — the new museum is to be built on the site of the old one

2) [+ posición]

el equipo español ocupa el puesto número diez en la clasificación — the Spanish team are tenth o are in tenth place in the league table

la posición que ocupa nuestra empresa en el mercado europeo — our company's position in the European market, the position that our company occupies o has o holds in the European market

vuelvan a ocupar sus asientos — go back to your seats

3) (Com) [+ puesto, cargo] to hold; [+ vacante] to fill

la persona que ocupaba el cargo antes que ella — her predecessor in the post, the person who held the post before her

desde 1990 ocupa un escaño en el parlamento — he has held a seat in parliament since 1990

ocupará su escaño el próximo mes — he will take his seat next month

él ocupó el puesto que quedó vacante cuando me jubilé — he filled the position left vacant when I retired

4) (Mil, Pol) [+ ciudad, país] to occupy

los obreros ocuparon la fábrica — the workers occupied the factory

5) (=habitar) [+ vivienda] to live in, occupy; [+ local] to occupy

la vivienda que ocupan desde hace dos años — the house they have been living in o have occupied for the last two years

los jóvenes que ocuparon la vivienda abandonada — the youths that squatted o occupied the empty building

la agencia ocupa el último piso del edificio — the agency has o occupies the top floor of the building

la fundación ocupa un piso en el centro de Barcelona — the foundation is based in o occupies a flat in the centre of Barcelona

la celda que ocupa ahora — the cell he currently occupies

6) [+ tiempo] [labor, acción] take up; [persona] to spend

los niños y las labores de la casa me ocupan mucho tiempo — the children and the housework take up a lot of my time

escribir el artículo me ocupó toda la mañana — my whole morning was taken up with writing the article

ocupa sus ratos libres pintando — he spends his spare time painting

no sabe en qué ocupar su tiempo libre — he doesn't know how to fill o spend his spare time

7) (=dar trabajo a) to employ

la agricultura ocupa a un 10% de la población activa — 10% of the working population is employed in agriculture, agriculture employs 10% of the working population

8) (=concernir)

pero, volviendo al tema que nos ocupa... — however, returning to the subject under discussion..., however, returning to the subject we are concerned with o that concerns us...

en el caso que nos ocupa — in this particular case, in the case under discussion

9) (=confiscar) to confiscate

les ocuparon todo el contrabando — all their smuggled goods were seized o confiscated

la policía le ocupó la navaja — the police confiscated his knife

10) Méx (=usar) to use

¿está ocupando la pluma? — are you using the pen?

2.

See:

ocuparse

* * *
1.
verbo transitivo

1) < espacio> to take up

2) persona

a) ( situarse en)

volvió a ocupar su asiento — she returned to her seat, she took her seat again

ocupaba la cabecera de la mesa — she sat at the head of the table

b) <vivienda/habitación>

ya han ocupado la casa — they have already moved into the house

ocupaban la habitación del fondo — they slept in the room at the back

¿quién ocupa la habitación 234? — who's in room 234?

c) ( en clasificación)

ocupa el tercer lugar en la lista — she's third on the list

¿qué lugar ocupan en la liga? — what position are they in the division?

pasan a ocupar el primer puesto — they move into first place

d) < cargo> to hold, occupy (frml); < vacante> to fill

3) <fábrica/territorio> to occupy

4)

a) < trabajadores> to provide employment for

b) ( concernir) to concern

5) < tiempo>

¿en qué ocupas tu tiempo libre? — how do you spend your spare time?

me ocupa demasiado tiempo — it takes up too much of my time

6) (AmC, Chi, Méx) ( usar) to use
2.
ocuparse v pron

ocuparse DE algo/alguien: ¿quién se ocupa de los niños? who takes care of o looks after the children?; este departamento se ocupa de... this department deals with o is in charge of...; yo me ocuparé de eso I'll see to that; yo me ocupé de hacer la reservación I took care of the reservations; tú ocúpate de tus cosas — you mind your own business

* * *

= occupy, live in.

Ex. Longer titles since each title can occupy only one line will be truncated and only brief source references are included.

Ex. The apartment is brand new with all mods and cons and never lived in before.

----

* conseguir ocupar un lugar específico = secure + a niche.

* en virtud del cargo que ocupa = ex officio.

* ocupar el cargo = be in the position.

* ocupar el lugar de = take + the place of.

* ocupar el lugar de Alguien = take + Posesivo + place.

* ocupar el puesto de = replace, have + the rank of.

* ocupar el puesto de + Nombre = hold + Nombre + rank.

* ocupar el tiempo = fill in + Posesivo + time.

* ocupar espacio = occupy + space, take up + space, take up + room.

* ocupar ilegalmente = squat.

* ocupar la mejor posición para = be in the best position to, be best positioned to, be the best placed to.

* ocupar + Nombre Geográfico = occupy + Nombre Geográfico.

* ocuparse = run, tend.

* ocuparse de = be concerned with, deal with, indulge in, preoccupy, turn to, concern, take + a turn at, care (about/for), become + engaged (in/with), engage with, see to.

* ocuparse de que = see to it that.

* ocupar tiempo = occupy + time, take up + time.

* ocupar una posición = take + position, fill + niche, occupy + a niche.

* ocupar una posición de = be in position of.

* ocupar una situación idónea para = be well-placed to.

* ocupar un cargo = hold + position.

* ocupar un cargo de dirección = hold + a chair.

* ocupar un lugar = hold + a place, occupy + place.

* ocupar un lugar destacado para + Pronombre = stand + high on + Posesivo + list.

* ocupar un lugar en una clasificación = rank.

* ocupar un lugar importante = take + pride of place.

* ocupar un lugar prioritario en los intereses de Alguien = rank + high on + Posesivo + agenda.

* ocupar un lugar privilegiado = have + pride of place.

* ocupar un nivel de prioridad alto = rank + high on the list of priorities, be high on the priority list, be high on + list.

* ocupar un posición = occupy + position.

* ocupar un primer lugar = stand + first.

* ocupar un puesto = hold + position.

* ocupar un puesto de confianza = be on the inside.

* ocupar un puesto de trabajo = assume + position, take up + post, hold + post.

* ocupar un puesto en = have + a place in.

* ocupar un segundo plano = stand in + the background.

* pasar a ocupar el puesto de Alguien = step into + the shoes of, stand in + Posesivo + shoes.

* * *
1.
verbo transitivo

1) < espacio> to take up

2) persona

a) ( situarse en)

volvió a ocupar su asiento — she returned to her seat, she took her seat again

ocupaba la cabecera de la mesa — she sat at the head of the table

b) <vivienda/habitación>

ya han ocupado la casa — they have already moved into the house

ocupaban la habitación del fondo — they slept in the room at the back

¿quién ocupa la habitación 234? — who's in room 234?

c) ( en clasificación)

ocupa el tercer lugar en la lista — she's third on the list

¿qué lugar ocupan en la liga? — what position are they in the division?

pasan a ocupar el primer puesto — they move into first place

d) < cargo> to hold, occupy (frml); < vacante> to fill

3) <fábrica/territorio> to occupy

4)

a) < trabajadores> to provide employment for

b) ( concernir) to concern

5) < tiempo>

¿en qué ocupas tu tiempo libre? — how do you spend your spare time?

me ocupa demasiado tiempo — it takes up too much of my time

6) (AmC, Chi, Méx) ( usar) to use
2.
ocuparse v pron

ocuparse DE algo/alguien: ¿quién se ocupa de los niños? who takes care of o looks after the children?; este departamento se ocupa de... this department deals with o is in charge of...; yo me ocuparé de eso I'll see to that; yo me ocupé de hacer la reservación I took care of the reservations; tú ocúpate de tus cosas — you mind your own business

* * *

= occupy, live in.

Ex: Longer titles since each title can occupy only one line will be truncated and only brief source references are included.

Ex: The apartment is brand new with all mods and cons and never lived in before.

* conseguir ocupar un lugar específico = secure + a niche.

* en virtud del cargo que ocupa = ex officio.

* ocupar el cargo = be in the position.

* ocupar el lugar de = take + the place of.

* ocupar el lugar de Alguien = take + Posesivo + place.

* ocupar el puesto de = replace, have + the rank of.

* ocupar el puesto de + Nombre = hold + Nombre + rank.

* ocupar el tiempo = fill in + Posesivo + time.

* ocupar espacio = occupy + space, take up + space, take up + room.

* ocupar ilegalmente = squat.

* ocupar la mejor posición para = be in the best position to, be best positioned to, be the best placed to.

* ocupar + Nombre Geográfico = occupy + Nombre Geográfico.

* ocuparse = run, tend.

* ocuparse de = be concerned with, deal with, indulge in, preoccupy, turn to, concern, take + a turn at, care (about/for), become + engaged (in/with), engage with, see to.

* ocuparse de que = see to it that.

* ocupar tiempo = occupy + time, take up + time.

* ocupar una posición = take + position, fill + niche, occupy + a niche.

* ocupar una posición de = be in position of.

* ocupar una situación idónea para = be well-placed to.

* ocupar un cargo = hold + position.

* ocupar un cargo de dirección = hold + a chair.

* ocupar un lugar = hold + a place, occupy + place.

* ocupar un lugar destacado para + Pronombre = stand + high on + Posesivo + list.

* ocupar un lugar en una clasificación = rank.

* ocupar un lugar importante = take + pride of place.

* ocupar un lugar prioritario en los intereses de Alguien = rank + high on + Posesivo + agenda.

* ocupar un lugar privilegiado = have + pride of place.

* ocupar un nivel de prioridad alto = rank + high on the list of priorities, be high on the priority list, be high on + list.

* ocupar un posición = occupy + position.

* ocupar un primer lugar = stand + first.

* ocupar un puesto = hold + position.

* ocupar un puesto de confianza = be on the inside.

* ocupar un puesto de trabajo = assume + position, take up + post, hold + post.

* ocupar un puesto en = have + a place in.

* ocupar un segundo plano = stand in + the background.

* pasar a ocupar el puesto de Alguien = step into + the shoes of, stand in + Posesivo + shoes.

* * *

ocupar [A1 ]

vt

A ‹espacio› to take up

la cama ocupa toda la habitación the bed takes up the whole room

el piano ocupa demasiado sitio the piano takes up o occupies too much space

B «persona»

1 ‹lugar/asiento›

volvió a ocupar su asiento she returned to her seat, she took her seat again

siempre ocupaba la cabecera de la mesa she always sat at the head of the table

2 ‹vivienda/habitación›

ya han ocupado la casa they have already moved into the house

los niños ocupaban la habitación del fondo the children slept in o had the room at the back

3

(en una clasificación): ocupa el tercer lugar en el ránking she's third in the rankings

¿qué lugar ocupan en la liga? what position are they in o where are they in the division?

pasan a ocupar el primer puesto they move into first place

4 ‹cargo› to hold, occupy ( frml); ‹vacante› to fill

ocupó la presidencia del club durante varios años she held the post of o she was president of the club for several years

C

1 ‹fábrica/embajada› to occupy

2 ‹territorio› to occupy

D

1 ‹trabajadores› to provide employment for

ocupará a 120 trabajadores durante tres meses it will provide employment for 120 workers for three months

esta industria ocupa a miles de personas this industry employs thousands of people

2 (concernir) to concern

el caso que nos ocupa the case we are dealing with o which concerns us

E ‹tiempo›

¿en qué ocupas tus ratos libres? how do you spend your spare time?

me ocupa demasiado tiempo it takes up too much of my time

la redacción de la carta me ocupó toda la mañana it took me all morning to write the letter

F ( Esp) ‹armas/contrabando› to seize, confiscate

G (AmC, Chi, Méx) (usar) to use

¿estás ocupando las tijeras? are you using the scissors?

esa palabra no se ocupa en Chiapas ( Méx); they don't use that word in Chiapas

■ ocuparse

v pron

A (atender) ocuparse DE algo/algn:

¿quién se ocupa de los niños? who takes care of o looks after the children?

este departamento se ocupa de la administración this department deals with o is in charge of administration

enseguida me ocupo de usted I'll be right with you o one moment and I'll attend to you

nadie se ha ocupado de arreglarlo nobody has bothered to fix it

ya me ocuparé yo de eso I'll see to that in due course

tú ocúpate de tus cosas que de las mías me ocupo yo you mind your own business and let me take care of mine

B ( Esp arg) (ejercer la prostitución) to be a hooker (sl), to be on the game ( BrE sl)

* * *

ocupar ( conjugate ocupar) verbo transitivo
1 ‹espacio/tiempo› to take up;
◊ me ocupó toda la mañana it took up my whole morning;

¿en qué ocupas tu tiempo libre? how do you spend your spare time?
2 [ persona]
a) ( situarse en) ‹ asiento› to take;

◊ volvió a ocupar su asiento she returned to her seat, she took her seat again;

ocupaban (todo) un lado de la sala they took up one (whole) side of the room
b) ( estar en) ‹ vivienda› to live in, occupy;

‹ habitación› to be in;
‹ asiento› to be (sitting) in
c) ( en clasificación):

◊ ¿qué lugar ocupan en la liga? what position are they in the division?

d) ‹ cargo› to hold, occupy (frml);

‹ vacante› to fill
3 ‹fábrica/territorio› to occupy
4 (AmC, Chi, Méx) ( usar) to use
ocuparse verbo pronominal ocuparse DE algo/algn ‹de tarea/trabajo› to take care of sth;
‹de problema/asunto› to deal with sth;
◊ yo me ocuparé de eso I'll see to that;

ocuparse de algn ‹de niño/enfermo› to take care of sb, to look after sb
ocupar verbo transitivo
1 (espacio, tiempo) to take up
2 (un puesto) to hold, fill
3 (casa, territorio) to occupy
(ilegalmente) to squat (in)

' ocupar' also found in these entries:
Spanish:
desocupada
- desocupado
- proponer
- vacía
- vacío
- abultar
- poblar
English:
by-election
- encroach
- fill
- fill in
- hold
- inside
- occupy
- reoccupy
- room
- space
- squat
- take
- take over
- take up
- move
- place
- put

* * *

ocupar

♦ vt

1. [invadir] [territorio, edificio] to occupy;

han ocupado la casa [ilegalmente] squatters have moved into the house

2. [llenar] [mente] to occupy;

¿en qué ocupas tu tiempo libre? how do you spend your spare time?;

ocupa su tiempo en estudiar she spends her time studying;

los niños me ocupan mucho tiempo the children take up a lot of my time;

este trabajo sólo te ocupará unas horas this task will only take you a few hours

3. [abarcar, utilizar] [superficie, espacio] to take up;
[habitación, piso] to live in; [mesa] to sit at; [sillón] to sit in;
ocupamos los despachos que hay al final del pasillo our offices are at the end of the corridor;

¿cuándo ocupas la casa? when do you move into the house o move in?;

los embajadores siempre ocupan las primeras filas the ambassadors always occupy the first few rows

4. [cargo, puesto, cátedra] to hold;

ocupa el primer puesto en las listas de éxitos she's top of the charts;

¿qué lugar ocupa el Flamingo en la clasificación? where are Flamingo in the league?

5. [dar trabajo a] to find o provide work for;

el sector turístico ocupa a la mayoría de la población del litoral most of the people who live on the coast are employed in the tourist industry;

ha ido ocupando a toda su familia he's found work for all of his family

6. Esp Der [confiscar]
ocupar algo a alguien to seize o confiscate sth from sb

7. CAm, Méx [usar, emplear] to use;

¿qué palabra ocuparías tú en esta oración? what word would you use in this sentence?;

en esa oficina ocupan veinte computadoras twenty computers are used in that office

♦ See also the pronominal verb ocuparse

* * *

ocupar

v/t

1 espacio take up, occupy

2 ( habitar) live in, occupy

3 obreros employ

4 periodo de tiempo spend, occupy

5 MIL occupy

* * *

ocupar vt

1) : to occupy, to take possession of

2) : to hold (a position)

3) : to employ, to keep busy

4) : to fill (space, time)

5) : to inhabit (a dwelling)

6) : to bother, to concern

♦ See also the reflexive verb ocuparse

* * *

ocupar vb

1. (llenar espacio o tiempo) to take up [pt. took; pp. taken]

tus videos ocupan toda la estantería your videos take up the whole shelf

el trabajo ocupa todo su tiempo her job takes up all her time

2. (llevar tiempo) to take [pt. took; pp. taken]

escribir la carta me ocupó dos horas it took me two hours to write the letter

3. (dedicar tiempo) to spend [pt. & pp. spent]

ocupa sus ratos libres en pintar she spends her free time painting

4. (país etc) to occupy [pt. & pp. occupied]

los estudiantes ocuparon la universidad the students occupied the university

5. (cargo, posición) to be

ocupa el puesto de director he is manager

el equipo ocupa el cuarto lugar the team is in fourth place

Spanish-English dictionary > ocupar
18 echar

v.

1 to throw.

echar algo a la basura to throw something in the bin

Ella echa la basura She throws the garbage.

2 to put.

echa esos pantalones a la lavadora put those trousers in the washing machine

3 to pour (añadir) (vino, agua).

échame más zumo, por favor (sal, azúcar) could you pour me some more juice, please?

4 to give (decir) (discurso).

5 to post(postcard, letter).

echar algo al correo to put something in the post, to post something, to mail something (United States)

6 to give off, to emit (humo, vapor, chispas).

está que echa humo (informal figurative) she's fuming

El silenciador echa gases tóxicos The muffler emits toxic gases.

7 to sprout, to shoot (hojas, flores).

Mi mata de café echó hojitas My coffee plant sprouted leaves.

8 to lie (down).

9 to tell (buenaventura).

echar las cartas (a alguien) to read somebody's fortune (in cards)

10 to fire, to turn out, to dismiss.

La empresa echó a los empleados The company fired the employees.

11 to put in, to add in, to pour, to pour in.

Ella le echó agua al balde She put water in the pail.

12 to cast out, to throw out, to ditch, to drop.

María echó al borracho Mary cast out the wino.

13 to blame, to attribute.

Le echó la culpa a Ricardo He attributed the blame to Ricardo.

14 to blurt out.

Nos echó una andanada de insultos He blurted out insults on us.

* * *

echar

► verbo transitivo

1 (lanzar) to throw

■ echar monedas en la fuente to throw coins in the fountain

2 (dejar caer) to put, drop

3 (líquido) to pour; (comida) to give; (sal) to add, put in

4 (carta) to post, US mail

5 (expulsar) to throw out

■ lo han echado del cine he was thrown out of the cinema

6 (despedir de empleo) to sack, dismiss, fire

■ me han echado I've been sacked

7 (brotar, salir - plantas) to sprout; (- dientes) to cut; (- pelo) to grow

8 (decir) to tell

9 (emanar) to give out, give off

■ la caja de fusibles echa chispas sparks are coming out of the fuse box

10 (suponer, calcular) to guess

■ yo le echo 40 I think she's 40

11 (poner, aplicar) to put on, apply

12 (llave) to lock, turn; (cerrojo) to bolt, fasten

■ echa la llave lock the door, lock it

■ echa el cerrojo bolt the door, fasten the bolt

13 (multas, tributos) to give, impose

14 (en naipes) to deal

15 familiar (en el cine, teatro) to show, put on

■ echan una buena película en la tele there's a good film on TV

► verbo intransitivo

1 echar a + inf (empezar) to begin to

■ echó a andar he began to walk

■ echó a correr she ran off

2 echar de + inf (dar)

■ echar de comer to feed

3 echar por (seguir, ir) to take, follow

■ echó por la izquierda he went left

► verbo pronominal echarse

1 (arrojarse) to throw oneself

2 (tenderse) to lie down

■ me voy a echar un rato I'm going to lie down for a bit

3 (ponerse) to put on

4 (novio, novia) to get oneself

5 echarse a + inf (empezar) to begin to

■ se echó a reír he burst out laughing

\

FRASEOLOGÍA

echar a cara o cruz to toss for

echar a un lado to push aside

echar a perder to spoil

echar a suertes to draw lots

echar abajo→ link=echarechar por tierra

echar algo a suertes figurado to draw lots for something

echar barriga / echar carnes to put on weight

echar cuentas to calculate

echar de menos / echar en falta to miss

■ la echa de menos he misses her

echar el freno to put the brake on

echar en cara to blame

echar la buenaventura to tell somebody's fortune

echar la casa por la ventana figurado to spare no expense, splash out

echar las bases de to lay the foundations for

echar leña al fuego figurado to add fuel to the fire

echar maldiciones to curse

echar mano a algo to reach for something

echar mano de to make use of

echar pelillos a la mar figurado to bury the hatchet

echar por tierra (edificio) to demolish 2 (reputación etc) to ruin

echar un cigarrillo to smoke a cigarette

echar una mano to give a hand

echar una mirada / echar una ojeada to have a look, have a quick look

echar una parrafada to have a chat

echar una partida to play a game

echar una regañina a alguien / echar un sermón a alguien to tell somebody off

echar una siesta to have a siesta

echarse a perder (alimentos) to go bad 2 (personas) to go downhill

echarse a un lado to move to one side

echarse atrás (inclinarse) to lean back 2 (repensárselo) to have second thoughts, get cold feet

echárselas de familiar to claim to be

■ se las echa de valiente he claims to be brave

* * *

verb

1) to throw, throw out

2) fire, dismiss

3) put forth

4) add

5) launch

6) put

•

- echar a perder
- echar de menos
- echarse
* * *
Para las expresiones echar abajo, echar en cara, echar la culpa, echar en falta, echar de menos, echar a perder, echar raíces, echar a suertes, ver la otra entrada.
1. VERBO TRANSITIVO

1) (=tirar) [+ pelota, piedra, dados] to throw; [+ basura] to throw away; [+ ancla, red] to cast; [+ moneda al aire] to toss; [+ mirada] to cast, give; [+ naipe] to deal

échame las llaves — throw me the keys

échalo a la basura — throw it away

¿qué te han echado los Reyes? — ≈ what did you get for Christmas?

- echarlas

2) (=poner) to put

echar carbón a la lumbre — to put coal on the fire

he echado otra manta en la cama — I've put another blanket on the bed

¿te echo mantequilla en el pan? — shall I put some butter on your bread?

échale un poco de azúcar a la mezcla — add a little sugar to the mixture

• tengo que echar [gasolina] — I need to fill up (with petrol)
leña 1)
3) (=verter) to pour

echó un poco de vino en un vaso — he poured some wine into a glass

echar cera en un molde — to pour wax into a mould

4) (=servir) [+ bebida] to pour; [+ comida] to give

échame agua — could you give {o} pour me some water?

¿te echo más whisky? — shall I pour you some more whisky?

no me eches tanto — don't give me so much

• tengo que echar de [comer] a los animales — I have to feed the animals

lo que le echen —

resiste lo que le echen — she can take whatever they throw at her

5) (=dejar salir)

la chimenea echa humo — smoke is coming out of the chimney

¡qué peste echan tus zapatos! — * your shoes stink to high heaven! *
chispa 1., 1), espuma 1), hostia 6), leche 9), peste 3), sangre 1)
6) (=expulsar) [de casa, bar, tienda, club] to throw out; [del trabajo] to fire *, sack *; [de colegio] to expel

cuando protesté me echaron — when I protested they threw me out

me echó de su casa — he threw me out of his house

lo han echado del colegio — he's been expelled from school

la echaron del trabajo — she's been fired {o} sacked *

echar algo de sí — to get rid of sth, throw sth off

7) (=producir) [+ dientes] to cut; [+ hojas] to sprout

está empezando a echar barriga — he's starting to get a bit of a belly {o} paunch

¡vaya mal genio que has echado últimamente! — you've become {o} got really bad-tempered recently!

8) (=cerrar)

echar la llave/el cerrojo — to lock/bolt the door

echar el freno — to brake

echa la persiana — can you draw the blinds?

9) (=mover)

a) [+ parte del cuerpo]

echar la cabeza a un lado — to tilt {o} cock one's head to one side

echar el cuerpo hacia atrás — to lean back

b) (=empujando) to push

echar a algn a un lado — to push sb aside

echar atrás a la multitud — to push the crowd back

10) (=enviar) [+ carta] to post, mail (EEUU)

eché la carta en el buzón — I posted the letter

¿dónde puedo echar esta postal? — where can I post this postcard?

11) (=calcular) to reckon

¿cuántos kilos le echas? — how much do you think {o} reckon she weighs?

¿cuántos años le echas? — how old do you think {o} reckon he is?

échale una hora andando — you can reckon on it taking you an hour if you walk

12) (=dar) [+ discurso] to give, make

echar maldiciones — to curse

echar una reprimenda a algn — to tick sb off, give sb a ticking-off

he ido a que me echen las cartas — I've had my cards read

13) [con sustantivos que implican acciones] [+ trago, partida] to have

¿echamos un café? — shall we have a coffee?

salió al balcón a echar un cigarrillo — he went out onto the balcony for a smoke {o} cigarette

echar una multa a algn — to fine sb, give sb a fine
polvo 5), vistazo
14) [+ tiempo]

hay que echarle muchas horas — it takes a long time

de jóvenes nos echábamos nuestros buenos ratos de charla — we used to spend a lot of time talking when we were younger

esta semana he echado cuatro horas extras — I did four hours overtime this week

15) * [en cine, televisión] to show

echaron un programa sobre Einstein — there was a programme about Einstein on, they showed a programme about Einstein

¿qué echan en el cine? — what's on at the cinema?

16) [+ cimientos] to lay

17) (Zool) [para procrear]

ha echado a su perra con un pastor alemán — he has mated his bitch with a German shepherd

18) Caribe, Cono Sur (=azuzar) [+ animal] to urge on

2.

VERBO INTRANSITIVO (=tirar)

• ¡echa [para] adelante! — lead on!

ahora tienes que echar para adelante y olvidarte del pasado — you need to get on with your life and forget about the past

es un olor que echa para atrás — * it's a smell that really knocks you back *

echa para allá — move up

• echar [por] una calle — to go down a street

echemos por aquí — let's go this way
echar a ({+ infin})
echar a correr — to break into a run, start running

echar a reír — to burst out laughing, start laughing

3.

See:

echarse

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1)

a) (lanzar, tirar) to throw

lo eché a la basura — I threw it out o away

echó la moneda al aire — he tossed the coin

echaron el ancla/la red — they cast anchor/their net

echó la cabeza hacia atrás — she threw her head back

le echó los brazos al cuello — she threw her arms around his neck

echar a alguien a perder — to spoil somebody

echar algo a perder — to ruin something

echar de menos algo/a alguien — to miss something/somebody

b) ( soltar)

les echaron los perros — they set the dogs on them

c) (Jueg) < carta> to play, put down

echarle las cartas a alguien — to read somebody's cards

2) ( expulsar) < persona> ( de trabajo) to fire (colloq), to sack (BrE colloq); (de bar, teatro) to throw... out; ( de colegio) to expel

me echó de casa — he threw me out (of the house)

3) < carta> to mail (AmE), to post (BrE)

4)

a) (pasar, correr) < cortinas> to pull, draw

échale (la) llave — lock it

la persiana estaba echada — the blinds were down

¿echaste el cerrojo? — did you bolt the door?

b) ( mover)

lo echó para atrás — she pushed (o moved etc) it backward(s)

5) (expeler, despedir) <olor, humo, chispas> to give off

echaba espuma por la boca — he was foaming at the mouth

6) ( producir)

a) < hojas> to sprout

ya está echando flores — it's flowering already

b) < dientes> to cut

estás echando barriga — (fam) you're getting a bit of a tummy (colloq)

Sentido II

7)

a) ( poner) <leña/carbón> to put; < gasolina> to put in

¿le echas azúcar al café? — do you take sugar in your coffee?

échale valor y díselo — (fam) just pluck up your courage and tell him

b) (servir, dar) to give

¿te echo más salsa? — do you want some more sauce?

echar de comer a los cerdos — to feed the pigs

8)

a) (decir, dirigir) <sermón/discurso> (+ me/te/le etc)

me echó un sermón — (fam) he gave me a real talking-to (colloq)

le echó una maldición — she put a curse on him

b) (fam) ( imponer) <condena/multa> (+ me/te/le etc) to give

le echaron una multa — he got a fine, they gave him a fine

me echaron dos años — I got two years (colloq)

9) (fam) ( calcular) (+ me/te/le etc)

¿cuántos años me echas? — how old do you think I am?

de aquí a tu casa échale una hora — it's o it takes about an hour from here to your house

10) (Esp fam) (dar, exhibir) <programa/película> to show

¿qué echan en la tele? — what's on TV?

Sentido III

11) <cigarillo/trago> to have

echar una firma — to sign

echar el freno — to put the brake on

me echó una mirada furibunda — she gave me a furious look

echarle la culpa a alguien — to put o lay the blame on somebody

Sentido IV

12)

echar abajo — < edificio> to pull down; < gobierno> to bring down; < proyecto> to destroy; < esperanzas> to dash; < moral> to undermine

echaron la puerta abajo — they broke the door down
2.
echar vi

1) ( empezar)

echar a + inf — to start o begin to + inf, start o begin -ing

echó a correr — he started to run o started running

las palomas echaron a volar — the doves flew off

2) ( dirigirse)

echó calle abajo — she went off down the street

echa por aquí — go down here

3)

echar para adelante or (fam) p'alante: echa para adelante un poco go forward a little; echa p'alante, que ya llegamos — keep going, we're nearly there
3.
1) echarse v pron

Sentido I

2)

a) (tirarse, arrojarse) to throw oneself

me eché al suelo — I threw myself to the ground

echarse de cabeza al agua — to dive into the water

échate hacia atrás — lean back

la noche se nos echó encima — night fell suddenly

echarse a perder — comida to go bad, go off (BrE); cosecha/proyecto/plan to be ruined

b) (tumbarse, acostarse) to lie down

c) (apartarse, moverse) (+ compl)

se echó a un lado — she moved to one side

échate un poco para allá — move over that way a bit

echarse atrás — to back out

echárselas — (Chi fam)

se las echó — he upped and left (colloq)

echárselas de algo — (fam)

se las echa de culto — he likes to think he's cultured

d) aves to brood

3)

a) ( ponerse) to put on

echarse crema — to put cream on

se echó el abrigo por los hombros — she put the coat around her shoulders

b) (Esp fam) <novio/novia>

se ha echado novia — he's found o got himself a girlfriend

c) (Méx fam) ( beberse) to drink

4) ( expulsar)

echarse un pedo — to fart (colloq)

5) (Méx fam) ( romper) to break

echarse a alguien — (Méx fam) to bump somebody off (colloq)

6) (Col fam) ( tardar) <horas/días> to take

Sentido II

7) ( empezar) echar 1)

* * *

= throw, pour (in/into), toss, sack, give + Nombre + the boot, boot (out), give + Nombre + the sack, send + Nombre + packing, turf out, give off, billow out, spout.

Ex. The point to be made for the novice abstractor is that editors are not ghouls who must be thrown raw meat before a check is issued.

Ex. The water of the stuff poured into the middle of the cylinder through its wire-mesh cover, and was immediately pumped out from one end leaving a film of fibres on the surface.

Ex. Everything being online, the exquisite oaken cabinets housing the card files were tossed.

Ex. The author warns that shortsighted companies that believe all the information they need is on the Web may sack information professionals.

Ex. He was given the boot for being discovered with a camera taking a photo of hula dancers.

Ex. As Hartwick got older, the feds decided he was a major security risk and booted him out of the program.

Ex. Justin pointed out that the government would not compromise and those found protecting illegal immigrants would be given the sack.

Ex. Those who hold this view argued that the state government lacks the political will to send them packing for good.

Ex. You will be disliked and turfed out as a sacrificial goat once your job is done but there will be many others queuing up for your services.

Ex. Once the fronds have given off their spores, they die and can be cut back.

Ex. Nearly everyone has seen a factory's smokestack billowing out black sooty smoke that dirties the air and blackens buildings.

Ex. The weather cleared enough that we could get in to the volcanic islands (still spouting plumes of smoke) by copter in safety.

----

* culpa + echar a + Nombre = blame + lay + at the feet of + Nombre.

* echando hostias = like the clappers.

* echando mecha = like the clappers.

* echar a Alguien de un Lugar = send + Nombre + on + Posesivo + way.

* echar a andar = implement, leg it.

* echar abajo = knock down.

* echar a correr = bolt, make + a bolt for, take off + running, take to + Posesivo + heels, run off.

* echar a la calle = evict, throw + Nombre + out.

* echar Algo por tierra = blow + Nombre + out of the water.

* echar amarras = moor.

* echar anclas = drop + anchor.

* echar a perder = ruin, bungle, bring out + the worst in, cast + a blight on, blight, go off.

* echar a pique = scuttle.

* echar a suerte = draw + lots.

* echar a un lado = push aside.

* echar a volar = take + flight.

* echar brotes = bud, sprout.

* echar chispas = fume, froth at + the mouth.

* echar chispas por los ojos = glower, scowl (at).

* echar coraje = pluck up + courage, gather up + courage.

* echar de menos = miss.

* echar dentro de = throw into.

* echar el ancla = drop + anchor.

* echar el candado = padlock.

* echar en cara = fault.

* echar espuma por la boca = froth at + the mouth.

* echar espumarajos por la boca = froth at + the mouth.

* echar fuera = throw + Nombre + out.

* echar gasolina = pump + gas.

* echar hojas = leaf out.

* echar humo = blow + smoke, fume, steam, smoulder [smolder, -USA], froth at + the mouth.

* echar humo por las orejas = go + berserk, go + postal, work up + a lather.

* echar la bola a rodar = get + the ball rolling, set + the ball rolling, start + the ball rolling.

* echar la culpa = place + blame, fault.

* echarle el ojo a = eye.

* echarle la culpa a = put + the blame on.

* echar leña al fuego = pour + oil on the flames.

* echarle una mano a = bat for, go to + bat for.

* echar los dientes = cut + Posesivo + teeth.

* echar los postigos = shutter.

* echarlo todo a perder = upset + the applecart.

* echarlo todo a rodar = upset + the applecart.

* echarlo todo por tierra = upset + the applecart.

* echar mano a/de = leverage.

* echar mano a los ahorros = dip into + savings.

* echar mano de = fall back on, call into + play.

* echar marcha atrás = do + an about-face, back out, back up.

* echar muchas horas al día = work + long hours.

* echar muchísimo de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar muchísimo en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* echar poco a poco = dribble.

* echar por alto = bungle.

* echar por encima = top with.

* echar por la borda = go by + the board, jettison.

* echar por tierra = scupper, blight, cast + a blight on.

* echar por tierra las ilusiones = shatter + Posesivo + hopes.

* echar por tierra los planes de Alguien = spike + Posesivo + guns.

* echar por tierra una idea = crush + idea.

* echar + Posesivo + planes a perder = upset + Posesivo + plans, ruin + Posesivo + plans.

* echar raíces = settle down, root.

* echar sal = salt.

* echar sal en la herida = add + salt to injury, add + salt to the wound, add + insult to injury, rub + salt in the wound.

* echarse = stretch out, lie down.

* echarse a la calle = take to + the road, take to + the streets.

* echarse a la calles = spill (out) into + the streets.

* echarse a temblar con sólo pensar en = shudder at + the thought of.

* echarse atrás = draw back, draw back, chicken out (on/of), back out, get + cold feet, backpedal [back-pedal].

* echarse encima de = bear down on.

* echarse flores = blow + Posesivo + own trumpet.

* écharsele a Uno el día encima = make + hay while the sun shines.

* echarse una cabezada = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse una cabezadita = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse una cana al aire = have + a fling.

* echarse una canita al aire = have + a fling.

* echarse una siesta = take + a nap, nap, napping, kip.

* echarse un duelo = duel.

* echarse un pulso = arm wrestling.

* echarse un sueñecito = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse un trago = tipple.

* echar suertes = draw + lots.

* echar toda la carne en el asador = put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket, shoot (for) + the moon, go for + broke.

* echar una bronca = tell + Nombe + off, give + Nombre + a dressing-down, give + Nombre + a telling-off, chew + Nombre + up.

* echar una buena bronca = give + Nombre + a good roasting.

* echar una cana al aire = kick up + Posesivo + heels.

* echar una cana al aire antes de sentar la cabeza = sow + Posesivo + wild oats.

* echar una cana al aire cuando joven = sow + Posesivo + wild oats.

* echar una canica al aire = disport + Reflexivo.

* echar una mano = lend + a (helping) hand, put + Posesivo + shoulder to the wheel, set + Posesivo + shoulder to the wheel, muck in, pitch in.

* echar una mano a Alguien = give + Nombre + a hand.

* echar una meada = take + a leak, have + a leak.

* echar una mirada = take + a look at, take + a peek, peek, have + a look, cast + a glance over, look through, glance at, take + a gander.

* echar una mirada furtiva a = steal + a glance at.

* echar una mirada mortal = look + daggers at.

* echar una ojeada = look through, glance at, peek, take + a peek, take + a look at, take + a gander.

* echar una ojeada a = cast + a glance over.

* echar un cana al aire = one-night stand.

* echar un casquete = fuck, screw, get + laid.

* echar un chorro de = squirt.

* echar un conjuro = cast + a (magic) spell.

* echar un ojo = keep + an eye on, have + a look.

* echar un polvo = fuck, screw, get + laid.

* echar un rapapolvo = tell + Nombe + off, give + Nombre + a dressing-down, give + Nombre + a telling-off, chew + Nombre + up.

* echar un tupido velo sobre = draw + a veil over.

* echar un vistazo = take + a look at, glance at, check out, peek, have + a look, take + a peek, cast + a glance over, look through, browse, peruse, take + a gander.

* echar valor = pluck up + courage, muster (up) + (the) courage, gather up + courage.

* echar vino = pour + wine.

* la suerte estaba echada = the die was cast, the die had been cast.

* la suerte está echada = the die is cast.

* para echar sal en la herida = to add insult to injury, to add salt to injury, to rub salt in the wound.

* planta que echa flores = bloomer.

* salir a echarse un cigarro = go out for + a smoke.

* salir echando leches = bolt, take off, make + a bolt for, dash off, shoot off.

* ser demasiado tarde para echar atrás = reach + the point of no return.

* * *
1.
verbo transitivo

Sentido I

1)

a) (lanzar, tirar) to throw

lo eché a la basura — I threw it out o away

echó la moneda al aire — he tossed the coin

echaron el ancla/la red — they cast anchor/their net

echó la cabeza hacia atrás — she threw her head back

le echó los brazos al cuello — she threw her arms around his neck

echar a alguien a perder — to spoil somebody

echar algo a perder — to ruin something

echar de menos algo/a alguien — to miss something/somebody

b) ( soltar)

les echaron los perros — they set the dogs on them

c) (Jueg) < carta> to play, put down

echarle las cartas a alguien — to read somebody's cards

2) ( expulsar) < persona> ( de trabajo) to fire (colloq), to sack (BrE colloq); (de bar, teatro) to throw... out; ( de colegio) to expel

me echó de casa — he threw me out (of the house)

3) < carta> to mail (AmE), to post (BrE)

4)

a) (pasar, correr) < cortinas> to pull, draw

échale (la) llave — lock it

la persiana estaba echada — the blinds were down

¿echaste el cerrojo? — did you bolt the door?

b) ( mover)

lo echó para atrás — she pushed (o moved etc) it backward(s)

5) (expeler, despedir) <olor, humo, chispas> to give off

echaba espuma por la boca — he was foaming at the mouth

6) ( producir)

a) < hojas> to sprout

ya está echando flores — it's flowering already

b) < dientes> to cut

estás echando barriga — (fam) you're getting a bit of a tummy (colloq)

Sentido II

7)

a) ( poner) <leña/carbón> to put; < gasolina> to put in

¿le echas azúcar al café? — do you take sugar in your coffee?

échale valor y díselo — (fam) just pluck up your courage and tell him

b) (servir, dar) to give

¿te echo más salsa? — do you want some more sauce?

echar de comer a los cerdos — to feed the pigs

8)

a) (decir, dirigir) <sermón/discurso> (+ me/te/le etc)

me echó un sermón — (fam) he gave me a real talking-to (colloq)

le echó una maldición — she put a curse on him

b) (fam) ( imponer) <condena/multa> (+ me/te/le etc) to give

le echaron una multa — he got a fine, they gave him a fine

me echaron dos años — I got two years (colloq)

9) (fam) ( calcular) (+ me/te/le etc)

¿cuántos años me echas? — how old do you think I am?

de aquí a tu casa échale una hora — it's o it takes about an hour from here to your house

10) (Esp fam) (dar, exhibir) <programa/película> to show

¿qué echan en la tele? — what's on TV?

Sentido III

11) <cigarillo/trago> to have

echar una firma — to sign

echar el freno — to put the brake on

me echó una mirada furibunda — she gave me a furious look

echarle la culpa a alguien — to put o lay the blame on somebody

Sentido IV

12)

echar abajo — < edificio> to pull down; < gobierno> to bring down; < proyecto> to destroy; < esperanzas> to dash; < moral> to undermine

echaron la puerta abajo — they broke the door down
2.
echar vi

1) ( empezar)

echar a + inf — to start o begin to + inf, start o begin -ing

echó a correr — he started to run o started running

las palomas echaron a volar — the doves flew off

2) ( dirigirse)

echó calle abajo — she went off down the street

echa por aquí — go down here

3)

echar para adelante or (fam) p'alante: echa para adelante un poco go forward a little; echa p'alante, que ya llegamos — keep going, we're nearly there
3.
1) echarse v pron

Sentido I

2)

a) (tirarse, arrojarse) to throw oneself

me eché al suelo — I threw myself to the ground

echarse de cabeza al agua — to dive into the water

échate hacia atrás — lean back

la noche se nos echó encima — night fell suddenly

echarse a perder — comida to go bad, go off (BrE); cosecha/proyecto/plan to be ruined

b) (tumbarse, acostarse) to lie down

c) (apartarse, moverse) (+ compl)

se echó a un lado — she moved to one side

échate un poco para allá — move over that way a bit

echarse atrás — to back out

echárselas — (Chi fam)

se las echó — he upped and left (colloq)

echárselas de algo — (fam)

se las echa de culto — he likes to think he's cultured

d) aves to brood

3)

a) ( ponerse) to put on

echarse crema — to put cream on

se echó el abrigo por los hombros — she put the coat around her shoulders

b) (Esp fam) <novio/novia>

se ha echado novia — he's found o got himself a girlfriend

c) (Méx fam) ( beberse) to drink

4) ( expulsar)

echarse un pedo — to fart (colloq)

5) (Méx fam) ( romper) to break

echarse a alguien — (Méx fam) to bump somebody off (colloq)

6) (Col fam) ( tardar) <horas/días> to take

Sentido II

7) ( empezar) echar 1)

* * *

= throw, pour (in/into), toss, sack, give + Nombre + the boot, boot (out), give + Nombre + the sack, send + Nombre + packing, turf out, give off, billow out, spout.

Ex: The point to be made for the novice abstractor is that editors are not ghouls who must be thrown raw meat before a check is issued.

Ex: The water of the stuff poured into the middle of the cylinder through its wire-mesh cover, and was immediately pumped out from one end leaving a film of fibres on the surface.

Ex: Everything being online, the exquisite oaken cabinets housing the card files were tossed.

Ex: The author warns that shortsighted companies that believe all the information they need is on the Web may sack information professionals.

Ex: He was given the boot for being discovered with a camera taking a photo of hula dancers.

Ex: As Hartwick got older, the feds decided he was a major security risk and booted him out of the program.

Ex: Justin pointed out that the government would not compromise and those found protecting illegal immigrants would be given the sack.

Ex: Those who hold this view argued that the state government lacks the political will to send them packing for good.

Ex: You will be disliked and turfed out as a sacrificial goat once your job is done but there will be many others queuing up for your services.

Ex: Once the fronds have given off their spores, they die and can be cut back.

Ex: Nearly everyone has seen a factory's smokestack billowing out black sooty smoke that dirties the air and blackens buildings.

Ex: The weather cleared enough that we could get in to the volcanic islands (still spouting plumes of smoke) by copter in safety.

* culpa + echar a + Nombre = blame + lay + at the feet of + Nombre.

* echando hostias = like the clappers.

* echando mecha = like the clappers.

* echar a Alguien de un Lugar = send + Nombre + on + Posesivo + way.

* echar a andar = implement, leg it.

* echar abajo = knock down.

* echar a correr = bolt, make + a bolt for, take off + running, take to + Posesivo + heels, run off.

* echar a la calle = evict, throw + Nombre + out.

* echar Algo por tierra = blow + Nombre + out of the water.

* echar amarras = moor.

* echar anclas = drop + anchor.

* echar a perder = ruin, bungle, bring out + the worst in, cast + a blight on, blight, go off.

* echar a pique = scuttle.

* echar a suerte = draw + lots.

* echar a un lado = push aside.

* echar a volar = take + flight.

* echar brotes = bud, sprout.

* echar chispas = fume, froth at + the mouth.

* echar chispas por los ojos = glower, scowl (at).

* echar coraje = pluck up + courage, gather up + courage.

* echar de menos = miss.

* echar dentro de = throw into.

* echar el ancla = drop + anchor.

* echar el candado = padlock.

* echar en cara = fault.

* echar espuma por la boca = froth at + the mouth.

* echar espumarajos por la boca = froth at + the mouth.

* echar fuera = throw + Nombre + out.

* echar gasolina = pump + gas.

* echar hojas = leaf out.

* echar humo = blow + smoke, fume, steam, smoulder [smolder, -USA], froth at + the mouth.

* echar humo por las orejas = go + berserk, go + postal, work up + a lather.

* echar la bola a rodar = get + the ball rolling, set + the ball rolling, start + the ball rolling.

* echar la culpa = place + blame, fault.

* echarle el ojo a = eye.

* echarle la culpa a = put + the blame on.

* echar leña al fuego = pour + oil on the flames.

* echarle una mano a = bat for, go to + bat for.

* echar los dientes = cut + Posesivo + teeth.

* echar los postigos = shutter.

* echarlo todo a perder = upset + the applecart.

* echarlo todo a rodar = upset + the applecart.

* echarlo todo por tierra = upset + the applecart.

* echar mano a/de = leverage.

* echar mano a los ahorros = dip into + savings.

* echar mano de = fall back on, call into + play.

* echar marcha atrás = do + an about-face, back out, back up.

* echar muchas horas al día = work + long hours.

* echar muchísimo de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar muchísimo en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho de menos = be sorely missed, be sadly missed.

* echar mucho en falta = be sorely missed, be sadly missed.

* echar poco a poco = dribble.

* echar por alto = bungle.

* echar por encima = top with.

* echar por la borda = go by + the board, jettison.

* echar por tierra = scupper, blight, cast + a blight on.

* echar por tierra las ilusiones = shatter + Posesivo + hopes.

* echar por tierra los planes de Alguien = spike + Posesivo + guns.

* echar por tierra una idea = crush + idea.

* echar + Posesivo + planes a perder = upset + Posesivo + plans, ruin + Posesivo + plans.

* echar raíces = settle down, root.

* echar sal = salt.

* echar sal en la herida = add + salt to injury, add + salt to the wound, add + insult to injury, rub + salt in the wound.

* echarse = stretch out, lie down.

* echarse a la calle = take to + the road, take to + the streets.

* echarse a la calles = spill (out) into + the streets.

* echarse a temblar con sólo pensar en = shudder at + the thought of.

* echarse atrás = draw back, draw back, chicken out (on/of), back out, get + cold feet, backpedal [back-pedal].

* echarse encima de = bear down on.

* echarse flores = blow + Posesivo + own trumpet.

* écharsele a Uno el día encima = make + hay while the sun shines.

* echarse una cabezada = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse una cabezadita = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse una cana al aire = have + a fling.

* echarse una canita al aire = have + a fling.

* echarse una siesta = take + a nap, nap, napping, kip.

* echarse un duelo = duel.

* echarse un pulso = arm wrestling.

* echarse un sueñecito = get + forty winks, get + some shut-eye, snatch + some shut-eye, grab + some shut-eye, snatch + forty winks, grab + forty winks, take + forty winks.

* echarse un trago = tipple.

* echar suertes = draw + lots.

* echar toda la carne en el asador = put + all (of) + Posesivo + eggs in one basket, shoot (for) + the moon, go for + broke.

* echar una bronca = tell + Nombe + off, give + Nombre + a dressing-down, give + Nombre + a telling-off, chew + Nombre + up.

* echar una buena bronca = give + Nombre + a good roasting.

* echar una cana al aire = kick up + Posesivo + heels.

* echar una cana al aire antes de sentar la cabeza = sow + Posesivo + wild oats.

* echar una cana al aire cuando joven = sow + Posesivo + wild oats.

* echar una canica al aire = disport + Reflexivo.

* echar una mano = lend + a (helping) hand, put + Posesivo + shoulder to the wheel, set + Posesivo + shoulder to the wheel, muck in, pitch in.

* echar una mano a Alguien = give + Nombre + a hand.

* echar una meada = take + a leak, have + a leak.

* echar una mirada = take + a look at, take + a peek, peek, have + a look, cast + a glance over, look through, glance at, take + a gander.

* echar una mirada furtiva a = steal + a glance at.

* echar una mirada mortal = look + daggers at.

* echar una ojeada = look through, glance at, peek, take + a peek, take + a look at, take + a gander.

* echar una ojeada a = cast + a glance over.

* echar un cana al aire = one-night stand.

* echar un casquete = fuck, screw, get + laid.

* echar un chorro de = squirt.

* echar un conjuro = cast + a (magic) spell.

* echar un ojo = keep + an eye on, have + a look.

* echar un polvo = fuck, screw, get + laid.

* echar un rapapolvo = tell + Nombe + off, give + Nombre + a dressing-down, give + Nombre + a telling-off, chew + Nombre + up.

* echar un tupido velo sobre = draw + a veil over.

* echar un vistazo = take + a look at, glance at, check out, peek, have + a look, take + a peek, cast + a glance over, look through, browse, peruse, take + a gander.

* echar valor = pluck up + courage, muster (up) + (the) courage, gather up + courage.

* echar vino = pour + wine.

* la suerte estaba echada = the die was cast, the die had been cast.

* la suerte está echada = the die is cast.

* para echar sal en la herida = to add insult to injury, to add salt to injury, to rub salt in the wound.

* planta que echa flores = bloomer.

* salir a echarse un cigarro = go out for + a smoke.

* salir echando leches = bolt, take off, make + a bolt for, dash off, shoot off.

* ser demasiado tarde para echar atrás = reach + the point of no return.

* * *

echar [A1 ]

GUIA DE BUSQUEDA

■ echar (verbo transitivo)

Sentido I

A

1 lanzar, tirar

2 soltar

3 Juegos: cartas

B expulsar: persona

C echar: carta

D

1 pasar, correr

2 mover

E despedir: humo

F

1 echar: hojas

2 echar: dientes

Sentido II

A

1 poner

2 servir, dar

B

1 dirigir: sermón, discurso

2 imponer

C calcular

D dar: programa, película

E pasar: tiempo

Sentido III con sustantivos

Sentido IV

A echar abajo

B echar de ver

■ echar (verbo intransitivo)

A empezar

B dirigirse

C echar para adelante

■ echarse (verbo pronominal)

Sentido I

A

1 tirarse, arrojarse

2 tumbarse, acostarse

3 apartarse, moverse

B

1 ponerse

2 echarse novio/novia

3 tragarse

C expulsar

D romper

E tardar

Sentido II echarse a + infinitivo

vt

Sentido I

A

1 (lanzar, tirar) to throw

echó la botella por la ventanilla she threw the bottle out of the window

lo eché a la basura I threw it out o away

echó la moneda al aire he tossed the coin

echó una piedra al agua she threw a stone into the water

échame la pelota throw me the ball, throw the ball to me

echaron el ancla they cast their anchor o dropped anchor

echó la red he cast his net

echó la cabeza hacia atrás she threw her head back

echó la mano a la pistola he grabbed o made a grab for his gun

le echó los brazos al cuello she threw her arms around his neck

echar a algn a perder to spoil sb

echar algo a perder ‹sorpresa/preparativos› to spoil sth, ruin sth

ha luchado tanto y ahora lo echa todo a perder he's fought so hard and now he's throwing it all away

la helada echó a perder la cosecha the frost ruined the harvest

echar de menos algo/a algn to miss sth/sb

¿cuándo lo echaste de menos? when did you miss it o realize it was missing?

te echo mucho de menos I really miss you, I miss you terribly

2

(soltar): les echaron los perros they set the dogs on them

echó el semental a la yegua he put the mare to the stud

3 ( Juegos) ‹carta› to play, put down

echarle las cartas a algn to read sb's cards

B (expulsar) ‹persona› (de un trabajo) to fire ( colloq), to sack ( BrE colloq); (de un bar, teatro) to throw … out; (de un colegio) to expel

me echaron (del trabajo) I was fired, I got the sack ( BrE)

me echó de casa he threw o turned me out (of the house)

entre dos camareros lo echaron a la calle two of the waiters threw him out

C ‹carta› to mail ( AmE), to post ( BrE)

D

1 (pasar, correr) ‹cortinas› to pull, draw

échale la llave lock it

la persiana estaba echada the blinds were down

¿echaste el cerrojo? did you bolt the door?

2

(mover): échalo a un lado push it to one side

lo echó para atrás she pushed ( o moved etc) it backward(s)

E

(expeler, despedir): echaba espuma por la boca he was foaming at the mouth

el motor echa mucho humo there's a lot of smoke coming from the engine

el volcán echaba humo y lava the volcano was belching out smoke and lava

¡qué peste echa esa fábrica! ( fam); what a stink that factory gives off! ( colloq)

chispa² (↑ chispa (2))

F (producir)

1 ‹hojas› to sprout

la planta ya está echando flores the plant is already flowering

2 ‹dientes› to cut

estás echando barriga ( fam); you're getting a bit of a tummy ( colloq)

Sentido II

A

1 (poner) to put

le echaste mucha sal a la sopa you put too much salt in the soup

¿cuánto azúcar le echas al café? how many sugars do you take in your coffee?

echa esa camisa a la ropa sucia put that shirt in with the dirty laundry, put that shirt out for the wash

echa más leña al fuego put some more wood on the fire

¿qué te echaron los Reyes? ( Esp); ≈ what did Santa bring you?

échale valor y díselo ( fam); just pluck up your courage and tell him

2 (servir, dar) to give

échame un poquito de vino can you pour o give me a little wine?

¿te echo más salsa? do you want some more sauce?

tenía que echar de comer a los cerdos he had to feed the pigs

tengo que echarles de comer a los niños ( fam hum); I have to feed the children, I have to get the children's dinner ( o lunch etc)

lo que me/le echen ( Esp fam): yo, de trabajo, lo que me echen I'll do whatever needs doing ( colloq)

éste come lo que le echen he'll eat whatever's put in front of him ( colloq)

B

1 (dirigir) ‹sermón/discurso› (+ me/te/le etc):

me echó un sermón por llegar tarde ( fam); he gave me a real talking-to for being late ( colloq)

nos echó un discurso de dos horas ( fam); she gave us a two-hour lecture ( colloq)

le echó una maldición she put a curse on him

peste

2 ( fam) (imponer) ‹condena/multa› (+ me/te/le etc) to give

le echaron una multa he was fined, they gave him a fine, he got a fine

me echaron dos años I got two years ( colloq)

C ( fam) (calcular) (+ me/te/le etc):

¿cuántos años me echas? how old do you think I am?

le echo 20 años I'd say he was 20, I'd put him at 20 ( colloq)

¿cuánto te costó? — ¿cuánto le echas? how much did it cost you? — how much do you think? o have a guess

de aquí a tu casa échale una media hora it's o it takes about half an hour from here to your house

D ( Esp fam) (dar, exhibir) ‹programa/película› to show

¿qué echan en el Imperial? what are they showing at the Imperial?, what's on at the Imperial?

¿qué echan en la tele esta noche? what's on TV tonight?

E ( Esp fam) (pasar) ‹tiempo› to spend

echamos un rato agradable con ellos we spent o had a pleasant few hours with them

Sentido III ( con sustantivos):

echar un cigarrillo ( fam); to have a cigarette

echar una firma ( fam); to sign

echar el freno to put the brake on

me echó una mirada furibunda she gave o threw me a furious look

echaron unas manos de póquer they played o had a few hands of poker

cuenta¹ f A 1. (↑ cuenta (1)), culpa, mirada, partida, siesta, etc

Sentido IV

A

echar abajo ‹edificio› to pull down;

‹gobierno› to bring down; ‹proyecto› to destroy; ‹esperanzas› to dash

nos echó abajo la moral it undermined our morale

echaron la puerta abajo they broke the door down

tierra

B

echar de ver to notice, realize

se echa de ver que está muy triste it's obvious that o you can see that she's not very happy

■ echar

vi

A (empezar) echar A + INF to start o begin to + INF, start o begin -ING

al ver que lo seguían echó a correr when he saw they were following him he started to run o started running o broke into a run

echó a andar sin esperarnos he set off without waiting for us

el motor echó a andar a la primera the engine started (the) first time

las palomas echaron a volar the doves flew off

B

(dirigirse): echó calle abajo she went off down the street

echa por aquí a ver si podemos aparcar go down here to see if we can find a place to park

echaron por la primera calle a la derecha they took the first street on the right

C

echar para adelante or ( fam) p'alante: echa para adelante un poco, si no vas a bloquear la salida del garaje go forward a little, or else you'll block the garage exit

echa p'alante y verás cómo te sale bien go for it! everything will turn out all right, you'll see ( colloq)

echa p'alante, que ya llegamos keep going, we're nearly there

■ echarse

v pron

Sentido I

A

1 (tirarse, arrojarse) to throw oneself

nos echamos al suelo we threw ourselves to the ground

se echó en sus brazos she threw o flung herself into his arms

se echó de cabeza al agua she dived into the water

échate hacia atrás lean back

la noche se nos echó encima night fell suddenly, it was night before we knew it

echarse a perder «comida» to go bad, go off ( BrE);

«proyecto/preparativos» to be ruined

se me echó a perder el televisor my television's broken

era muy bonita pero se ha echado a perder she used to be very pretty but she's lost her looks

desde que se ha juntado con ellos se ha echado a perder since he started hanging out with them he's gone off the rails ( colloq)

encima

2 (tumbarse, acostarse) to lie down

se echó en la cama he lay down on the bed

me voy a echar un rato I'm going to lie down for a while, I'm going to have a lie-down ( BrE)

3 (apartarse, moverse) (+ compl):

se echó a un lado she moved to one side

me tuve que echar a la cuneta I had to go off the edge of the road

échate para allá y nos podremos sentar todos if you move over that way a bit we can all sit down

echarse atrás to back out

dijo que iba a venir, pero luego se echó atrás she said she was going to come, but then she changed her mind o pulled out o backed out

cuando vieron que iba a ser difícil se echaron atrás when they saw that it was going to be difficult, they got cold feet o backed out

echárselas ( Chi fam): el jefe no le quiso pagar más y se las echó the boss didn't want to pay him any more so he upped and left ( colloq)

se las echó cerro arriba he went off up the hill

echárselas de algo ( fam): se las echa de culto he likes to think he's cultured

se las echa de gran conocedor de vinos he claims to be o makes out he is a bit of a wine connoisseur, he likes to think of himself as o ( BrE) he fancies himself as a bit of a wine connoisseur ( colloq)

B

1 (ponerse) to put on

échate crema o te quemarás con este sol put some cream on or you'll burn in this sun

se echó el abrigo por los hombros she threw the coat around her shoulders

espalda

2 ( fam) ‹novio/novia›

se ha echado novia he's found o got himself a girlfriend

3 ( Méx fam) (tragarse) to drink

C (expulsar) ‹pedo›

¿quién se ha echado un pedo? who's let off o farted? ( colloq)

D ( Méx fam) (romper) to break

echarse a algn al plato ( Méx fam); to bump sb off ( colloq)

E ( Col fam) (tardar) ‹horas/días› to take

Sentido II (empezar) echarse A + INF to start -ING o start to + INF

se echó a llorar he started crying o to cry, he burst into tears

se echaron a reír they started laughing o to laugh, they burst out laughing

se echó a correr cuesta abajo he ran o he set off at a run down the hill

sólo de pensarlo me echo a temblar just thinking about it gives me the shivers ( colloq)

* * *

echar ( conjugate echar) verbo transitivo
1
a) (lanzar, tirar) to throw;

◊ lo eché a la basura I threw it out o away;

echó la moneda al aire he tossed the coin;
echaron el ancla/la red they cast anchor/their net;
echó la cabeza hacia atrás she threw her head back;
echar algo a perder to ruin sth;
echar de menos algo/a algn to miss sth/sb
b)

◊ echar abajo ‹ edificio› to pull down;

‹ gobierno› to bring down;
‹ proyecto› to destroy;
‹ esperanzas› to dash;
‹ moral› to undermine;
‹puerta/valla› to break … down
2 ( expulsar) ‹ persona› ( de trabajo) to fire (colloq), to sack (BrE colloq);
(de bar, casa) to throw … out;
( de colegio) to expel
3 ‹ carta› to mail (AmE), to post (BrE)
4
a) (pasar, correr) ‹ cortinas› to pull, draw;

◊ échale (la) llave lock it;

¿echaste el cerrojo? did you bolt the door?
b) ( mover):

◊ lo echó para atrás/a un lado she pushed (o moved etc) it backward(s)/to one side

5
a) (expeler, despedir) ‹olor/humo/chispas› to give off

b) ( producir) ‹ hojas› to sprout;

◊ ya está echando flores it's flowering already

1
a) ( poner) ‹leña/carbón› to put;

‹ gasolina› to put in;
◊ ¿le echas azúcar al café? do you take sugar in your coffee?

b) (servir, dar) to give;

◊ échame un poco de vino can you give me a little wine?

c) ‹ trago› to have

2
a) ‹sermón/discurso› (fam) (+ me/te/le etc) to give;

◊ le echó una maldición she put a curse on him

b) (fam) ‹condena/multa› (+ me/te/le etc) to give;

◊ echarle la culpa a algn to put o lay the blame on sb

3 (fam) ( calcular) (+ me/te/le etc):
◊ ¿cuántos años me echas? how old do you think I am?;

de aquí a tu casa échale una hora it's o it takes about an hour from here to your house
4 (Esp fam) (dar, exhibir) ‹programa/película› to show
echarse verbo pronominal
1
a) (tirarse, arrojarse) to throw oneself;

◊ me eché al suelo I threw myself to the ground;

echarse de cabeza al agua to dive into the water;
echarse a perder [ comida] to go bad, go off (BrE);

[cosecha/proyecto/plan] to be ruined
b) (tumbarse, acostarse) to lie down

c) (apartarse, moverse) (+ compl):

◊ se echó a un lado she moved to one side;

échate un poco para allá move over that way a bit;
echarse atrás to back out
2
a) ( ponerse) ‹crema/bronceador› to put on

b) ‹ cigarillo› to have

c) (Esp fam) ‹novio/novia›:

◊ se ha echado novia he's found o got himself a girlfriend

d) (Méx fam) ( beberse) to drink

3 (Méx fam) ( romper) to break
4 (Col fam) ( tardar) ‹horas/días› to take
5 ( empezar) echarse a to start o begin to, start o begin;
◊ se echó a correr he started to run o started running;

las palomas se echaron a volar the doves flew off
echar
I verbo transitivo
1 (por el aire) to throw: ¡echa la pelota!, throw us the ball
2 (añadir) to put
(una bebida) to pour
(gasolina) to put petrol (in the car): échale más agua al caldo, put more water in the soup
3 (despedir: humo, olor) to give off: este motor echa chispas, there are sparks coming out of this engine
(del trabajo) to sack, fire
(obligar a salir) to throw out: le echaron del instituto, they expelled him from school
4 (calcular subjetivamente) to reckon: le echó más años, he thought she was older
5 fam (un espectáculo) to show
6 (derribar) echar abajo, (edificio) to demolish
7 (+ sustantivo) figurado échale una ojeada a esto, have a look at this
figurado echarle una mano a alguien, to give sb a hand
8 echar de menos o en falta, to miss ➣ Ver nota en miss
II vi (+ a + infinitivo) (empezar) to begin to: echó a andar, she started to walk
de repente echó a correr, she suddenly started to run
' echar' also found in these entries:
Spanish:
añorar
- balón
- bautizar
- borda
- botar
- bronca
- buenaventura
- cabezada
- campana
- cana
- capote
- cara
- cierre
- correo
- extrañar
- falta
- guante
- jarra
- jarro
- leña
- mano
- mirada
- ojo
- olvidarse
- papilla
- película
- perder
- peste
- polvo
- pulso
- resto
- saco
- salar
- sapo
- siesta
- sortear
- suerte
- tierra
- tirar
- vista
- vistazo
- amarra
- ancla
- barriga
- basura
- brote
- buzón
- calle
- carta
- casa
English:
anchor
- arm wrestle
- belch
- blame
- boot
- boot out
- brake
- browse
- bud
- cast
- catapult
- chase away
- chuck out
- demolish
- dip into
- discharge
- door
- doze
- draw
- evict
- explode
- eye
- fill out
- fire
- forget
- froth
- fuel
- fume
- glance down
- glance round
- hair
- hex
- jettison
- kick out
- lace
- launch
- lay
- lend
- lie down
- lock up
- look
- lot
- mail
- miss
- muck up
- peep
- post
- puff
- pull apart
- put

* * *

echar

♦ vt

1. [tirar] to throw;
[red] to cast;
echar anclas, echar el ancla to drop anchor;

échame el balón throw me the ball;

echar algo a la basura to throw sth in the Br bin o US garbage can;

echar una moneda al aire to toss a coin;

échalo en la cesta de la ropa sucia put it in the dirty-clothes basket;

echar una piedra por la ventana to throw a stone through the window;

echar abajo [edificio] to pull down, to demolish;
[puerta] to break down; [gobierno] to bring down; [proyecto] to ruin
2. [meter, poner] to put;

echa suficiente ropa en la maleta make sure you pack enough clothes in your suitcase;

échalo en el asiento de atrás put it on the back seat;

echa esta camisa a la lavadora put that shirt in the washing machine;

echa una firma en esta postal sign o put your name on this postcard;

Comp

echar leña al fuego to add fuel to the fire;

Comp
Fam
echar el resto: queda sólo una semana, ahora hay que echar el resto there's only a week to go, so from now on we really have to give it our all

3. [carta, postal] to post, US to mail;

¿(me) podrías echar esta carta? could you post o US mail this letter (for me)?;

echó la carta al buzón y siguió caminando he put the letter in the postbox o US mailbox and walked on;

echar algo al correo to put sth in the post, to post sth, US to mail sth

4. [trago, sorbo] to take, to have;
[cigarrillo] to have
5. [vistazo] to take, to have;

le he echado una mirada, pero no me parece interesante I've had a look at it, but I don't think it's very interesting

6. [mover] [parte del cuerpo]
echa la pierna a un lado move your leg aside;

echó la cabeza hacia atrás she threw her head back;

echa los hombros para atrás y saca el pecho put your shoulders back and stick your chest out

7. [añadir] [vino, agua] to pour (a o en into); [sal, azúcar] to add (a o en to);
échame más agua, por favor could you pour me some more water, please?;

no me eches tanta azúcar en el café don't put so much sugar in my coffee

8. [dar] [comida, bebida] to give;

echa alpiste al canario give the canary some birdseed;

hay que echar agua a las plantas we need to water the plants;

Comp
Fam
lo que me/te/le etc[m5]. echen: [m5] Alberto come lo que le echen Alberto will eat whatever you put in front of him;

es un hombre muy paciente, aguanta lo que le eches he's a very patient man, he puts up with anything you can throw at him

9. [decir] [discurso, sermón] to give;
[reprimenda] to dish out; [piropo, cumplido] to pay;
echar una maldición a alguien to put a curse on sb;
Fam
le echaron una bronca por llegar tarde they told her off for arriving late;

me echó en cara que no le hubiera ayudado she reproached me for not helping her

10. [humo, vapor, chispas] to give off, to emit;

la fábrica echa mucho humo a la atmósfera the factory pours out a lot of smoke into the atmosphere;

Comp
Fam
está que echa humo he's fuming;

Comp
Fam
echar pestes o Méx [m5]madres: volvió de vacaciones echando pestes o Méx [m5] madres del lugar she came back from her Br holiday o US vacation cursing the place where she had stayed

11. [hojas, flores] to sprout, to shoot;
[raíces, pelo, barba] to begin to grow; [diente] to cut;
los almendros están echando flores the almond trees are beginning to flower;

está empezando a echar los dientes she's beginning to cut her teeth;
Fam
en los últimos meses ha echado mucha barriga he's developed quite a paunch over the past few months

12. [expulsar]
echar a alguien (de) to throw sb out (of);

le han echado del partido he's been expelled from the party;

le echaron de clase por hablar con un compañero he was thrown o sent out of the class for talking to a friend

13. [despedir]
echar a alguien (de) to fire o sack sb (from);

¡que lo echen! fire him!, sack him!, kick him out!

14. [accionar]
echar la llave/el cerrojo to lock/bolt the door;

echar el freno to brake, to put the brakes on;
Fam Fig
¡echa el freno! ¿estás seguro de que podemos pagarlo? hold your horses, are you sure we can afford it?

15. [acostar] to lie (down);

¿has echado al bebé? have you put the baby to bed?

16. [tiempo]
le he echado dos semanas a este proyecto I've taken two weeks over this project, I've spent two weeks on this project;

echaron dos horas en llegar a Bogotá it took them two hours to get to Bogotá

17. [calcular]
¿cuántos años le echas? how old do you reckon he is?;

siempre me echan años de menos people always think I'm younger than I really am;

échale que de aquí a Málaga haya 600 kilómetros let's say it's about 600 kilometres from here to Malaga

18. [naipe, partida] to play;

te echo una carrera I'll race you;

¿echamos un dominó? shall we have a game of dominoes?

19. [buenaventura] to tell;

echar las cartas a alguien to read sb's fortune [from the cards]

20. [emplear]
le echó muchas ganas al asunto he went about it with a will;

le echan mucha ilusión a todo lo que hacen they put a lot of enthusiasm into everything they do;

échale más brío al pedaleo put a bit more energy into the pedalling;

los ladrones le echaron mucho ingenio the thieves showed a lot of ingenuity

21. Fam [sentencia]
le echaron diez años he got ten years

22. Fam [documento]
tengo que ir a echar una instancia al Ministerio I've got to go and hand in a form at the ministry

23. Esp Fam [en televisión, cine, teatro] to show;

¿qué echan esta noche en la tele? what's on TV o Br telly tonight?;

¿qué echan en el Rialto? what's on o showing at the Rialto?;

echan una película de acción they're showing an action movie

24. Am [animales] to urge on

25. [otras contrucciones]
echar a perder algo [vestido, alimentos, plan] to ruin sth;
[ocasión] to waste sth;
no puedes echar todo a perder, después de tanto esfuerzo you can't just throw it all away after all that effort;

echar algo a cara o cruz to toss (a coin) for sth;

echar algo a suertes to draw lots for sth;

echar de menos to miss;

le echa mucho de menos he misses her a lot;

echo de menos mi casa I miss my house;
Chile
echarlas to run away;

echar algo por tierra to put paid to sth, to ruin sth;

eso echa por tierra todas nuestras esperanzas that dashes all our hopes

♦ vi

1. [encaminarse]
echar por la calle arriba to go o head up the street;

echar por la derecha to go (to the) right

2. [empezar]
echar a andar to set off;

echar a correr to break into a run;

echar a llorar to burst into tears;

echar a reír to burst out laughing;

echar a volar to fly off

♦ See also the pronominal verb echarse

* * *

echar

I v/t

1 ( lanzar) throw; de un lugar throw out;

lo han echado del trabajo he’s been fired;

echar abajo pull down, destroy

2 humo give off

3 ( poner) put

4 carta mail, Br tb

post

5

:

echar la culpa a alguien blame s.o., put the blame on s.o.;

me echó 40 años he thought I was 40

II v/i

:

echar a start to, begin to;

echar a correr start o begin to run, start running

* * *

echar vt

1) lanzar: to throw, to cast, to hurl

2) expulsar: to throw out, to expel

3) emitir: to emit, give off

4) brotar: to sprout, to put forth

5) despedir: to fire, to dismiss

6) : to put in, to add

7)

echar a perder : to spoil, to ruin

8)

echar de menos : to miss

echan de menos a su madre: they miss their mother

echar vi

1) : to start off

2)

echar a : to begin to

♦ See also the reflexive verb echarse

* * *

echar vb

1. (tirar) to throw [pt. threw; pp. thrown]

échame la pelota throw me the ball

2. (expulsar) to expel [pt. & pp. expelled] / to throw out

lo han echado del colegio he's been expelled from school

nos echó de su casa she threw us out of her house

3. (poner) to put [pt. & pp. put]

¿has echado sal al arroz? have you put any salt in the rice?

4. (dar) to give [pt. gave; pp. given]

me has echado demasiado, no creo que pueda comérmelo you've given me too much I don't think I can eat it all

mi padre me ha echado un sermón my father gave me a lecture

5. (verter) to pour

échame un poco de zumo pour me some juice

6. (emitir) to give out

la chimenea echa mucho humo there's a lot of smoke coming from the chimney

7. (jugar) to play / to have

¿echamos una partida de ajedrez? shall we have a game of chess?

8. (proyectar) to be on

¿qué echan hoy en televisión? what's on television tonight?

9. (calcular) to think [pt. & pp. thought] / to guess

¿cuántos años me echas? how old do you think I am?

te echo 25 años I think you're 25

echar a cara o cruz to toss a coin for it

echar a hacer algo to start doing something

echar de menos to miss

echar el cerrojo to bolt the door

echar una carta al buzón to post a letter

echar una mirada to look

Spanish-English dictionary > echar
19 tout

c black tout, toute [tu, tut]

━━━━━━━━━

1. adjective

2. indefinite pronoun

3. adverb

4. masculine noun

━━━━━━━━━

(masculine plural tous, feminine plural toutes)

━━━━━━━━━━━━━━━━━

► Lorsque tout fait partie d'une locution comme en tout cas, tout le temps, reportez-vous aussi à l'autre mot.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

1. <

   a. ( = entier)

• tout le all the

• toute la all the

• tout le reste all the rest

• il a tout le temps qu'il lui faut he has all the time he needs

• toute la France regardait le match the whole of France was watching the match

• pendant tout le voyage during the whole trip

• il a plu toute la nuit it rained all night

• il a dépensé tout son argent he has spent all his money

• il a passé toutes ses vacances à lire he spent all his holidays reading

► tout le monde everybody everyone

• tout le monde le sait everybody knows

• ils veulent vivre comme tout le monde they want to live like everybody else

• il ne fait jamais comme tout le monde he always has to be different► tout, toute + nom

• il a lu tout Balzac he has read all of Balzac

   b. ( = unique) only

• c'est tout l'effet que ça lui fait that's all the effect it has on him

• c'est là tout le problème that's the whole problem

• pour tout mobilier, il avait un lit et une table the only furniture he had was a bed and a table

   c. (indéfini)

► tout, toute + nom singulier ( = n'importe quel) any

• toute personne susceptible de nous aider any person able to help us

• à tout âge at any age

• pour tout renseignement, téléphoner... for information, ring...► à toute ! (inf) see you later!

► tous les, toutes les + nom pluriel ( = chaque) every ; ( = la totalité des) all the

• tous les jours every day

• tous les deux jours every two days

• tous les 10 mètres every 10 metres

• toutes les trois heures every three hours

• tous les enfants étaient à l'école all the children were at school

• tous les enfants ont besoin d'amour all children need love

• toutes les personnes que nous connaissons all the people that we know

• toutes les fois que je le vois every time I see him

• il avait toutes les raisons d'être mécontent he had every reason to be displeased

• un film tous publics a U film (Brit) a G film (US)► tous, toutes + nombre

• tous les deux both of them

• tous les trois all three of them

• tous deux both of them

2. <

   a. (singulier) everything

• il a tout organisé he organized everything

• on ne peut pas tout faire you can't do everything

• tout va bien everything's fine

• il mange tout et n'importe quoi he eats absolutely everything

• ses enfants mangent de tout her children will eat anything

• il vend de tout he sells everything

• il a tout pour réussir he's got everything going for him

• il a tout pour plaire (inf) he's got nothing going for him

• tout a une fin everything comes to an end

• tout est bien qui finit bien all's well that ends well

• être tout pour qn to be everything to sb

► tout ce qui

• tout ce qui lui appartient everything that belongs to him► tout ce que

• tout ce que je sais, c'est qu'il est parti all I know is that he's gone

• c'est tout ce qu'il m'a dit that's all he told me

• ne croyez pas tout ce qu'il raconte don't believe everything he tells you► tout ce qu'il y a de ( = extrêmement) most

• il a été tout ce qu'il y a de gentil he couldn't have been kinder

• c'était tout ce qu'il y a de chic it was the last word in chic► avoir tout de + nom

• elle a tout d'une star she's every inch a star

• ça a tout d'un canular it's obviously a practical joke

• l'organisation a tout d'une secte the organization is nothing less than a sect► à tout va (inf) [licencier, investir, recruter] like mad (inf) ; [libéralisme, communication, consommation] unbridled

• à l'époque, on construisait à tout va at that time there were buildings going up everywhere► en tout ( = au total) in all

• nous étions 16 en tout there were 16 of us in all

• ça coûte 1 000 € en tout it costs 1,000 euros in all

• leurs programmes politiques s'opposent en tout their political programmes clash in every way► en tout et pour tout all in all

• il lui reste 150 euros en tout et pour tout he only has a total of 150 euros left► et tout (inf) and everything

• avec les vacances et tout, je n'ai pas eu le temps what with the holidays and all (inf), I didn't have time

• j'avais préparé le dîner, fait le ménage et tout et tout I'd made the dinner, done the housework and everything► c'est + tout

• c'est tout that's all

• ce sera tout ? will that be all?

• et ce n'est pas tout ! and that's not all!

• c'est pas tout ça, mais il est tard (inf) all this is very nice, but it's getting late► ce n'est pas tout de

• ce n'est pas tout de faire son métier, il faut le faire bien it's not enough just to do your job, you have to do it well

• ce n'est pas tout d'en parler there's more to it than just talking about it► pour tout dire

• cette idée avait surpris et pour tout dire n'avait pas convaincu this idea surprised everybody and, to be honest, wasn't convincing

c black   b. (pluriel) tous

• toutes ( = l'ensemble des personnes) all

• tous sont arrivés they have all arrived

• il les déteste tous he hates them all

• écoutez bien tous ! listen, all of you!

• tous ensemble all together

• nous avons tous nos défauts we all have our faults

• vous toutes qui m'écoutez all of you who are listening to me

━━━━━━━━━━━━━━━━━

✦ The final s of tous is pronounced only when it is a pronoun.

━━━━━━━━━━━━━━━━━

3. <

   a. ► tout + adjectif ( = très) very ; ( = entièrement) quite

• il est tout étonné he's very surprised

• c'est une toute jeune femme she's a very young woman

• elles étaient toutes contentes they were very pleased

• les toutes premières années the very first years

• c'est tout autre chose that's quite another matter

• c'est tout naturel it's quite natural

• toute petite, elle aimait la campagne as a very small child she liked the country► tout (+ en) + nom

• je suis tout ouïe ! I'm all ears!

• tout en laine all wool

• habillé tout en noir dressed all in black

• un jeu tout en douceur a very delicate style of play

• le jardin est tout en fleurs the garden is a mass of flowers► tout + adverbe

• tout près very near

• tout là-bas right over there

• tout en bas de la colline right at the bottom of the hill

• tout au fond right at the bottom

• tout simplement quite simply

• tout plein de (inf) loads (inf) of

• il est mignon tout plein (inf) he's very sweet

   b. ( = déjà) tout prêt

• tout préparé ready-made

• phrases toutes faites set phrases

• idées toutes faites preconceived ideas

   c. ► tout en + participe présent

• tout en marchant while walking

• je suis incapable de travailler tout en écoutant de la musique I can't work and listen to music at the same time

• tout en prétendant le contraire il voulait être élu although he pretended otherwise he wanted to be elected

   d. (locutions)

► tout à fait quite

• ce n'est pas tout à fait la même chose it's not quite the same thing

• c'est tout à fait faux it's quite wrong

• il est tout à fait charmant he's quite charming

• je suis tout à fait d'accord avec vous I totally agree with you

• vous êtes d'accord ? -- tout à fait ! do you agree? -- absolutely!► tout à l'heure ( = plus tard) later ; ( = peu avant) a short while ago

• je repasserai tout à l'heure I'll come back later

• tout à l'heure tu as dit que... you said earlier that...

• à tout à l'heure ! see you later!► tout de suite straightaway

• j'ai tout de suite compris I understood straightaway

• ce n'est pas pour tout de suite ( = ce n'est pas près d'arriver) it won't happen overnight ; ( = c'est improbable) it's hardly likely to happen

4. <

   a. ( = ensemble) whole

• ces éléments forment un tout these elements make up a whole

• prendre le tout to take all of it (or them)

• jouer le tout pour le tout to stake one's all

• mon tout est un roi de France my whole is a king of France

   b. ( = essentiel) le tout c'est de faire vite the main thing is to be quick about it

• c'est pas le tout mais j'ai du travail (inf) this is all very well but I've got work to do

• ce n'est pas le tout de s'amuser, il faut travailler there's more to life than enjoying yourself, people have got to work

   c. (locutions)

► du tout

• pas du tout ! not at all!

• il n'y a plus du tout de pain there's no bread left at all

• je ne vois rien du tout I can't see a thing► du tout au tout ( = complètement) completely

• il avait changé du tout au tout he had changed completely

* * *
tu
1.

toute tut, mpl tous tu adj, tus pron, fpl toutes tut pronom indéfini

1) tout ( chaque chose) everything; ( n'importe quoi) anything; ( l'ensemble) all

tout est prêt — everything is ready

tout peut arriver — anything can happen

tout est prétexte à querelle(s) — any pretext will do to start a quarrel

tout n'est pas perdu — all is not lost

en tout — ( au total) in all; ( entièrement) in every respect

en tout et pour tout — all told

tout bien compté or pesé or considéré — all in all

tout est là — fig that's the whole point

c'est tout dire — I need say no more

et tout et tout — (colloq) and all that sort of thing

ce n'est pas tout (que) de commencer un travail, il faut le finir — it's not enough ou it's all very well to start off a job, it's got to be finished

avoir tout d'un assassin — to look just like a murderer

2) tous tus, toutes ( la totalité des êtres ou choses) all; (la totalité des éléments d'une catégorie, d'un groupe) all of them/us/you

tous ensemble — all together

tous ne sont pas d'accord — not all of them agree

toutes tant qu'elles sont — all of them, each and every one of them

est-ce que ça conviendra à tous? — will it suit everybody ou everyone?

2.

adjectif

1) ( exprimant la totalité)

bois tout ton lait — drink all your milk, drink up your milk

tout le reste — everything else

manger tout un pain — to eat a whole loaf

tout Pompéi a été enseveli — the whole of Pompeii was buried

je ne l'ai pas vu de tout l'été — I haven't seen him all summer

tout le problème est là — that's where the problem lies

tout cela ne compte pas — none of that counts

tout le monde — everybody

2) ( véritable)

c'est tout un travail/événement — it's quite a job/an event

3) (devant ce qui/que/dont) ( l'ensemble) all; ( toutes les choses) everything; ( sans discrimination) anything

tout ce dont j'ai besoin — all I need

j'ai acheté tout ce qui était sur la liste — I bought everything that was on the list

il dit tout ce qui lui passe par la tête — he says anything that comes into his head

tout ce qu'il dit n'est pas vrai — not all of what he says is true

être tout ce qu'il y a de plus serviable — to be most obliging

c'est tout ce qu'on fait de mieux — it's the best there is

‘tu en es sûr?’ - ‘tout ce qu'il y a de plus sûr’ — ‘are you sure?’ - ‘as sure as can be’

4) ( n'importe quel) any

à tout âge — at any age

à tout moment — ( n'importe quand) at any time; ( sans cesse) constantly

toute publicité est interdite — all advertising is prohibited

5) ( total)

en toute innocence/franchise — in all innocence/honesty

en toute liberté — with complete freedom

en toute hâte — in a great hurry

de toute beauté — most beautiful

6) (unique, seul)

il a souri pour toute réponse — his only reply was a smile, he smiled by way of a reply

on lui donne quelques légumes pour tous gages — all that he gets in the way of wages is a few vegetables

7) tous, toutes ( les uns et les autres sans distinction) all, every (+ sg)

en toutes choses — in all things, in everything

toutes les pages sont déchirées — all the pages are torn, every page is torn

tous les prétextes leur sont bons — they'll use any excuse ( pour to)

meubles tous budgets — furniture to suit every pocket

nous irons tous les deux — both of us will go, we'll both go

je les prends tous les quatre — I'm taking all four (of them)

8) ( chaque) tous/toutes les every

à tous les coins de rue — on every street corner

tous les jours — every day

tous les deux jours — every other day

tous les combien? — how often?

3.

adverbe (normally invariable, but agrees in gender and in number with feminine adjective beginning with consonant or h-aspirate)

1) (très, extrêmement) very, quite; ( entièrement) all

tout doucement — very gently

tout étonnées/toutes honteuses — very surprised/ashamed

tout enfant, elle aimait déjà dessiner — as a small child she already liked to draw

c'est tout naturel — it's quite natural

des yeux tout ronds de surprise — eyes wide with surprise

être tout mouillé/sale — to be all wet/dirty

faire quelque chose tout seul — to do something all by oneself

c'est tout autre chose, c'est une tout autre histoire — it's a different matter altogether

2) ( devant un nom)

c'est tout le portrait de sa mère — she's the spitting ou very image of her mother

c'est tout l'inverse or le contraire — it's the very opposite

ça m'en a tout l'air — it looks very much like it to me

tu as tout le temps d'y réfléchir — you've got plenty of time to think it over

avec toi, c'est tout l'un ou tout l'autre — you see everything in black and white

3) ( tout à fait)

la toute dernière ligne — the very last line

tout à côté de/contre/en haut — right by/against/at the top

il les a mangés tout crus — he ate them raw

j'en sais tout autant que lui — I know just as much as he does

maison tout en longueur — very long and narrow house

ils étaient tout en sang/en sueur — they were covered in blood/bathed in sweat

être tout en larmes — to be in floods of tears

la colline est tout en fleurs — the hill is a mass of flowers

elle est tout(e) à son travail — she's totally absorbed in her work

4) ( d'avance)

tout prêt — ready-made

des légumes tout épluchés — ready-peeled vegetables

5) ( en même temps) while; ( bien que) although

il lisait tout en marchant — he was reading as he walked

elle le défendait tout en le sachant coupable — she defended him although she knew he was guilty

6) (marquant la concession: quoique)

tout aussi étrange que cela paraisse — however strange it may seem

tout malin/roi qu'il est, il... — he may be clever/a king, but he...

7) ( rien d'autre que)

je suis tout ouïe — hum I'm all ears

veste tout cuir — all leather jacket

4.

du tout locution adverbiale

(pas) du tout, (point) du tout — not at all

sans savoir du tout — without knowing at all

5.

nom masculin (pl touts)

1) ( ensemble)

former un tout — to make up ou form a whole

mon tout — ( charade) my whole, my all

du tout au tout — completely

2)

le tout — ( la totalité) the whole lot, the lot; ( l'essentiel) the main thing

vendre le tout pour 50 euros — to sell the (whole) lot for 50 euros

le tout est de réussir — the main ou most important thing is to succeed

ce n'est pas le tout! — (colloq) this is no good!

6.

Tout- (in compounds)

le Tout-Paris/-Londres — the Paris/London smart set

Phrasal Verbs:

- tout à coup

- tout d'un coup

- tout à fait

- tout à l'heure

- tout de même

- tout de suite

••

être tout yeux tout oreilles — to be very attentive

••

Quand tout fait partie d'une locution figée comme tous feux éteints, à tout hasard, de toute(s) part(s), tout compte fait, après tout etc, qu'il est fréquemment associé à un adjectif ou un adverbe donné comme tout nu, tout neuf, tout plein, tout simplement etc, la traduction sera donnée sous le terme principal

Remarques sur l'adjectif

1. Lorsque tout, adjectif singulier, exprime la totalité, plusieurs traductions sont possibles mais non toujours interchangeables. De manière générale

On emploiera all lorsque le mot qualifié est non dénombrable: tout le vin/l'argent = all the wine/the money; tout ce bruit/leur talent = all that noise/their talent; c'est tout ce que je sais = that's all I know

On emploiera the whole si tout peut être remplacé par entier: tout le gâteau/groupe = the whole cake/group

tout un dans le sens de entier se traduit toujours par a whole: tout un livre = a whole book

Mais: connaître tout Zola/le Japon = to know the whole of Zola/Japan; lire tout ‘Les Misérables’ = to read the whole of ‘Les Misérables’; pendant tout mon séjour = for the whole of my stay

Avec certains mots, en particulier les mots désignant la durée ( journée, mois, saison, vie, vacances etc), les collectifs tels que famille, on pourra employer all ou the whole, la seconde traduction étant légèrement plus emphatique: toute ma vie = all my life, the whole of my life

tout le pays/toute la ville = all the country/town ou = the whole country/town lorsque ces mots désignent la population; au sens géographique, seule la deuxième traduction convient

2. throughout (ou all through) signifie du début à la fin, d'un bout à l'autre. On l'emploie souvent pour insister sur la durée ou l'étendue devant un terme singulier ou pluriel qui désigne l'espace de temps ou l'événement pendant lequel un fait a lieu, ou encore le territoire sur lequel il a lieu: pendant tout le match/tous ces mois = throughout the match/those months; la rumeur se répandit dans toute la province = the rumour [BrE] spread throughout the province; faire tout le trajet debout = to stand throughout the journey (ou for the whole journey); il neige sur toute la France = it's snowing throughout France (ou all over France)

Au pluriel, tous, toutes se traduiront par all pour exprimer la totalité, par every pour insister sur les composants d'un ensemble, ou encore par any pour indiquer l'absence de discrimination. On notera que every and any sont suivis du singulier

••

Quand tout fait partie d'une locution figée comme tous feux éteints, à tout hasard, de toute(s) part(s), tout compte fait, après tout etc, qu'il est fréquemment associé à un adjectif ou un adverbe donné comme tout nu, tout neuf, tout plein, tout simplement etc, la traduction sera donnée sous le terme principal

Remarques sur l'adjectif

1. Lorsque tout, adjectif singulier, exprime la totalité, plusieurs traductions sont possibles mais non toujours interchangeables. De manière générale

On emploiera all lorsque le mot qualifié est non dénombrable: tout le vin/l'argent = all the wine/the money; tout ce bruit/leur talent = all that noise/their talent; c'est tout ce que je sais = that's all I know

On emploiera the whole si tout peut être remplacé par entier: tout le gâteau/groupe = the whole cake/group

tout un dans le sens de entier se traduit toujours par a whole: tout un livre = a whole book

Mais: connaître tout Zola/le Japon = to know the whole of Zola/Japan; lire tout ‘Les Misérables’ = to read the whole of ‘Les Misérables’; pendant tout mon séjour = for the whole of my stay

Avec certains mots, en particulier les mots désignant la durée ( journée, mois, saison, vie, vacances etc), les collectifs tels que famille, on pourra employer all ou the whole, la seconde traduction étant légèrement plus emphatique: toute ma vie = all my life, the whole of my life

tout le pays/toute la ville = all the country/town ou = the whole country/town lorsque ces mots désignent la population; au sens géographique, seule la deuxième traduction convient

2. throughout (ou all through) signifie du début à la fin, d'un bout à l'autre. On l'emploie souvent pour insister sur la durée ou l'étendue devant un terme singulier ou pluriel qui désigne l'espace de temps ou l'événement pendant lequel un fait a lieu, ou encore le territoire sur lequel il a lieu: pendant tout le match/tous ces mois = throughout the match/those months; la rumeur se répandit dans toute la province = the rumour [BrE] spread throughout the province; faire tout le trajet debout = to stand throughout the journey (ou for the whole journey); il neige sur toute la France = it's snowing throughout France (ou all over France)

Au pluriel, tous, toutes se traduiront par all pour exprimer la totalité, par every pour insister sur les composants d'un ensemble, ou encore par any pour indiquer l'absence de discrimination. On notera que every and any sont suivis du singulier

* * *
tu, tut tout, -e tous mpl toutes fpl
1. adj

1) (avec article singulier) all

tout le lait — all the milk

tout le livre — the whole book

tout un pain — a whole loaf

toute la journée — all day

toute la nuit — all night, the whole night

tout le temps — all the time, the whole time

tout le monde — everybody

c'est tout le contraire — it's quite the opposite

c'est toute une affaire; c'est toute une histoire — it's quite a business, it's a whole rigmarole

2) (avec article pluriel) (= chaque) every, (idée d'intégralité) all

toutes les filles — all the girls

tous les livres — all the books

tous les jours — every day

toutes les nuits — every night

toutes les fois — every time

toutes les deux semaines — every other week, every two weeks

toutes les trois semaines — every three weeks, every third week

tous les deux jours — every two days

tous les deux; Nous y sommes allés tous les deux. — We both went., Both of us went.

Nous y sommes allés tous les trois. — All three of us went.

Je les ai invités tous les trois. — I invited all three of them.

3) (sans article) (= n'importe quel)

à tout âge — at any age

à toute heure du jour ou de la nuit — at any time of the day or night, (= seul)

pour toute nourriture, il avait... — his only food was..., (= chaque)

de tous côtés; de toutes parts (= de partout) — from everywhere, from every side, (= partout) all around

2. pron

tout — everything

tous; toutes — all

Il a tout fait. — He did everything.

Il a tout organisé. — He organized everything.

Je les vois tous. — I can see them all., I can see all of them.

Je les connais tous. — I know them all., I know all of them.

Nous y sommes tous allés. — We all went., All of us went.

Nous y sommes toutes allées. — We all went., All of us went.

tout ou rien — all or nothing

c'est tout — that's all

tout de...; Elle a tout d'une mère. — She's a real mother., She's a true mother.

en tout — all together, altogether

Ça fait combien en tout? — How much is that altogether?

en tout et pour tout — all in all

tout ce que...; tout ce qu'il sait — all he knows

C'était tout ce qu'il y a de plus chic. — It was the last word in chic., It was the ultimate in chic.

3. nm

un tout — a whole

Ceci forme un tout. — It forms a whole.

le tout — all of it

Je prends le tout. — I'll take it all., I'll take the whole lot.

le tout est de... — the main thing is to...

pas du tout — not at all

du tout au tout — completely

4. adv

1) (= très, complètement) very

tout près; tout à côté — very near

Elle habite tout près. — She lives very near.

le tout premier; la toute première — the very first

tout seul; toute seule — all alone

Il est tout seul. — He's all alone.

Elle est toute seule. — She's all alone.

Il était tout rouge. — He was all red in the face.

Elle était toute rouge. — She was all red in the face.

parler tout bas — to speak very quietly

le livre tout entier — the whole book

l'histoire tout entière — the whole story

tout en haut — right at the top

tout droit — straight ahead

tout de suite — immediately, straight away

2)

tout en... — while...

tout en travaillant — while working

Il a fait son travail tout en chantant. — He sang as he worked., He sang while he worked.

3) (autres locutions)

tout d'abord — first of all

tout à coup; tout d'un coup — suddenly

tout à fait — absolutely

tout à fait! — exactly!

tout de même — all the same

tout simplement — quite simply

tout court; Charles-Henri, pouvez-vous... — Je vous en prie, appelez-moi Charles tout court. — Charles-Henri, could you... — Please, just call me Charles.

communication par internet, mais aussi communication tout court — communication via the internet, but also simply communication

tout à l'heure (passé) — just now, a short while ago

Je l'ai vu tout à l'heure. — I saw him just now., (futur) shortly, in a moment

Je finirai ça tout à l'heure. — I'll finish it in a moment.

à tout à l'heure! — see you later!

* * *

tout ⇒ Note d'usage, toute, mpl tous, fpl toutes

A pron indéf

1 tout ( chaque chose) everything; ( n'importe quoi) anything; ( l'ensemble) all; penser à tout to think of everything; tout est prêt everything is ready; le sucre, les graisses, le sel, tout me fait mal sugar, fat, salt, everything is bad for me; être tout pour qn to be everything to sb; tout peut arriver anything can happen; le chien mange (de) tout the dog will eat anything; tout est prétexte à querelle(s) any pretext will do to start a quarrel; tout n'est pas perdu all is not lost; tout ou rien all or nothing; tout ou partie de qch all or part of sth; tout va bien all's well, everything's fine; en tout ( au total) in all; ( entièrement) in every respect; en tout et pour tout all told; et tout ça parce que/pour and all because/for; tout bien compté or pesé or considéré all in all; tout est là fig that's the whole point; c'est tout dire I need say no more; et tout et tout○ and all that sort of thing; et ce n'est pas tout! and that's not all!; ce n'est pas tout (que) de commencer un travail, il faut le finir it's not enough ou it's all very well to start off a job, it's got to be finished; avoir tout d'un singe/assassin to look just like a monkey/murderer; ⇒ bien, monde, salaire, or;

2 tous, toutes ( la totalité des êtres ou choses) all; (la totalité des éléments d'une catégorie, d'un groupe) all of them/us/you; nous sommes tous des pécheurs we are all sinners; le film n'est pas à la portée de tous the film is not accessible to all; merci à tous thank you all; tous ensemble all together; ce sont tous d'anciens soldats all of them are ou they are all former soldiers; il les a tous cassés he has broken all of them, he's broken them all; il l'a dit devant nous tous he said it in front of all of us; leurs enfants, tous musiciens de talent their children, all of them talented musicians; tous ne sont pas d'accord not all of them agree; toutes tant qu'elles sont all of them, each and every one of them; vous tous qui le connaissez all of you who know him; écoutez-moi tous listen to me, all of you; est-ce que ça conviendra à tous? will it suit everybody ou everyone?

B adj

1 ( exprimant la totalité) bois tout ton lait drink all your milk, drink up your milk; tout le reste est à jeter everything else is to be thrown away; manger tout un pain to eat a whole loaf; tout Pompéi a été enseveli the whole of Pompeii was buried; tout Nice se réjouit the whole of ou all Nice rejoiced; il a plu toute la journée it rained all day (long) ou the whole day; pendant toute une année for a whole year; la semaine se passa toute à attendre the whole ou entire week was spent waiting; j'ai passé tout mon dimanche à travailler I spent the whole of ou all Sunday working; je ne l'ai pas vu de tout l'été I haven't seen him all summer; cet enfant est toute ma vie this child is my whole life; c'est tout le plaisir que tu y trouves? is that all the pleasure ou the only pleasure it gives you?; tout le problème est là that's where the problem lies; tout cela ne compte pas none of that counts; le meilleur dentiste de toute la ville the best dentist in town; tout le monde everybody; ⇒ cœur, monde, temps;

2 ( véritable) c'est tout un travail/événement it's quite a job/an event; il a fait toute une histoire he made a real ou big fuss, he made quite a fuss; c'est tout un art there's a whole art to it;

3 tout ce qui/que/dont ( l'ensemble) all; ( toutes les choses) everything; ( sans discrimination) anything; tout ce qui compte all that matters; c'est tout ce que je fais that's all I do; tout ce dont j'ai besoin all I need; j'ai acheté tout ce qui était sur la liste I bought everything that was on the list; il dit tout ce qui lui passe par la tête he says anything that comes into his head; tout ce qu'il dit n'est pas vrai not all of what he says is true; tout ce que le village compte d'enfants, tout ce qu'il y a d'enfants dans le village all the children in the village; être tout ce qu'il y a de plus serviable to be most obliging; c'est tout ce qu'on fait de mieux it's the best there is; ‘tu en es sûr?’-‘tout ce qu'il y a de plus sûr’ ‘are you sure?’-‘as sure as can be’, ‘absolutely sure’;

4 ( n'importe quel) any; à tout âge at any age; de toute nature of any kind; à toute heure du jour ou de la nuit at all times of the day or night; ‘service à toute heure’ ‘24 hour service’; à tout moment ( n'importe quand) at any time; ( sans cesse) constantly; tout prétexte leur est bon they'll jump at any excuse; toute personne qui anyone ou anybody who; toute autre solution serait rejetée any other solution would be rejected; tout autre que lui/toi aurait abandonné anybody else would have given up; toute publicité est interdite all advertising is prohibited; pour toute réclamation, s'adresser à… all complaints should be addressed to…; tout billet n'est pas valable not all tickets are valid; ⇒ vérité;

5 (sans déterminant: total) en toute innocence/franchise in all innocence/honesty; en toute liberté with complete freedom; donner toute satisfaction to give complete satisfaction; c'est tout bénéfice it's all profit; il aurait tout intérêt à placer cet argent it would be in his best interests to invest this money; partir en toute hâte to leave in a great hurry; un jardin de toute beauté a most beautiful garden; être à toute extrémité to be close to death; ⇒ épreuve, hasard, prix, vitesse;

6 (unique, seul) il a souri pour toute réponse his only reply was a smile, he smiled by way of a reply; on lui donne quelques légumes pour tous gages all that he gets in the way of wages is a few vegetables; elle a un chien pour toute compagnie the only company she has ou all she has for company is a dog;

7 tous, toutes ( les uns et les autres sans distinction) all, every (+ v sg); ceci vaut pour tous les candidats this applies to all candidates ou to every candidate; en tous pays in all countries, in every country; en toutes choses in all things, in everything; toutes les pages sont déchirées all the pages are torn, every page is torn; les lettres ont toutes été signées the letters have all been signed; j'ai toutes les raisons de me plaindre I have every reason to complain; tous les hommes sont mortels all men are mortal; il a fait tous les métiers he's done all sorts of jobs; tous les prétextes leur sont bons they'll use any excuse (pour to); meubles tous budgets furniture to suit every pocket; tous deux se levèrent both of them got up, they both got up; nous irons tous les deux both of us will go, we'll both go; je les prends tous les trois/quatre etc I'm taking all three/four etc (of them);

8 ( chaque) tous/toutes les every; à tous les coins de rue on every street corner; saisir toutes les occasions to seize every opportunity; tous les jours/mois/ans every day/month/year; tous les quarts d'heure/10 mètres every quarter of an hour/10 metres; un cachet toutes les quatre heures one tablet every four hours; tous les deux jours/mois every other day/month; tous les combien? how often?

C adv (normally invariable, but agrees in gender and in number with feminine adjective beginning with consonant or h-aspirate)

1 (très, extrêmement) very, quite; ( entièrement) all; tout doucement very gently; ils sont tout contents they are very happy; elles sont tout étonnées/toutes honteuses they are very surprised/ashamed; être tout excité to be very ou all excited; être tout jeune/petit to be very young/small; tout enfant, elle aimait déjà dessiner as a small child she already liked to draw; c'est tout naturel it's quite natural; des yeux tout ronds de surprise eyes wide with surprise; être tout mouillé/sale to be all wet/dirty; tout seul dans la vie all alone in life; faire qch tout seul to do sth all by oneself; c'est tout autre chose, c'est une tout autre histoire it's a different matter altogether;

2 ( devant un nom) c'est tout le portrait de sa mère she's the spitting ou very image of her mother; c'est tout l'inverse or le contraire it's the very opposite; ça m'en a tout l'air it looks very much like it to me; tu as tout le temps d'y réfléchir you've got plenty of time to think it over; avec toi, c'est tout l'un ou tout l'autre you see everything in black and white;

3 ( tout à fait) la toute dernière ligne the very last line; les tout premiers fruits de l'été the very first fruits of summer; j'habite tout près I live very close by ou very near; tout près de very close to, very near; tout à côté de/contre/en haut right by/against/at the top; il les a mangés tout crus he ate them raw; un gâteau tout entier a whole cake; j'en sais tout autant que lui I know just as much as he does; c'est tout aussi cher it's just as expensive; vêtue tout de noir, tout de noir vêtue dressed all in black; maison tout en longueur very long and narrow house; un jeu tout en finesse a very subtle game; une semaine toute de fatigue a very tiring week; une vie toute de soucis a life full of worry; ils étaient tout en sang/en sueur they were covered in blood/bathed in sweat; être tout en larmes to be in floods of tears; la colline est tout en fleurs the hill is a mass of flowers; elle est tout(e) à son travail she's totally absorbed in her work;

4 ( d'avance) tout prêt ready-made; sauces/idées toutes faites ready-made sauces/ideas; des légumes tout épluchés ready-peeled vegetables; ⇒ cuit, vu;

5 ( en même temps) while; ( bien que) although; il lisait tout en marchant he was reading as he walked; elle le défendait tout en le sachant coupable she defended him although she knew he was guilty; ⇒ en;

6 (marquant la concession: quoique) tout aussi étrange que cela paraisse however strange it may seem; tout prudemment que l'on conduise however carefully one drives; tout malins qu'ils sont, ils… clever though they may be, they…, they may be clever, but they…; toute reine qu'elle est, elle ne peut pas faire ça she may be a queen, but she can't do that;

7 ( rien d'autre que) être tout énergie/muscle to be all energy/muscle; être tout sourires to be all smiles; je suis tout ouïe hum I'm all ears; veste tout cuir/laine all leather/wool jacket; ⇒ feu, sucre.

D du tout loc adv pas du tout, point du tout liter not at all; sans savoir du tout without knowing at all; je ne le vois plus du tout I don't see him at all now; il ne m'en reste plus du tout I have none left at all; crois-tu qu'il m'ait remercié? du tout! do you think he thanked me? not at all!

E nm (pl touts)

1 ( ensemble) former un tout to make up ou form a whole; mon tout ( charade) my whole, my all; du tout au tout completely;

2 le tout ( la totalité) the whole lot, the lot; ( l'essentiel) the main thing; vendre le tout pour 200 euros to sell the (whole) lot for 200 euros; le tout est de réussir/qu'il réussisse the main ou most important thing is to succeed/that he should succeed; le Grand Tout Relig the Great Whole; ce n'est pas le tout○! this is no good!

F tout- ( in compounds) le Tout-Paris/-Londres the Paris/London smart set.

Composés

tout à coup suddenly; tout d'un coup ( soudain) suddenly; ( à la fois) all at once; tout à fait ( entièrement) quite, absolutely; ce n'est pas tout à fait vrai/pareil it's not quite true/the same thing; c'est tout à fait vrai it's quite ou absolutely true; ‘tu es d'accord?’-‘tout à fait’ ‘do you agree?’-‘absolutely’; il est tout à fait charmant he's absolutely ou perfectly charming; être tout à fait pour/contre to be totally for/against; tout à l'heure ( bientôt) in a moment; ( peu avant) a little while ago, just now; à tout à l'heure! see you later!; tout de même ( quand même) all the same, even so; ( indigné) tout de même! really!, honestly!; ( vraiment) quite; tu aurais tout de même pu faire attention! all the same ou even so you might have been careful!; c'est tout de même un peu fort! really ou honestly, it's a bit much!; c'est tout de même bizarre que it's quite strange that; tout de suite at once, straight away; ce n'est pas pour tout de suite ( ce n'est pas pressé) there's no rush; ( ce sera long) it's going to take some time.

Idiomes

tout est bien qui finit bien all's well that ends well; être tout yeux tout oreilles to be very attentive.

[tu, devant voyelle ou h muet tut ] ( féminin toute [tut], pluriel masculin tous [ adjectif tu, pronom tus], pluriel féminin toutes [tut]) adjectif qualificatif (au singulier)

1. [entier] all (the), the whole (of the)

toute la nuit all night

elle a parcouru toute la distance en 2 heures she covered the full distance in 2 hours

il se plaint toute la journée he complains all the time ou the whole day long

tout le village a participé the whole village took part

toute une journée a whole day

tout ceci/cela all (of) this/that

tout ce travail pour rien! all this work for nothing!

j'ai tout mon temps I've plenty of time ou all the time in the world

toute ma fortune my whole fortune

ils se sont aimés toute leur vie they loved each other all their lives

avec lui, c'est tout l'un ou tout l'autre with him, it's either (all) black or (all) white

2. [devant un nom propre] all

j'ai visité tout Paris en huit jours I saw all ou the whole of Paris in a week

3. [devant un nom sans article]

on a tout intérêt à y aller it's in our every interest to go

c'est en toute liberté que j'ai choisi I made the choice completely of my own free will

rouler à toute vitesse to drive at full ou top speed

en toute franchise/simplicité in all sincerity/simplicity

c'est de toute beauté it's extremely beautiful

4. [avec une valeur emphatique]

c'est toute une affaire! it's quite a to-do!

c'est toute une expédition pour y aller! getting there involves quite a trek!

5. (comme adverbe) [entièrement] completely

elle était toute à son travail she was completely absorbed in her work

6. [unique, seul] only

c'est tout l'effet que ça te fait? is that all it means to you?

ma fille est tout mon bonheur my daughter is my sole ou only source of happiness

pour tout remerciement on m'a renvoyé by way of thanks I got fired

pour toute famille il n'avait qu'une cousine éloignée one distant cousin was all the family he had

7. [suivi d'une relative]

tout ce qu'on dit everything people say

tout ce qui me gêne, c'est la différence d'âge the only thing ou all I'm worried about is the age difference

tout ce que l'entreprise compte de personnel qualifié the company's entire qualified workforce

ils s'amusaient tout ce qu'ils savaient they were having a whale of a time

tout ce qu'il y a de: ses enfants sont tout ce qu'il y a de bien élevés his children are very well-behaved ou are models of good behaviour

ce projet est tout ce qu'il y a de plus sérieux this project couldn't be more serious

————————

[tu, devant voyelle ou h muet tut ] ( féminin toute [tut], pluriel masculin tous [ adjectif tu, pronom tus], pluriel féminin toutes [tut]) déterminant (adjectif indéfini)

A.[AU SINGULIER] [chaque, n'importe quel] any, all, every

tout citoyen a des droits every citizen has rights, all citizens have rights

toute personne ayant vu l'accident any person who witnessed the accident

tout changement les inquiète the slightest change worries them

pour tout renseignement, écrivez-nous for further information, write to us

à tout âge at any age

à toute heure du jour et de la nuit at any hour of the day or night

de tout temps since time immemorial, from the beginning of time

en tout temps throughout ou all through history

tout autre anybody else

tout autre que lui aurait refusé anyone other than him ou anybody else would have refused

toute peine mérite salaire (proverbe) the labourer is worthy of his hire (proverb)

B.[AU PLURIEL]

1. [exprimant la totalité] all

tous les hommes all men, the whole of mankind

tous les gens everybody, everyone

je veux tous les détails I want all the details ou the full details

ça se vend maintenant à tous les coins de rue it's now sold on every street corner

2. [devant un nom sans article]

ils étaient 150 000, toutes disciplines/races confondues there were 150,000 of them, taking all disciplines/races together

champion toutes catégories overall champion

il roulait tous feux éteints he was driving with his lights off

je dois le rencontrer toutes affaires cessantes I must meet him forthwith

il est mon préféré à tous égards I like him best in every respect

3. [exprimant la périodicité] every

tous les jours every day

toutes les deux semaines every other week, every second week, every two weeks

à prendre toutes les quatre heures to be taken every four hours ou at four-hourly intervals

toutes les fois qu'on s'est rencontrés every time we've met

————————

[tu, devant voyelle ou h muet tut ] ( féminin toute [tut], pluriel masculin tous [ adjectif tu, pronom tus], pluriel féminin toutes [tut]) pronom indéfini

A.[AU SINGULIER] everything, all

[n'importe quoi] anything

j'ai tout jeté I threw everything away

dis-moi tout tell me all about it

t'as tout compris! (familier) that's it!, that's right!

c'est tout dire that says it all

il mange de tout he eats anything

il est prêt à tout he's ready for anything

capable de tout capable of anything

c'est tout that's all

ce sera tout? [dans un magasin] will be that all?, anything else?

ce n'est pas tout that's not all

ce n'est pas tout de faire des enfants, il faut les élever ensuite having children is one thing, but then you've got to bring them up

être tout pour quelqu'un to be everything for somebody, to mean everything to somebody

et tout et tout (familier) and all that (sort of thing)

on aura tout vu! now I've ou we've seen everything!

tout est là

a. [objets] that's everything

b. [problème] that's the whole point ou the crux of the matter

vous serez remboursé tout ou partie you'll get all or part of your money back

avec toi c'est tout ou rien with you, it's all or nothing ou one extreme or the other

c'est tout sauf du foie gras it's anything but foie gras

il est tout sauf un génie call him anything but not a genius

tout se passe comme si... it's as though...

à tout faire [produit] all-purpose

tout bien considéré, tout bien réfléchi all things considered

tout bien pesé after weighing up the pros and the cons

il a tout de son père he's every bit like his father

B.[AU PLURIEL]

1. [désignant ce dont on a parlé]

il y a plusieurs points de vue, tous sont intéressants there are several points of view, they are all interesting

j'adore les prunes — prends-les toutes I love plums — take them all ou all of them

2. [avec une valeur récapitulative] all

Jean, Pierre, Jacques, tous voulaient la voir Jean, Pierre, Jacques, they all wanted to see her

c'est tous feignants et compagnie! (familier) they're just a bunch of idlers!

3. [tout le monde]

vous m'entendez tous? can you all hear me?

à vous tous qui m'avez aidé, merci to all of you who helped me, thank you

des émissions pour tous programmes suitable for all (audiences)

tous ensemble all together

tous tant ou autant que nous sommes all of us, every (single) one of us

tout ( féminin toute, pluriel féminin toutes) adverbe (s'accorde en genre et en nombre devant un adjectif féminin commençant par une consonne ou un h aspiré)

1. [entièrement, tout à fait] quite, very, completely

ils étaient tout seuls they were quite ou completely alone

la ville tout entière the whole town

tout neuf brand new

tout nu stark naked

tout cru (totally) raw

un tout jeune homme a very young man

sa chevelure était toute hérissée his/her hair was all messy

ses tout premiers mots his/her very first words

les tout premiers temps at the very beginning

une robe tout en dentelle a dress made of lace

le jardin est tout en longueur the garden is just one long strip

un de nos tout meilleurs acteurs one of our very best actors

tout mouillé wet ou soaked through, drenched

être tout occupé à faire quelque chose to be very busy doing something

je t'aime tout autant qu'autrefois I love you just as much as I did before

tout simplement/autrement quite simply/differently

téléphone-moi, tout simplement just phone me, that's the easiest (way)

une toile tout coton a 100% cotton cloth, an all cotton material

il est toute bonté/générosité he is goodness/generosity itself

ça, c'est tout lui! that's typical of him ou just like him!

2. [en intensif]

tout en haut/bas right at the top/bottom

c'est tout près it's very close

tout à côté de moi right next to me

tout contre le mur right up against the wall

c'est tout le contraire! it's quite the opposite!

3. [déjà]

tout prêt ou préparé ready-made

tout bébé, elle dansait déjà even as a baby, she was already dancing

on verra — c'est tout vu! we'll see — it's already decided!

4. (avec un gérondif) [indiquant la simultanéité]

on mangera tout en marchant we'll eat while we're walking

[indiquant la concession]

tout en avouant son ignorance dans ce domaine, il continuait à me contredire although he'd confessed his ignorance in that field, he kept on contradicting me

tout nom masculin

1. [ensemble] whole

former un tout to make up a whole

mon tout est un instrument de musique [dans une charade] my whole ou all is a musical instrument

2. [l'essentiel]

le tout the main ou the most important thing

le tout c'est de ne pas bafouiller the most important thing is not to stutter

ce n'est pas le tout, mais je dois partir (familier) that's all very well, but I've got to go now

ce n'est pas le tout de critiquer, il faut pouvoir proposer autre chose it's not enough to criticize, you've got to be able to suggest something else

jouer ou risquer le tout pour le tout to risk (one's) all

tenter le tout pour le tout to make a (final) desperate attempt ou a last ditch effort

c'est un tout it's all the same, it makes no difference

à quand le tout informatique? when will everything be computerized?

la politique du tout ou rien an all-or-nothing policy

changer du tout au tout to change completely

————————

du tout locution adverbiale

not at all

je vous dérange? — du tout, du tout! am I disturbing you? — not at all ou not in the least!

elle finissait son café sans du tout se soucier de notre présence she was finishing her coffee without paying any attention to us at all ou whatsoever

————————

en tout locution adverbiale

1. [au total] in total, in all

cela fait 95 euros en tout that comes to 95 euros in all ou in total

2. [exactement] exactly, entirely

la copie est conforme en tout à l'original the copy matches the original exactly

en tout et pour tout locution adverbiale

(all) in all

en tout et pour tout, nous avons dépensé 300 euros all in all, we've spent 300 euros

tout à coup locution adverbiale

all of a sudden, suddenly

tout à fait locution adverbiale

1. [complètement] quite, fully, absolutely

en es-tu tout à fait conscient? are you fully aware of it?

je vous comprends tout à fait I understand you perfectly well

ce n'est pas tout à fait exact it's not quite correct

n'ai-je pas raison? — tout à fait! am I right? — absolutely!

2. [exactement] exactly

c'est tout à fait ce que je cherche/le même it's exactly what I've been looking for/the same

3. [oui] certainly

vous faites les retouches? — tout à fait do you do alterations? — certainly (we do)

————————

tout de même locution adverbiale

1. [malgré tout] all the same, even so

j'irai tout de même all the same, I'll still go

2. [en intensif]

tout de même, tu exagères! steady on!, that's a bit much!

————————

tout de suite locution adverbiale

1. [dans le temps] straight away, right away, at once

apporte du pain — tout de suite! bring some bread — right away!

2. [dans l'espace] immediately

tournez à gauche tout de suite après le pont turn left immediately after the bridge

————————

tout... que locution conjonctive

tout directeur qu'il est ou qu'il soit,... he may well be the boss,...

Dictionnaire Français-Anglais > tout

20 halten

n; -s, kein Pl.: zum Halten bringen stop, bring to a halt ( oder stop); Halten verboten! no stopping; da gab es kein Halten mehr there was no holding them etc. (back)

* * *

das Halten

(Besitzen) keeping;

(Festhalten) holding

* * *
hạl|ten ['haltn] pret hielt [hiːlt] ptp geha\#lten [gə'haltn]
1. TRANSITIVES VERB

1) = festhalten to hold

jdm etw halten — to hold sth for sb

jdm den Mantel halten — to hold sb's coat (for him/her)

kannst du mir bitte die Leiter halten? — could you please hold the ladder for me?

den Kopf/Bauch halten — to hold one's head/stomach

2)

= in eine bestimmte Position bringen etw gegen das Licht halten — to hold sth up to the light

den Arm in die Höhe halten — to hold one's arm up

einen Fuß/einen Zeh ins Wasser halten — to put a foot/a toe in the water

3)

= tragen die drei Pfeiler halten die Brücke — the three piers support the bridge

meinst du, der kleine Nagel hält das schwere Ölbild? — do you think this small nail will take the weight of the heavy oil painting?

nur zwei morsche Bretter hielten den Balkon noch — there were only two rotten boards holding the balcony up

zwei Schlaufen halten den Vorhang an der Seite — two loops hold back the curtain

4) = zurückhalten, aufhalten to hold; (SPORT) to save

die Wärme/Feuchtigkeit halten — to retain heat/moisture

er kann den Urin or das Wasser nicht halten — he's incontinent

einen Elfmeter or Strafstoß halten — to save a penalty

das ist ein toller Torwart, der hält jeden Ball! — he's a great goalkeeper, he makes great saves!

ich konnte ihn/es gerade noch halten — I just managed to grab hold of him/it

haltet den Dieb! — stop thief!

sie ist nicht zu halten (fig) — there's no holding her back

es hält mich hier nichts mehr — there's nothing to keep me here any more

es hält dich niemand — nobody's stopping you

5) = behalten Festung, Rekord to hold; Position to hold (on to)

den Schnabel or Mund halten (inf) — to keep one's mouth shut (inf)

6) = unterhalten, besitzen Chauffeur, Lehrer to employ; Haustier to keep; Auto to run

eine Geliebte halten — to keep a mistress

eine Perserkatze/einen Hausfreund halten — to have a Persian cat/a live-in lover

wir können uns kein Auto halten —

(sich dat) eine Zeitung/Zeitschrift halten — to get a paper/magazine

7) = einhalten, erfüllen to keep

ein Versprechen halten — to keep a promise

man muss halten, was man verspricht — a promise is a promise

der Film hält nicht, was er/der Titel verspricht — the film doesn't live up to expectations/its title

8) = beibehalten, aufrechterhalten Niveau to keep up, to maintain; Tempo, Disziplin, Temperatur to maintain; Kurs to keep to, to hold

Ruhe halten — to keep quiet

die Balance or das Gleichgewicht halten — to keep one's balance

den Ton halten — to stay in tune or in key

die These lässt sich nicht länger halten or ist nicht länger zu halten — this hypothesis is no longer tenable

Kontakt halten — to keep in touch

(mit jdm) Verbindung halten — to keep in touch( with sb)

Abstand halten! — keep your distance!

etw sauber halten — to keep sth clean

das Essen warm halten — to keep the food warm

viel Sport hält jung/schlank — doing a lot of sport keeps you young/slim

er hält sein Haus immer tadellos — he keeps his house immaculate

halten Sie die Erklärungen einfach — keep the explanations simple

wenn es neblig ist, sollten Sie den Abstand immer so groß wie möglich halten — if it's foggy you should always stay as far as possible from the car in front

ein Land besetzt halten — to keep a country under occupation

9) = behandeln to treat

die Gefangenen werden in diesen Gefängnissen wie Tiere gehalten — the prisoners are treated like animals in these prisons

er hält seine Kinder sehr streng — he's very strict with his children

10)

= handhaben, verfahren mit das kannst du (so) halten, wie du willst — that's entirely up to you

wie halten Sie es mit Ihrer Steuererklärung? — how do you deal with your tax return?

wie hältst dus mit der Religion? — what's your attitude toward(s) religion?

wir halten es mit den Abrechnungen anders — we deal with invoices in a different way

er hält es nicht so sehr mit der Sauberkeit — he's not over-concerned about cleanliness

es mehr or lieber mit jdm/etw halten — to prefer sb/sth

11)

= gestalten ein in Brauntönen gehaltener Raum — a room done in different shades of brown

sie beschloss das Zimmer in Grün zu halten — she decided to do the room in green

das Kleid ist in dunklen Tönen gehalten — it is a dark-coloured (Brit) or dark-colored (US) dress

das Mobiliar ist in einem hellen Holz gehalten — the furniture is made of a light wood

12) = veranstalten, abhalten Fest, Pressekonferenz to give; Rede to make; Gottesdienst, Zwiesprache to hold; Wache to keep

Selbstgespräche halten — to talk to oneself

Unterricht halten — to teach

Mittagsschlaf halten — to have an afternoon nap

Winterschlaf halten — to hibernate

13) = einschätzen, denkendiams; jdn/etw für etw halten to think sb/sth sth

ich habe das Bild für ein Original gehalten — I thought the picture was an original

etw für angebracht/schön halten — to think or consider sth appropriate/beautiful

jdn für ehrlich halten — to think or consider sb honest

ich habe ihn ( irrtümlich) für seinen Bruder gehalten — I (mis)took him for his brother

wofür halten Sie mich? — what do you take me for?

das halte ich nicht für möglich — I don't think that is possible

ich halte es für Unsinn, alles noch einmal abzuschreiben — I think it's silly to copy everything out againdiams; etw von jdm/etw halten to think sth of sb/sth

nicht viel von jdm/etw halten — not to think much of sb/sth

nicht viel vom Beten/Sparen halten — not to be a great one for praying/saving (inf)

ich halte nichts davon, das zu tun — I'm not in favour (Brit) or favor (US) of (doing) thatdiams; etwas/viel auf etw (acc) halten to consider sth important/very important

er hält etwas auf gute Manieren — he considers good manners important

der Chef hält viel auf Pünktlichkeit — the boss attaches a lot of importance to punctuality

14)

See:

→ gehalten

2. INTRANSITIVES VERB

1) = festhalten to hold; (= haften bleiben) to stick; (SPORT) to make a save

kannst du mal einen Moment halten? — can you just hold that (for) a moment?

unser Tormann hat heute wieder großartig gehalten — our goalkeeper made some good saves again today

kann der denn ( gut) halten? — is he a good goalkeeper?

2) = bestehen bleiben, haltbar sein to last; (Konserven) to keep; (Wetter) to last, to hold; (Frisur, COMM Preise) to hold; (Stoff) to be hard-wearing

der Waffenstillstand hält nun schon drei Wochen — the truce has now held for three weeks

Rosen halten länger, wenn man ein Aspirin ins Wasser tut — roses last longer if you put an aspirin in the water

dieser Stoff hält lange — this material is hard-wearing

3) = stehen bleiben, anhalten to stop

zum Halten bringen — to bring to a standstill

halten lassen (Mil) — to call a halt

halt mal, stop! (hum) — hang on (inf) or hold on a minute!

4) andere Redewendungendiams; auf etw (acc) halten (= zielen) to aim at sth; (= steuern) to head for sth; (= Wert legen auf) to attach importance to sth

sehr auf etw halten — to attach great importance to sth

ich musste an mich halten, um nicht in schallendes Gelächter auszubrechen — I had to control myself so as not to burst into fits of laughter

3. REFLEXIVES VERB

1) diams; sich halten= sich festhalten to hold on (
an +dat to)
er konnte sich gerade noch an dem Griff halten, als der Zug mit einem scharfen Ruck anfuhr — he just managed to grab hold of the strap when the train suddenly jolted forward

sie konnte sich auf dem glatten Abhang nicht halten — she couldn't keep her footing on the slippery slope

er konnte sich auf dem wilden Mustang nur drei Sekunden halten — he could only stay on the wild mustang three seconds

2) = eine bestimmte Körperhaltung haben to carry or hold oneself

er hält sich sehr aufrecht — he holds or carries himself very erect

sich ( im Gleichgewicht) halten — to keep one's balance

sich auf den Beinen halten — to stay on one's feet

sich ( nach) links halten — to keep (to the) left

sich nach Westen halten — to keep going westwards

der Autofahrer hielt sich ganz rechts — the driver kept to the right

ich halte mich an die alte Methode — I'll stick to or with the old method

sich an ein Versprechen halten — to keep a promise

sich an die Tatsachen/den Text halten — to keep or stick to the facts/text

3) = sich nicht verändern Lebensmittel, Blumen to keep; (Wetter) to last, to hold; (Geruch, Rauch) to linger; (Preise) to hold; (Brauch, Sitte) to continue

der Geruch von Knoblauch hält sich ewig — the smell of garlic lingers for ages (inf)

4) = seine Position behaupten to hold on; (in Kampf) to hold out

er hat sich in der Spitzenposition gehalten — he held on to the lead

er hat sich im erbarmungslosen Wettbewerb prächtig gehalten — he held on amazingly in the cut-throat competition

das Geschäft kann sich in dieser Straße nicht halten — the shop can't continue to stay open in this streetdiams; sich gut halten (in Prüfung, Spiel etc) to do well

er hat sich ziemlich gut gehalten (körperlich) — he is quite well-preserved

sie hat sich in der schweren Prüfung unerwartet gut gehalten — she did unexpectedly well in the difficult exam

5) = sich beherrschen to control oneself

sich nicht halten können — to be unable to control oneself

6)

andere Wendungendiams; sich halten an (+acc) ich halte mich lieber an den Wein — I'd rather keep or stick to wine

er hält sich für einen Spezialisten/für besonders klug — he thinks he's a specialist/very clever

* * *

1) (to (cause to) stop walking, marching, running etc: The driver halted the train; The train halted at the signals.) halt

2) (to give: He delivered a long speech.) deliver

3) ((of a car etc) to stop: We drew up outside their house.) draw up

4) (to have in one's hand(s) or between one's hands: He was holding a knife; Hold that dish with both hands; He held the little boy's hand; He held the mouse by its tail.) hold

5) (to have in a part, or between parts, of the body, or between parts of a tool etc: He held the pencil in his teeth; She was holding a pile of books in her arms; Hold the stamp with tweezers.) hold

6) (to support or keep from moving, running away, falling etc: What holds that shelf up?; He held the door closed by leaning against it; Hold your hands above your head; Hold his arms so that he can't struggle.) hold

7) (to remain in position, fixed etc when under strain: I've tied the two pieces of string together, but I'm not sure the knot will hold; Will the anchor hold in a storm?) hold

8) (to keep (oneself), or to be, in a particular state or condition: We'll hold ourselves in readiness in case you send for us; She holds herself very erect.) hold

9) (to look after or care for: She keeps the garden beautifully; I think they keep hens.) keep

10) (to act in the way demanded by: She kept her promise.) keep

11) (to stand up to use: This material doesn't wear very well.) wear

12) (having the body in a state of tension and readiness to act: The animal was poised ready to leap.) poised

13) (to suppose or think (that something is the case): Do you take me for an idiot?) take

* * *

hal·ten

[ˈhaltn̩]

I. TRANSITIVES VERB

1.

<hielt, gehalten>

(festhalten)

▪ [jdm] jdn/etw \halten to hold sb/sth [for sb]

du musst das Seil ganz fest \halten you must keep a tight grip on the rope

hältst du bitte kurz meine Tasche? would you please hold my bag for a moment?

jdn/etw im Arm \halten to hold sb/sth in one's arms

jdn an [o bei] der Hand \halten to hold sb's hand [or sb by the hand]

jdm den Mantel \halten to hold sb's coat [for him/her]

2.

<hielt, gehalten>

(aufhalten)

▪ jdn \halten to stop sb

haltet den Dieb! stop the thief!

es hält dich niemand nobody's stopping you

wenn sie etwas von Sahnetorte hört, ist sie nicht mehr zu \halten if she hears cream gateau mentioned there's no holding her!

3.

<hielt, gehalten>

(zurückhalten)

▪ jdn \halten to keep sb

warum bleibst du noch bei dieser Firma, was hält dich noch da? why do you stay with the firm, what's keeping you there?

mich hält hier nichts [mehr] there's nothing to keep me here [any more]

4.

<hielt, gehalten>

(in eine bestimmte Position bringen)

▪ etw irgendwohin/irgendwie \halten to put sth somewhere/in a certain position

er hielt die Hand in die Höhe he put his hand up

die Hand vor den Mund \halten to put one's hand in front of one's mouth

etw gegen das Licht \halten to hold sth up to the light

die Hand ins Wasser \halten to put one's hand into the water

5.

<hielt, gehalten>

(befestigen)

▪ etw \halten to hold sth

nur wenige Pfeiler \halten die alte Brücke just a few pillars support the old bridge

ihre Haare wurden von einer Schleife nach hinten ge\halten her hair was held back by a ribbon

das Regal wird von zwei Haken ge\halten the shelf is held up by two hooks

6.

<hielt, gehalten>

(in sich behalten)

▪ etw \halten to hold sth

ich konnte die Tränen nicht \halten I couldn't hold back my tears

das Ventil konnte den Überdruck nicht mehr \halten the valve could no longer contain the excess pressure

er konnte das Wasser nicht mehr \halten he couldn't hold his water

Wärme/Feuchtigkeit \halten to retain heat/moisture

7.

<hielt, gehalten>

SPORT

einen Ball \halten to stop a ball

der Tormann konnte den Ball nicht \halten the goalkeeper couldn't stop the ball

einen Elfmeter \halten to save a penalty

8.

<hielt, gehalten>

(beschäftigen)

▪ sich dat jdn \halten to employ [or have] sb

sich dat eine Putzfrau \halten to have a woman to come in and clean

sie hält sich einen Chauffeur she employs a chauffeur; (fig)

er hält sich eine Geliebte he has a mistress

9.

<hielt, gehalten>

(besitzen)

▪ [sich dat] etw \halten to keep sth

er hält sich ein Privatflugzeug, eine Segeljacht und ein Rennpferd he keeps a private aircraft, a yacht and a racehorse

ein Auto \halten to run a car

wir können uns kein Auto \halten we can't afford a car

Hühner/einen Hund \halten to keep chickens/a dog

10.

<hielt, gehalten>

(geh: abonniert haben)

eine Zeitung \halten to take a paper form

11.

<hielt, gehalten>

(behandeln)

▪ jdn irgendwie \halten to treat sb in a certain way

er hält seine Kinder sehr streng he is very strict with his children

12.

<hielt, gehalten>

(beibehalten, aufrechterhalten)

▪ etw \halten to keep sth

die Balance [o das Gleichgewicht] \halten to keep one's balance

Frieden \halten to keep the peace

die Geschwindigkeit \halten to keep up speed

mit jdm Kontakt \halten to keep in touch [or contact] with sb

den Kurs \halten to stay on course

Ordnung \halten to keep order

eine Position nicht \halten können to not be able to hold a position

einen Rekord \halten to hold a record

Ruhe \halten to keep quiet

den Takt \halten to keep time

die Temperatur \halten to maintain the temperature

den Ton \halten to stay in tune

zu jdm die Verbindung \halten to keep in touch [or contact] with sb

diese Behauptung lässt sich nicht \halten this statement is not tenable

hoffentlich kann ich den Weltrekord noch \halten hopefully I can still hold on to the world record

13.

<hielt, gehalten>

MIL (erfolgreich verteidigen)

▪ etw \halten to hold sth

die Verteidiger hielten ihre Stellungen weiterhin the defenders continued to hold their positions

eine Festung \halten to hold a fortress

14.

<hielt, gehalten>

(nicht aufgeben)

ein Geschäft \halten to keep a business going

15.

<hielt, gehalten>

(in einem Zustand erhalten)

▪ etw irgendwie \halten to keep sth in a certain condition

die Fußböden hält sie immer peinlich sauber she always keeps the floors scrupulously clean

den Abstand gleich \halten to keep the distance the same

jdn in Atem/in Bewegung/bei Laune \halten to keep sb in suspense/on the go/happy

für jdn das Essen warm \halten to keep sb's meal hot

die Getränke kalt \halten to keep the drinks chilled

jdn jung/fit \halten to keep sb young/fit

16.

<hielt, gehalten>

(gestalten)

▪ etw in etw dat \halten to do sth in sth

▪ etw ist in etw dat ge \halten sth is done in sth

das Haus war innen und außen ganz in Weiß ge\halten the house was completely white inside and out

das Wohnzimmer ist in Blau ge\halten the living room is decorated in blue

ihr Schlafzimmer ist in ganz in Kirschbaum ge\halten her bedroom is furnished entirely in cherrywood

die Rede war sehr allgemein ge\halten the speech was very general

einen Brief kurz \halten to keep a letter short

etw schlicht \halten to keep sth simple

17.

<hielt, gehalten>

(abhalten)

▪ etw \halten to give sth

er hielt eine kurze Rede he made a short speech

Diät \halten to keep to a diet

einen Gottesdienst \halten to hold a service

seinen Mittagsschlaf \halten to have an afternoon nap

eine Rede \halten to give [or make] a speech

ein Referat \halten to give [or present] a paper

Selbstgespräche \halten to talk to oneself

eine Unterrichtsstunde \halten to give a lesson

Unterricht \halten to teach

einen Vortrag \halten to give a talk

seinen Winterschlaf \halten to hibernate

Zwiesprache \halten mit jdm/etw (geh) to commune with sb form; s.a. Gericht

18.

<hielt, gehalten>

(einhalten, erfüllen)

▪ etw \halten to keep sth

der Film hält nicht, was der Titel verspricht the film doesn't live up to its title

man muss \halten, was man verspricht a promise is a promise

sein Wort/Versprechen \halten to keep one's word/a promise

19.

<hielt, gehalten>

(einschätzen)

▪ jdn/etw für jdn/etw \halten to take sb/sth for [or to be] sb/sth

ich habe ihn für seinen Bruder ge\halten I mistook him for his brother

das halte ich nicht für möglich I don't think that is possible

wofür \halten Sie mich? what do you take me for?

jdn für ehrlich/reich \halten to think sb is [or consider sb to be] honest/rich

20.

<hielt, gehalten>

(denken über)

▪ etw von jdm/etw \halten to think sth of sb/sth

ich halte nichts davon, das zu tun I don't think much of doing that

er hält nichts vom Beten/Sparen he's not a great one for praying/saving fam

ich halte es für das beste/möglich/meine Pflicht I think it best/possible/my duty

nichts/viel/wenig von jdm/etw \halten to think nothing/a lot/not think much of sb/sth

21.

<hielt, gehalten>

(wertschätzen)

etwas/viel auf jdn \halten to think quite a bit/a lot of sb

wenn man etwas auf sich hält... if you think you're somebody...; s.a. Stück

22.

▶ den Mund [o (fam) Schnabel] \halten to keep one's mouth shut, to hold one's tongue

II. INTRANSITIVES VERB

1. (festhalten) to hold

kannst du mal einen Moment \halten? can you hold that for a second?

2.

<hielt, gehalten>

(haltbar sein) to keep

wie lange hält der Fisch noch? how much longer will the fish keep?

die Schuhe sollten noch bis nächstes Jahr \halten these shoes should last till next year

3.

<hielt, gehalten>

(dauerhaft sein) to hold

der das Seil hält nicht mehr länger the rope won't hold much longer

die Tapete hält nicht the wallpaper won't stay on

diese Freundschaft hält schon lange this friendship has been lasting long

die Tür wird jetzt \halten now the door will hold

das Regal hält nicht an der Wand the shelf keeps falling off the wall

4.

<hielt, gehalten>

(stehen bleiben, anhalten) to stop

\halten Sie bitte an der Ecke! stop at the corner, please

etw zum H\halten bringen to bring sth to a stop [or standstill]

ein \haltendes Fahrzeug a stationary vehicle

5.

<hielt, gehalten>

SPORT to make a save

unser Tormann hat heute wieder großartig ge\halten our goalkeeper made some great saves today

kann Peters denn gut \halten? is Peters a good goalkeeper?

6.

<hielt, gehalten>

(zielen)

▪ [mit etw dat] auf etw akk \halten to aim at sth [with sth]

du musst mehr nach rechts \halten you must aim more to the right

7.

<hielt, gehalten>

(sich beherrschen)

▪ an sich akk \halten to control oneself

ich musste an mich \halten, um nicht zu lachen I had to force myself not to laugh

8.

<hielt, gehalten>

(Wert legen auf)

▪ auf etw akk \halten to attach importance to sth

[sehr] auf Ordnung \halten to attach [a lot of] importance to tidiness

9.

<hielt, gehalten>

(jdm beistehen)

▪ zu jdm \halten to stand [or stick] by sb

ich werde immer zu dir \halten I will always stand by you

ich halte zu Manchester United, und du? I support Manchester United, what about you?

10.

<hielt, gehalten>

(in einem Zustand erhalten)

Sport hält jung sport keeps you young

Alufolie hält frisch aluminium foil keeps things fresh

11.

<hielt, gehalten>

NAUT (Kurs nehmen)

▪ auf etw akk halten to head for sth

halte mehr nach links keep more to the left

nach Norden \halten to head north

12.

▶ halt mal,... hang [or hold] on,...

▶ halt mal, stopp! (hum) hang [or hold] on a minute!

▶ jd hält auf sich akk

du solltest ein bisschen mehr auf dich \halten (auf das Aussehen achten) you should take more [a] pride in yourself; (selbstbewusst sein) you should be more self-confident

III. REFLEXIVES VERB

1.

<hielt, gehalten>

(sich festhalten)

▪ sich akk an etw dat \halten to hold on to sth

der Kletterer rutschte aus und konnte sich nicht mehr \halten the climber slipped and lost his grip

2.

<hielt, gehalten>

(nicht verderben)

▪ sich akk \halten Lebensmittel to keep; Blumen a. to last

im Kühlschrank hält sich Milch gut drei Tage milk keeps for a good three days in the fridge

3.

<hielt, gehalten>

(jung, gesund bleiben)

sich akk gut ge \halten haben (fam) to have worn well fam

für seine 50 Jahre hat er sich gut ge\halten he has worn well for a 50-year-old

4.

<hielt, gehalten>

(sich behaupten)

sich akk gut \halten to do well, to make a good showing

halte dich tapfer be brave

5.

<hielt, gehalten>

(nicht verschwinden)

▪ sich akk \halten to last; Schnee a. to stay; Geruch, Rauch to stay, to hang around

manchmal kann der Nebel sich bis in die späten Vormittagsstunden \halten sometimes the fog can last until the late morning

6.

<hielt, gehalten>

(bei etw bleiben)

▪ sich akk an etw akk \halten to stay with sth

ich halte mich an die alte Methode I'll stick to [or stay with] the old method

ich halte mich lieber an Mineralwasser I prefer to stay with mineral water

7.

<hielt, gehalten>

(irgendwo bleiben)

sich akk auf den Beinen/im Sattel \halten to stay on one's feet/in the saddle

8.

<hielt, gehalten>

(eine Richtung beibehalten)

▪ sich akk irgendwo/nach... \halten to keep to somewhere/heading towards...

\halten Sie sich immer in Richtung Stadtmitte keep going towards the centre

sich akk rechts/links \halten to keep [to the] left/right

der Autofahrer hielt sich ganz rechts the driver kept to the right

sich akk nach Süden \halten to keep going southwards

9.

<hielt, gehalten>

(befolgen, einhalten)

▪ sich akk an etw akk \halten to keep [or stick] to sth

er hält sich immer an die Vorschriften he always sticks to the rules

der Film hat sich nicht an die Romanvorlage gehalten the film didn't keep [or stick] to the book

sich akk an die Tatsachen \halten to keep [or stick] to the facts

sich akk an ein Versprechen \halten to keep a promise

10.

<hielt, gehalten>

(sich behaupten)

▪ sich akk [mit etw dat] \halten to prevail [with sth]

trotz der hauchdünnen Mehrheit hielt sich die Regierung noch über ein Jahr despite its wafer-thin majority the government lasted [or kept going for] over a year

11.

<hielt, gehalten>

(bestehen)

▪ sich akk halten to keep going

die Firma wird sich nicht \halten können the company won't keep going [for long]

12.

<hielt, gehalten>

(eine bestimmte Körperhaltung haben)

▪ sich akk irgendwie \halten to carry [or hold] oneself in a certain manner

es ist nicht leicht, sich im Gleichgewicht zu \halten it's not easy to keep one's balance

sich akk aufrecht/gerade \halten to hold or carry oneself erect/straight

13.

<hielt, gehalten>

(einschätzen)

▪ sich akk für jdn/etw \halten to think one is sb/sth

er hält sich für besonders klug/einen Fachmann he thinks he's very clever/a specialist

14.

<hielt, gehalten>

(sich beherrschen)

sich akk nicht \halten können not to be able to control oneself

ich konnte mich nicht \halten vor Lachen bei dem Anblick I couldn't help laughing at this sight

15.

▶ sich akk an jdn \halten (sich an jdn wenden) to refer to sb, to ask sb; (jds Nähe suchen) to stick with sb

IV. UNPERSÖNLICHES INTRANSITIVES VERB

1.

<hielt, gehalten>

(handhaben)

▪ es [mit etw dat] irgendwie \halten to do sth in a certain way

wir \halten es ähnlich we do things in a similar way

es mit einer Sache so/anders \halten to handle [or deal with] sth like this/differently

wie hältst du es in diesem Jahr mit Weihnachten? what are you doing about Christmas this year?

wie hältst du's mit der Kirche? what's your attitude towards the church?

das kannst du \halten wie du willst that's completely up to you

2.

<hielt, gehalten>

(Neigung haben für)

es [mehr [o lieber]] mit jdm/etw halten to prefer sb/sth

sie hält es mehr mit ihrer Mutter she gets on better with her mother

er hält es nicht so mit der Sauberkeit he's not a great one for cleanliness

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) (auch Milit.) hold

etwas an einem Ende halten — hold one end of something

sich (Dat.) den Kopf/den Bauch halten — hold one's head/stomach

jemanden an od. bei der Hand halten — hold somebody's hand; hold somebody by the hand

die Hand vor den Mund halten — put one's hand in front of one's mouth

etwas ins Licht/gegen das Licht halten — hold something to/up to the light

2) (Ballspiele) save <shot, penalty, etc.>

3) (bewahren) keep; (beibehalten, aufrechterhalten) keep up < speed etc.>; maintain <temperature, equilibrium>

einen Ton halten — stay in tune; (lange anhalten) sustain a note

den Takt halten — keep time

Diät halten — keep to a diet

den Kurs halten — stay on course

diese Behauptung lässt sich nicht halten — this statement does not hold up

Ordnung/Frieden halten — keep order/the peace

4) (erfüllen) keep

sein Wort/ein Versprechen halten — keep one's word/a promise

5) (besitzen, beschäftigen, beziehen) keep <chickens etc.>; take <newspaper, magazine, etc.>

ein Auto halten — run a car

6) (einschätzen)

jemanden für reich/ehrlich halten — think somebody is or consider somebody to be rich/honest

ich halte es für das beste/möglich/meine Pflicht — I think it best/possible/my duty

viel/nichts/wenig von jemandem/etwas halten — think a lot/nothing/not think much of somebody/something

7) (abhalten, veranstalten) give, make < speech>; give, hold < lecture>

Unterricht halten — give lessons; teach

seinen Mittagsschlaf halten — have one's or an afternoon nap

8) (Halt geben) hold up, support < bridge etc.>; hold back <curtain, hair>; fasten < dress>

9) (zurückhalten) keep

ihn hält hier nichts — there's nothing to keep him here

es hält dich niemand — nobody's stopping you

10) (bei sich behalten)

das Wasser halten — hold one's water

11) (nicht aufgeben)

ein Geschäft usw. halten — keep a business etc. going

12) (behandeln) treat

jemanden streng halten — be strict with somebody

13) (vorziehen)

es mehr od. lieber mit jemandem/etwas halten — prefer somebody/something

14) (verfahren)

es mit einer Sache so/anders halten — deal with or handle something like this/differently

15) (gestalten)

das Badezimmer ist in Grün gehalten — the bathroom is decorated in green

die Rede war sehr allgemein gehalten — the speech was very general
2.
unregelmäßiges intransitives Verb

1) (stehen bleiben) stop

2) (unverändert, an seinem Platz bleiben) last

der Nagel/das Seil hält nicht mehr länger — the nail/rope won't hold much longer

diese Freundschaft hält nicht [lange] — (fig.) this friendship won't last [long]

3) (Sport) save

er hat gut gehalten — he made some good saves

4) (beistehen)

zu jemandem halten — stand or stick by somebody

5) (zielen) aim (auf + Akk. at)

6) (Seemannsspr.) head

auf etwas (Akk.) halten — head for or towards something

7) (sich beherrschen)

an sich (Akk.) halten — control oneself

8) (achten)

auf Ordnung halten — attach importance to tidiness
3.
unregelmäßiges reflexives Verb

1) (sich durchsetzen, behaupten)

wir werden uns nicht länger halten können — we won't be able to hold out much longer

das Geschäft wird sich nicht halten können — the shop won't keep going [for long]

2) (sich bewähren)

sich gut halten — do well; make a good showing

halte dich tapfer — be brave

3) (unverändert bleiben) <weather, flowers, etc.> last; <milk, meat, etc.> keep

4) (Körperhaltung haben)

sich schlecht/gerade/aufrecht halten — hold or carry oneself badly/straight/erect

5) (bleiben)

sich auf den Beinen/im Sattel halten — stay on one's feet/in the saddle

6) (gehen, bleiben)

sich links/rechts halten — keep [to the] left/right

sich an jemandes Seite (Dat.) /hinter jemandem halten — stay or keep next to/behind somebody

7) (befolgen)

sich an etwas (Akk.) halten — keep to or follow something

8) (sich wenden)

sich an jemanden halten — ask somebody

9) (ugs.): (jung, gesund bleiben)

sie hat sich gut gehalten — she is well preserved for her age (coll.)

* * *

halten; hält, hielt, gehalten

A. v/t

1. (festhalten) hold;

jemanden an oder

bei der Hand halten hold sb’s hand;

in der Hand/im Arm halten hold in one’s hand/in one’s arms;

jemandem den Mantel halten (damit er die Hände frei hat) hold sb’s coat; (ihm hineinhelfen) hold sb’s coat, help sb on with their coat;

sie hielt sich den Bauch (vor Schmerzen) she was holding her stomach (in pain); → Daumen

2. (stützen) hold (up), support;

das Bild wird von zwei Nägeln gehalten the picture is held up by two nails;

das Seil hat nicht viel zu halten (wird wenig belastet) there isn’t very much weight on the rope

3. in einer Lage: hold;

ans Licht halten hold to the light;

den Kopf gesenkt halten keep one’s head down; → auch hochhalten;

die Hand ins/unters Wasser halten put one’s hand in the water/hold one’s hand under the tap (US auch faucet);

sich (dat)

beim Gähnen die Hand vor den Mund halten put one’s hand in front of one’s mouth when yawning;

er hielt sich das Buch dicht vors Gesicht he was holding the book right in front of his face

4. in einem Zustand: keep;

frisch/warm halten keep fresh/warm;

besetzt/verschlossen halten keep occupied/locked;

in Gang halten keep sth going;

in Ordnung halten keep in order;

auf Lager halten (keep in) stock; → gefangen etc, gehalten B 3

5. (enthalten, fassen) hold, contain;

das Fass hält 20 Liter the barrel holds 20 litres (US -ers)

6. (zurückhalten, behalten) keep, hold; (Festung, Stellung, Rekord, Titel) hold; (aufhalten) stop; SPORT (Schuss) hold, stop, save;

das Haus hält die Wärme gut/schlecht the house retains the heat/lets the heat out;

das Wasser nicht halten können be incontinent, not be able to hold one’s water ( oder control one’s bladder);

den Ball in den eigenen Reihen halten hold onto the ball, keep possession (of the ball);

seinen Vorsprung halten können retain one’s lead;

er ließ sich nicht halten oder

er war nicht zu halten there was no stopping ( oder holding) him, you couldn’t hold him back;

was hält mich hier noch? what is there to keep me here?;

haltet den Dieb! stop thief!; → Klappe, Mund etc

7. (Geschwindigkeit, Kurs, Niveau, Preise etc) hold, maintain; (Richtung) continue in, keep going in; MUS (Ton) lange: hold; (nicht abweichen) keep to;

Ordnung halten keep order;

Kontakt halten keep in contact (

mit oder

zu with);

haltet jetzt bitte Ruhe/Frieden umg keep quiet now, please/no more arguing, please;

diese Theorie lässt sich nicht halten this theory is untenable

8. (Versprechen, sein Wort etc) keep;

was ich verspreche, halte ich auch my word is my bond;

das Buch hält (nicht), was es verspricht the book doesn’t live up to its promises

9. (

sich [dat]) jemanden/etwas

halten (Haustiere, Personal, Wagen) keep; (Zeitung) take;

sie hält sich einen Chauffeur/Liebhaber she keeps a chauffeur/lover

10. (behandeln) (Person, Tier, Pflanze, Sache) treat;

die Kinder knapp/streng halten not give the children much money/be strict with the children

11. (Sitzung, Versammlung etc) hold; (Hochzeit, Messe) auch celebrate; (Mahlzeit, Schläfchen etc) have, take; (Rede, Vortrag etc) give;

Winterschlaf halten hibernate

12.

halten für consider (to be), think sb/sth is; irrtümlich: (mis)take for;

sie hält ihn für den Besitzer meist she thinks he’s the owner;

ich halte es für richtig, dass er absagt I think he’s right to refuse, I think it’s right that he should refuse;

tu, was du für richtig hältst do what you think is right;

ich hielte es für gut, wenn wir gingen I think we should go, I think it would be a good idea if we went;

für wie alt hältst du ihn? how old do ( oder would) you think he is?;

wofür halten Sie mich/sich (eigentlich)? who do you think I am/you are?

13.

halten von think of;

viel/wenig halten von think highly ( stärker: the world)/not think much of;

was hältst du von …? what do you think of …?; auffordernd: how about …?;

was hältst du davon? what do you think (of it)?;

ich halte nicht viel davon I don’t think much of it; von Idee, Gemälde etc: auch I’m not keen on it;

er hält eine ganze Menge von dir umg he thinks you’re great, he holds you in high estimation;

sie hält nichts vom Sparen she doesn’t believe in saving

14. unpers:

wie hältst du es mit …? what do you usually do about …?; (was denkst du über …?) what do you think of ( oder about) …?;

so haben wir es immer gehalten we’ve always done it that way;

das kannst du halten, wie du willst please (besonders US suit) yourself;

ich halte es mit meinem Lehrer, der immer sagte … I go by what my teacher always used to say …; → gehalten

B. v/i

1. (fest sein) Knoten, Schnur, Schraube etc: hold; Eis: be (frozen) solid enough to walk on; Brücke: stand the weight of sth/sb; (kleben bleiben) stick

2. (Bestand haben) last; Lebensmittel etc: keep; Wetter: hold

3. (haltmachen) stop; Fahrzeug: auch draw up, pull up;

der Zug hält hier zehn Minuten the train stops here for ten minutes;

hält der Bus am Schlossplatz? does the bus stop at the Schlossplatz?;

er ließ halten he called a halt; → halt A

4. SPORT, Torwart etc: save;

sie hält gut she’s good in goal, she’s a good goalkeeper

5. in Zustand:

das hält gesund/jung! it keeps you healthy/young

6. Richtung, mit Waffe: aim (

auf +akk at); Schiff etc: head (

nach for;

nach Norden etc north etc)

7.

an sich (akk)

halten control o.s.;

ich musste an mich halten, um nicht zu (+inf) it took great self-control not to (+inf), I could hardly stop ( oder keep) myself (from) (+ger)

8.

zu jemandem halten stand by sb; Partei nehmend: side with sb

C. v/t & v/i

1.

(viel/wenig) halten auf (+akk) (achten auf) pay (a lot of/little) attention to; (Wert legen auf) set (great/little) store by;

wir halten nicht sehr auf Formen we don’t stand on ceremony

2.

etwas/viel auf sich (akk)

halten take pride/a lot of pride in o.s.; äußerlich: be particular/very particular about one’s appearance; gesundheitlich: look after/take great care of one’s health;

jeder/kein Handwerker, der (etwas) auf sich hält any/no self-respecting craftsman

D. v/r

1. Lebensmittel etc: keep; Schuhe etc: last; Wetter: hold; Preis, Kurs etc: hold; Geschäft, Mode, Restaurant etc: last;

sich gut halten Lebensmittel etc: keep well;

sie hat sich gut gehalten (ist wenig gealtert) she looks good for her age, she’s well preserved

2. (bleiben) fit, warm etc: keep, stay;

sich in Form halten keep in form; körperlich: auch keep fit;

sich bereit halten be ready; Truppen etc: be on standby;

sich verborgen oder

versteckt halten remain hidden ( oder in hiding)

3. (standhalten) hold out;

sich gut oder

wacker halten hold one’s own (

gegen against), do well;

sich halten als maintain one’s position as;

sich auf einem Posten halten (können) last

4.

sich halten an (+akk) keep to, stick to; an Vorschriften etc: comply with;

sich an jemanden halten (sich verlassen auf) rely on sb; wegen Schadenersatz: hold sb liable;

sich an das Gesetz halten comply with ( oder abide by) the law;

der Film hält sich eng an die Vorlage the film keeps very close to the original; möchten Sie einen Sherry? - nein,

ich halte mich lieber an alkoholfreie Getränke I’d rather stick to ( oder with) something non-alcoholic;

heute werde ich mich mal an den Tee halten I’m going to stick to tea today

5. Haltung, Lage, Richtung:

sich links/rechts halten keep to the left/right;

sich südlich halten keep on south, keep going in a southerly direction;

sich sehr gerade oder

aufrecht halten hold o.s. very straight ( oder erect);

sich kaum noch auf den Beinen halten können hardly be able to stand;

sich oft abseits halten often keep (o.s.) to o.s.;

halt dich immer dicht hinter mir keep very close behind me

6. (beherrschen):

sich nicht oder

kaum mehr halten können not be able to contain o.s.;

sich nicht oder

kaum mehr halten können vor Freude/Zorn etc be so happy/angry etc that one can no longer contain o.s.;

sich (vor Lachen) nicht mehr halten können umg not be able to keep a straight face, not be able to stop o.s. ( oder keep from) laughing

7.

sich halten für think o.s. sth, consider ( oder hold geh) o.s. to be sth.;

sie hält sich mal wieder für besonders schlau she thinks she’s been terribly clever again; → auch A 12, bereithalten

* * *
1.
unregelmäßiges transitives Verb

1) (auch Milit.) hold

etwas an einem Ende halten — hold one end of something

sich (Dat.) den Kopf/den Bauch halten — hold one's head/stomach

jemanden an od. bei der Hand halten — hold somebody's hand; hold somebody by the hand

die Hand vor den Mund halten — put one's hand in front of one's mouth

etwas ins Licht/gegen das Licht halten — hold something to/up to the light

2) (Ballspiele) save <shot, penalty, etc.>

3) (bewahren) keep; (beibehalten, aufrechterhalten) keep up <speed etc.>; maintain <temperature, equilibrium>

einen Ton halten — stay in tune; (lange anhalten) sustain a note

den Takt halten — keep time

Diät halten — keep to a diet

den Kurs halten — stay on course

diese Behauptung lässt sich nicht halten — this statement does not hold up

Ordnung/Frieden halten — keep order/the peace

4) (erfüllen) keep

sein Wort/ein Versprechen halten — keep one's word/a promise

5) (besitzen, beschäftigen, beziehen) keep <chickens etc.>; take <newspaper, magazine, etc.>

ein Auto halten — run a car

6) (einschätzen)

jemanden für reich/ehrlich halten — think somebody is or consider somebody to be rich/honest

ich halte es für das beste/möglich/meine Pflicht — I think it best/possible/my duty

viel/nichts/wenig von jemandem/etwas halten — think a lot/nothing/not think much of somebody/something

7) (abhalten, veranstalten) give, make < speech>; give, hold < lecture>

Unterricht halten — give lessons; teach

seinen Mittagsschlaf halten — have one's or an afternoon nap

8) (Halt geben) hold up, support <bridge etc.>; hold back <curtain, hair>; fasten < dress>

9) (zurückhalten) keep

ihn hält hier nichts — there's nothing to keep him here

es hält dich niemand — nobody's stopping you

10) (bei sich behalten)

das Wasser halten — hold one's water

11) (nicht aufgeben)

ein Geschäft usw. halten — keep a business etc. going

12) (behandeln) treat

jemanden streng halten — be strict with somebody

13) (vorziehen)

es mehr od. lieber mit jemandem/etwas halten — prefer somebody/something

14) (verfahren)

es mit einer Sache so/anders halten — deal with or handle something like this/differently

15) (gestalten)

das Badezimmer ist in Grün gehalten — the bathroom is decorated in green

die Rede war sehr allgemein gehalten — the speech was very general
2.
unregelmäßiges intransitives Verb

1) (stehen bleiben) stop

2) (unverändert, an seinem Platz bleiben) last

der Nagel/das Seil hält nicht mehr länger — the nail/rope won't hold much longer

diese Freundschaft hält nicht [lange] — (fig.) this friendship won't last [long]

3) (Sport) save

er hat gut gehalten — he made some good saves

4) (beistehen)

zu jemandem halten — stand or stick by somebody

5) (zielen) aim (auf + Akk. at)

6) (Seemannsspr.) head

auf etwas (Akk.) halten — head for or towards something

7) (sich beherrschen)

an sich (Akk.) halten — control oneself

8) (achten)

auf Ordnung halten — attach importance to tidiness
3.
unregelmäßiges reflexives Verb

1) (sich durchsetzen, behaupten)

wir werden uns nicht länger halten können — we won't be able to hold out much longer

das Geschäft wird sich nicht halten können — the shop won't keep going [for long]

2) (sich bewähren)

sich gut halten — do well; make a good showing

halte dich tapfer — be brave

3) (unverändert bleiben) <weather, flowers, etc.> last; <milk, meat, etc.> keep

4) (Körperhaltung haben)

sich schlecht/gerade/aufrecht halten — hold or carry oneself badly/straight/erect

5) (bleiben)

sich auf den Beinen/im Sattel halten — stay on one's feet/in the saddle

6) (gehen, bleiben)

sich links/rechts halten — keep [to the] left/right

sich an jemandes Seite (Dat.) /hinter jemandem halten — stay or keep next to/behind somebody

7) (befolgen)

sich an etwas (Akk.) halten — keep to or follow something

8) (sich wenden)

sich an jemanden halten — ask somebody

9) (ugs.): (jung, gesund bleiben)

sie hat sich gut gehalten — she is well preserved for her age (coll.)

* * *

v.

(§ p.,pp.: hielt, gehalten)

= to bear v.

(§ p.,p.p.: bore, borne)

to clamp v.

to halt v.

to hold v.

(§ p.,p.p.: held)

to keep v.

(§ p.,p.p.: kept)

to retain v.

to uphold v.

(§ p.,p.p.: upheld)

Deutsch-Englisch Wörterbuch > halten

Страницы

Следующая →

1

2

3

4

5

6

7

См. также в других словарях:

take time — ◇ People say that something takes some/no (etc.) time to describe how much time is needed for something to happen or be done. You have to be patient. Things like this take time. [=things like this cannot be done quickly] It may take some time for … Useful english dictionary

take time — ► to need a lot of time: »It s going to take time to get this department running smoothly again. Main Entry: ↑take … Financial and business terms

take some lot of doing — take some/a lot of ˈdoing idiom (informal) to need a lot of effort or time; to be very difficult to do Main entry: ↑takeidiom … Useful english dictionary

take care of someone — take care of (someone/something) 1. to be responsible for someone or something. Our parents spent a lot of time taking care of us when we were young. My mother in law fell and could not take care of herself anymore. My wife takes care of paying… … New idioms dictionary

take care of something — take care of (someone/something) 1. to be responsible for someone or something. Our parents spent a lot of time taking care of us when we were young. My mother in law fell and could not take care of herself anymore. My wife takes care of paying… … New idioms dictionary

take care of — (someone/something) 1. to be responsible for someone or something. Our parents spent a lot of time taking care of us when we were young. My mother in law fell and could not take care of herself anymore. My wife takes care of paying the bills. 2.… … New idioms dictionary

take — take1 W1S1 [teık] v past tense took [tuk] past participle taken [ˈteıkən] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(action)¦ 2¦(move)¦ 3¦(remove)¦ 4¦(time/money/effort etc)¦ 5¦(accept)¦ 6¦(hold something)¦ 7¦(travel)¦ 8 … Dictionary of contemporary English

take — take1 [ teık ] (past tense took [ tuk ] ; past participle tak|en [ teıkən ] ) verb *** ▸ 1 move something/someone ▸ 2 cause someone/something to move ▸ 3 perform action ▸ 4 need something ▸ 5 accept ▸ 6 win prize/election ▸ 7 reach out and get ▸… … Usage of the words and phrases in modern English

take — I [[t]te͟ɪk[/t]] USED WITH NOUNS DESCRIBING ACTIONS ♦ takes, taking, took, taken (Take is used in combination with a wide range of nouns, where the meaning of the combination is mostly given by the noun. Many of these combinations are common… … English dictionary

time — [[t]ta͟ɪm[/t]] ♦ times, timing, timed 1) N UNCOUNT Time is what we measure in minutes, hours, days, and years. ...a two week period of time... Time passed, and still Ma did not appear... As time went on the visits got more and more regular... The … English dictionary

time — time1 W1S1 [taım] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(minutes/hours etc)¦ 2¦(on a clock)¦ 3¦(occasion)¦ 4¦(point when something happens)¦ 5¦(period of time)¦ 6¦(available time)¦ 7 all the time 8 most of the time 9 half the time 10 at tim … Dictionary of contemporary English

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на английский

take up a lot of time

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на английский

take up a lot of time

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: